Op 1 april begint profligavoorzitter Jean-Marie Philips aan zijn job als secretaris-generaal van de voetbalbond.

Zijn plannen zijn hier en daar revolutionair.

Twee opmerkingen vooraf : vanaf 1 april loopt Jean-Marie Philips in feite maar stage naast uittredend secretaris-generaal Jean-Paul Houben, zijn eigenlijke ambtstermijn begint pas op 1 september. En twee : zoals de zaken er nu voorstaan, gaat hij van start als secretaris-generaal ; dat die job wordt geherdefinieerd als chief executive officer moet nog worden gestemd. Maar dat belet de huidige directeur-voorzitter van de liga beroepsvoetbal niet om al op diverse vlakken duidelijke lijnen te trekken.

1. Administratieve aanpak

Jean-Marie Philips : “Ik wil een versnelling en een versoepeling van de diensten voor de clubs. Als je om vijf uur of later belt om een inlichting, kan niemand nog antwoorden. Onlangs ben ik erin geslaagd op 31 januari, de laatste dag van de wintermercato, twee bedienden tot middernacht op de bond te houden om faxen af te handelen. Niet dat we in ploegen moeten werken, maar een bredere dienstverlenging, ook op zaterdagmorgen, moet kunnen, mits compensaties, niet noodzakelijk financieel. Hier binnen de liga blijft geen enkele brief langer dan 48 uur onbeantwoord. Op de bond duurt het soms langer, dat stoort me.”

2. Juridische aanpak

Philips : “Eigenaardig vind ik dat er zolang moet worden gewacht op bestraffing van een aantal feiten. Ik zal voorstellen dat voor een feit dat in het weekend gebeurt, de woensdag erna al een sanctie wordt voorgesteld. Mits wat organisatie moet dat kunnen. Je moet beroep toelaten, maar een definitieve beslissing moet ten laatste tien dagen na het incident vallen. In een normale rechtbank zetelen drie personen, waarom hier geen drie kamers van drie mensen installeren in plaats van één comité van negen of tien man ? Zo kun je vlugger werken. Ook op basis van televisiebeelden, mensen genoeg die ze kunnen bekijken, of op basis van uitlatingen in andere media. Beslissingen bekritiseren moet kunnen, cafépraat maakt deel uit van het voetbal, maar ethiek of eerbaarheid van mensen in vraag stellen niet. Zeggen : die scheidsrechter mag niet meer komen, want hij werkt bij Ford Genk en dat is een sponsor van KRC Genk, is uiten van verdachtmakingen en daar heb ik het moeilijk mee. Als we aan het publiek eisen stellen, moet dat ook bij voetbalmensen – van eretribune tot speler.”

3.Financiële aanpak

Philips : “Op die toestand heb ik vandaag geen duidelijk zicht. Zoals ieder lid van het uitvoerend comité krijgen we om de veertien dagen een tabel met cijfers, maar voor iemand die niet vertrouwd is met boekhouding is het moeilijk om daar wat uit op te maken. Ik wil voor elk departement een post in- en uitgaven. Als er problemen zijn – en die zijn er, anders zou Germain Landsheere daar niet op wijzen -, moet je dat probleem identificeren. Ik heb nu slechts een eindresultaat, ik weet het niet. Het personeel is ongerust, ik wil het probleem identificeren en daarna ageren. Wij horen altijd zeggen dat onze nationale jeugdploegen ‘op toernooi zijn’, het hele jaar door. Is dat nodig, wat kost dat en is dat rendabel ? Moeten ze toernooien in Istanbul of Bratislava spelen in het kader van hun opleiding ? Wat de uitbating van het sportcentrum in Tubeke betreft, daar is de sportieve rekening door ons gemaakt en geen probleem : het geld is er. Waar het probleem vandaag zit, is in het hotelgebeuren, waarin we niks te zeggen hebben maar wat wel gevolgen heeft. Het sportieve wordt ten laatste op 15 april afgerond, maar ik vraag me af waarom de werken aan het hotel sinds november stilliggen. Ploegen willen er wel op stage, maar kunnen er niet logeren en dat heeft ook voor ons gevolgen.”

