Zondag wordt in Oostende de Profvoetballer van het Jaar gekozen, een organisatie van Sport/Voetbalmagazine en van de Liga beroepsvoetbal. Onafhankelijk van de stemming kiezen elf voetbalanalisten hun favorieten voor de vijf categorieën.
Opmerkelijk: spelers en kenners hebben een verschillende kijk op de zaken. Twee van de drie door de spelers genomineerden voor de hoofdprijs ( Mbark Boussoufa en Milan Jova- novic), werden door slechts één van de analisten spontaan genoemd, en dan nog niet als mogelijke laureaat. Aan hen werd gevraagd voor wie zij in elke categorie zouden stemmen, waarom en wie de outsiders waren.
1. De Profvoetballer
(Fellaini 6 stemmen, Defour 2, Losada 1, Sarr 1, Deschacht 1)
Gert Verheyen moet niet lang nadenken wie Profvoetballer van het Jaar moet worden: ” Marouane Fellaini verdient zeker die prijs, al zijn er nog een paar die in aanmerking komen. Steven Defour bijvoorbeeld is toch een paar keer geblesseerd geweest. Je kunt wel goed zijn en veel talent hebben, je moet het ook om de drie dagen kunnen tonen. Fellaini was de hele tijd fit, op hem kon je altijd rekenen. Ik heb het wel voor hem, omdat het een jongere is met eigenschappen die je tegenwoordig nodig hebt om het te maken in het internationale voetbal. Ik denk spontaan aan de recente interland van de Rode Duivels in Brussel tegen Marokko: hij heeft iets wat anderen van zijn generatie missen: strijdlust. Eerst, weet hij, moet er oorlog gemaakt worden, geknokt worden, dan pas kun je aan voetballen toekomen. Veel andere jonge spelers denken eerst aan voetballen, en vergeten dat dat niet volstaat.
“Sommige dingen bij hem kunnen nog beter: het inspelen en de snelheid van uitvoering. Dat leer je alleen door op een hoger niveau te voetballen. Zijn positiespel vind ik alvast beter dan vorig seizoen.”
Bertrand Crasson: “Fellaini was de motor van het Standardmiddenveld. Heel het seizoen acteerde hij op hoog niveau, meer dan Defour. Hij was verdedigend goed en maakte veel belangrijke goals.”
Benoît Thans: “Een van de weinige spelers die onmisbaar zijn. Hij is ook veel kalmer geworden. Scoorde belangrijke goals, was goed voor veel assists. Een complete voetballer die ongelofelijk veel matchen heeft gespeeld. In competitie, beker, nationale ploeg: altijd was hij erbij.”
Peter Vandenbempt: “Doe mij ook maar Fellaini. Zijn fysieke kracht en présence had hij vorig jaar al, maar hij is slimmer geworden: hij loopt minder maar beter, en in duels is hij nog altijd hard, maar fair. Vorig jaar ergerde ik me aan het gebruik van zijn ellebogen in duels. Zijn agressiviteit kanaliseert hij nu op een positieve manier. En hij is overal: achteraan, op het middenveld, voorin. Hij heeft bijna alles gespeeld en veel goals die hij maakte, waren belangrijk. Hij heeft ook, gezien zijn gestalte, de meeste kwaliteiten om het in het buitenland te maken, al zou ik in zijn plaats nog even wachten om naar Real Madrid te gaan. In een extra jaar onder Michel Preud’homme zal hij nog veel bijleren, al kan ik me inbeelden dat hij niet veel goesting meer heeft om te blijven als Standard eind augustus niet in de Champions League zit.”
Wim De Coninck: “De enige die een heel seizoen op het hoogste niveau meedraaide, is Fellaini, die op zo’n jeugdige leeftijd al zo’n actieradius bezit, scorend vermogen, die kan infiltreren, maar ook zijn verdedigend werk doet. Ik herinner me dat ik vorig seizoen – nadat ik hem twee of drie keer aan het werk zag – voorspelde: dat is er één op wie de topclubs in Europa na één of twee jaar gaan afkomen. Hij heeft ook een enorme uitstraling naar tegenstanders toe: de rage à vaincre stoomt uit zijn neusgaten. Het moet vreselijk zijn om tegen Fellaini te spelen. Hij is dé speler die ze bij Standard niet konden vervangen. Er bestaat in België geen betere box-to-box dan hij.”
“Andere kandidaten vielen enkel op gedurende een deel van het seizoen: Ruiz, Losada, Barda. Ook Jovanovic, die ik ondergewaardeerd vind, maar dat komt door zijn blessure. Laat hem fit zijn, zonder last van zijn pubalgie, en hij is dé man van het seizoen. Boussoufa groeide in de tweede ronde weer naar het niveau dat hij bij AA Gent haalde. Bij Gent ging het meer om flitsen en momentopnames, nu maakte hij het verschil over langere tijd, maar ook maar een half jaar. Vorig jaar voorspelde ik dat hij dit seizoen alle twijfels van zich af zou spelen. Door zijn blessure zal hij volgend jaar alle kritikasters de mond snoeren.”
Ook Marc Degryse tipt op Fellaini: “Omdat Defour te lang out is geweest om Profvoetballer te worden.”
Piet den Boer kiest wél voor Defour. “Die is een voorbeeld geworden voor de hele ploeg qua leiding geven en gedrag op het veld. Wat mij bijzonder charmeert, is dat hij al zijn negatieve eigenschappen aan de kant heeft geschoven en dat hij zo positief en slim is gaan voetballen.”
Ook Gunther Schepens gaat voor Defour. “Toen hij er niet bij was, zag je bij Standard het verschil.”
Koen Meulenaere: ” Mohamed Sarr als pars pro toto voor de verdediging van Standard. Om kampioen te worden heb je vooral een sterke verdediging nodig. Die had Standard in de jaren zestig en in de jaren tachtig. Nu heeft het weer een betonnen muur waar je niet voorbij geraakt. Het zijn ook nog eens atleten en technisch begaafde voetballers. Sarr is de man die de verdediging stuurt, die zich beter kan positioneren dan Onyewu. ”
Herman Brusselmans: ” Olivier Deschacht! Omdat hij heel regelmatig presteert voor Anderlecht en omdat hij snel terugkeerde na een blessure, wat ook getuigt van wilskracht. En omdat hij een mooi lief heeft. Tom De Sutter was ook kanshebber, maar die is te lang uit roulatie geweest. Losada van Germinal Beerschot vond ik té onregelmatig.”
Filip Joos: “Losada, omdat die me het meest heeft geamuseerd. Als ik een ticket moest kopen, zou ik dat doen voor een wedstrijd waarin hij meespeelt. Losada is een combinatie van techniek, scorend vermogen (acht goals), zes assists en toch een enorme inzet. Wij denken wel eens dat werken en wroeten aan de Yves Vanderhaeghes van het voetbal is voorbehouden, maar Losada heeft dat ook. Dicht onder hem situeer ik Defour, Fellaini en Ruiz. Boussoufa en Jovanovic zou ik in mijn toptien zetten, maar niet in mijn topdrie. In die categorie spelers heeft Losada constanter geflitst dan zij. Jovanovic heb ik naast veel goeie ook veel slechte dingen zien doen, maar ik kan me best voorstellen dat verdedigers die tegen hem gespeeld hebben, wél voor hem stemmen. Wat me dan weer frappeert, is dat de naam van Mbokani nergens valt, terwijl hij in de tweede ronde toch belangrijker was voor Standard dan Jovanovic.”
2. Jonge Prof
(Witsel 5, Fellaini 4, De Sutter 2)
Gert Verheyen: “Zonder twijfel opnieuw Fellaini, die ondanks zijn leeftijd op een ongelofelijk volwassen manier staat te voetballen. Guillaume Gillet vind ik een revelatie als middenvelder. Ik had die alleen gezien als rechtsachter.”