4. Commerciële aanpak

Philips : “Sinds een maand en tot september is Wilfried Delanghe aangesteld. Samen met een medewerker moet hij zorgen voor betere contacten met de huidige sponsors en andere sponsors aantrekken. Een tiental dagen geleden hadden we een vergadering met de sponsors en daar merkte ik enige tevredenheid over deze toestand. Laat ons nu zien wat de resultaten van zijn werk zijn. Ik vind ook dat wij niet alleen rond de A-ploeg commercieel moeten werken. Ook de jeugdploegen, Futsal en het vrouwenvoetbal wil ik vooruit zien gaan. Waarom groeit het vrouwenvoetbal overal en is de toestand hier dramatisch ?”

5. Sportieve aanpak

Philips : “De nationale ploeg moet gereactiveerd worden, daarvoor rekenen we op de jonge gasten, de min-17-jarigen, de min-19-jarigen, de jongeren die straks naar het EK in Nederland gaan. Ik mag dit misschien niet zeggen, maar … Mocht het ooit vaststaan dat de Rode Duivels zich niet meer kunnen kwalificeren voor het EK, moet de bondscoach – deze of een andere, daarover spreek ik me nog niet uit – dan al niet enkele van die jonge talenten opstellen ? Misschien is dat cru, maar als een onmiddellijk rendement toch niet mogelijk is …”

Moet Jean-François de Sart deze zomer met zijn sterkst mogelijke kern naar het EK, inclusief nooit gebruikte A-internationals, of mag dat met de groep die de kwalificatie afdwong ?

Philips : “De bekroning wegsmijten en er pseudovedetten van het A-team bijhalen die het daar niet kunnen waarmaken om ze dan maar eens bij de B-ploeg uit te proberen … Daar zou ik het ook lastig mee hebben, dan geef ik liever zij die ervoor werkten de kans. Lukt het niet, is het dan dramatisch voor het Belgische voetbal dat we niet naar Peking gaan ? Ik denk het niet.

“Er moeten op het sportieve vlak nog andere impulsen komen. We moeten de vraag durven stellen of het zin heeft om jongeren van veertien, vijftien, zestien jaar te selecteren voor een nationale jeugdploeg als ze in Nederland, Italië of zelfs Engeland voetballen. Laat ons werken met jonge spelers die hier worden opgeleid. Laat spelers tot negentien of eenentwintig jaar – dat moet je afspreken met de trainers – alleen voor een nationale selectie in aanmerking komen als ze in België spelen. Zo zien de clubs dat we hun werking valoriseren en de jonge gasten zullen misschien ook niet meer zo snel vertrekken als ze niet meer in onze vitrine komen. Nu gebruiken ze die selecties om bij hun terugkeer een dik loon af te dwingen en moeten Belgische clubs ook nog eens een opleidingsvergoeding betalen. Nu moeten we ze in het buitenland scouten én betalen om naar hier te komen. Geef ze dan liever hier wat meer, nu via de fiscale hervormingen buitenlanders duurder worden.”

6. Politieke identificatie

Philips : “Er moet een Vlaamse en een Waalse vleugel komen. Als je subsidies wil, moet je de partij erkennen bij wie je gaat bedelen. Op voorwaarde dat het niet al te veel kosten veroorzaakt voor de bond en het geld ten goede komt aan de jeugdopleiding, aan de kleinere clubs. Infrastructuur is een heikel punt, identificatie zou daar zaken mogelijk maken. Vlaamse gemeenten kunnen via Bloso aan sportinfrastructuur werken. In Wallonië komt een heus voetbaldecreet, ook met het oog op de jeugd, want je moet de overheid geen vijf stadions van zestigduizend man vragen. Een aparte taalvleugel van de eerste klasse tot vierde provinciale zie ik persoonlijk niet mogelijk. Betaald voetbal blijft federaal, vanwege allerlei verplichtingen. In Wallonië vraagt minister Eerdekens trouwens geen splitsing.”

7. Koning Boudewijnstadion

Philips : “Afbreken en herbouwen of verhuizen ! De huurovereenkomst met de stad loopt tot 2008, maar daarna ? Het veld is slecht, een keer hamerslingeren en het is kapot. Momenteel – ik hoop dat het verandert – is het ook te groot. Voor een match twee tribunes moeten sluiten en een andere slechts halfvol zien lopen, dat is niet goed voor de sfeer. Een nationaal stadion zou voorbehouden moeten zijn voor voetbal, maar het bouwen voor vijf wedstrijden per jaar kost veel geld. Daarom vind ik de beste oplossing dat er ook een ploeg in huist. Delen met Anderlecht lijkt ideaal, maar wringt omdat de nationale ploeg in Brussel moet ‘blijven’ en de gemeente de ploeg in Anderlecht wil houden.”

door Peter T’Kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content