Ook Piet den Boer gaat voor Fellaini: “Niet omdat hij speelt bij de ploeg die kampioen werd, maar omdat hij er als middenvelder bovenuit steekt. Hij heeft zich heel goed ontwikkeld. De foutjes die hij in het begin van het seizoen nog maakte, door er af en toe agressief in te gaan, zie je nu niet meer.”
Koen Meulenaere: “Als Fellaini er niet komt, weet ik het niet meer. Die jongen heeft echt alles. Hij moet alleen nog leren zijn energie en agressie beter te doseren.”
Voor Wim De Coninck moet de Jonge Prof uit het Standardtrio Fellaini-Defour- Witsel komen. “Met een voorkeur voor Fellaini.”
Ook Marc Degryse aarzelt tussen Fellaini, Witsel en Defour: “Als Fellaini Profvoetballer wordt, verdient Witsel de prijs van de Jonge Prof.”
Filip Joos: “Doe mij maar Tom De Sutter. De meest resultaatbepalende jonge speler van dit seizoen. Alles bij Cercle staat of valt met Tom De Sutter, terwijl Standard niet staat of valt met Witsel, die voor mij een hele goede tweede is als jonge Prof. Met De Sutter erbij was Cercle veel langer aan de top meegegaan.”
Peter Vandenbempt volgt de redenering van Joos: “De Sutter was in het uitstekende voetbal dat Cercle bracht de meest bepalende speler. Een heel nuchtere jongen, kon de bal bijhouden, had een goed kopspel, was goed voor de goal.”
Gunther Schepens tipt op Witsel . “Als Defour wat minder is, kan hij het overnemen. Fellaini is ook belangrijk, maar puur voetbaltechnisch vind ik Witsel beter.”
Ook Herman Brusselmans gaat voor Witsel: “Omdat hij heel regelmatig presteert. Goreux viel me ook op, maar die doet nog niet lang genoeg mee.”
Bertrand Crasson tipt ook op Witsel: “Interessant is dat hij op verschillende posities kan spelen en op elke plaats goed is.”
Benoît Thans: “Iemand als Witsel, die in één jaar titularis wordt in zijn ploeg, kampioen én international wordt, polyvalent is en een goeie kop op zijn lijf heeft, verdient die prijs. Hij scoort makkelijk, geeft assists en kan verdedigen.”
3. Trainer van het Jaar
(Preud’homme 7, De Boeck 2, Vandereycken 1)
Gert Verheyen: ” Michel Preud’homme, samen met Glen De Boeck. Maar toch net iets meer Preud’homme, omdat het niet zo simpel is om bij Standard iets neer te zetten. Het is een ploeg waarrond het beduidend rustiger is geworden, terwijl daar voorheen toch altijd iets aan de hand was. Met Preud’homme ook geen gedoe, geen warrige uitleg: altijd gewoon 4-4-2.”
Ook Piet den Boer gaat voor de trainer van Standard: “Omdat hij heel de competitie een goed uitgebalanceerde ploeg op het veld zette, ondanks een beperkte selectie, en voortdurend een positieve uitstraling had, op een paar onbedachtzame momenten na, veroorzaakt door de stress op het einde. Een goeie tweede vind ik Albert Cartier, die met Bergen toch een zeer sterke serie neerzette.”
Peter Vandenbempt: “Michel Preud’homme heeft van een goeie ploeg een kampioenenploeg gemaakt, beheerde op een ongelofelijke manier een erg smalle kern, toonde zich een meester-psycholoog, liet zijn team positief en in verschillende tactische concepten voetballen: oogstrelend als het kon, met fysieke kracht als het moest. Hij heeft spelers beter gemaakt, hen de ervaring van het winnen overgebracht, in moeilijke omstandigheden: het is hem in Luik niet echt gemakkelijk gemaakt! Ook tactisch vond ik hem heel sterk, hij kon gepast in een wedstrijd ingrijpen. Ook De Boeck komt in aanmerking, maar ik ben het er niet mee eens dat wat De Boeck bij Cercle deed, moeilijker is dan het werk van Preud’homme bij Standard.”
Benoît Thans: “De druk waaronder Preud’homme werkte, heeft hij mét zijn groep goed verteerd. Hij had geen brede kern, heeft vergeten spelers à la Dufer opnieuw gelanceerd, Dante en Fred naar een hoger niveau gebracht, jongeren als Goreux gebracht en Espinoza, van wie hij diep in zichzelf weet dat het geen topkeeper is, goed begeleid. Maar als Anderlecht de beker wint en tweede eindigt, zal Ariël Jacobs het ook fantastisch gedaan hebben.”
Filip Joos: “Preud’homme en De Boeck net iets meer dan Peter Maes. Allebei hebben ze negentig procent uit de mogelijkheden van hun spelers gehaald, maar wat is het meeste waard? Preud’homme die uit een kwalitatief sterke kern een kampioenenploeg kneedde of De Boeck die uit een stel onbekende spelers de aardig voetballende en sterk presterende seizoensrevelatie maakte? Ik weet het niet.”
Marc Degryse verkiest uiteindelijk ook Preud’homme boven De Boeck, Maes, Ariël Jacobs, Trond Sollied (“wisselvallig maar met die bekerfinale heeft hij in Gent wel geschiedenis geschreven”) en Jan Boskamp (“toen hij naar Dender kwam, zaten die zo goed als in tweede klasse”): “Omdat hij Standard voor het eerst in 25 jaar kampioen maakte.”
Ook Bertrand Crasson vindt dat een sterk punt: “Preud’homme slaagde waar zo veel andere trainers faalden. Wat verwacht men in de eerste plaats van een goeie trainer? Resultaten toch?”
Wim De Coninck: “Ik was geneigd om te zeggen: De Boeck. Zoals die uit het niets komt als trainer en supervoetbal bracht. Valt De Sutter niet uit, doen ze nog mee voor de tweede plaats. Hij haalde Hasi uit de lappenmand, maakte van Boi een goeie rechtsachter, haalde Verbist uit derde klasse … Maar ik ga toch voor Preud’homme. Niemand tipte Standard voor het seizoen als titelkandidaat, maar hij stelde vanaf de eerste match dat ze voor de titel gingen en bereikte dat doel ook, in moeilijke omstandigheden, onder véél druk.”
Gunther Schepens: “Glen De Boeck. Moet het voetbal dat hij bracht minder hoog aangeschreven worden dan de titel die Preud’homme aan Standard bezorgde? Volgens mij is het tien keer makkelijker kampioen te spelen met de namen die Standard had dan revelatie te worden met goed voetbal met de afdankertjes van Cercle.”
Herman Brusselmans maakt dezelfde keuze: “Omdat De Boeck met een ploeg die niet zo veel verschilde als die van het seizoen daarvoor zo sterk presteerde. Hij tilde Cercle naar hoogten waar ze met een andere trainer volgens mij niet zouden geraakt zijn.”
Koen Meulenaere: “Trainer van het jaar is René Vandereycken. Heeft een schitterende EK-campagne neergezet, met onverwacht sterke uitslagen, een uitgekiend tactisch concept, en met technisch verfijnd, sprankelend en dominant voetbal. René is erin geslaagd om zowel sponsors als supporters weer razend enthousiast te krijgen rond de nationale ploeg. Hij kost misschien wat veel, maar is zijn geld tot de laatste cent meer dan waard. Zijn contractverlenging is de beste beslissing die de KBVB de jongste zes jaar heeft genomen.”
4. Doelman van het Jaar
(Stijnen 8, Steppe 2, Copa 1)
Gert Verheyen: ” Stijn Stijnen is gewoon de beste omdat hij dit jaar heel veel punten heeft gepakt voor Club Brugge. Een goeie keeper verliest geen punten voor zijn ploeg, een hele goeie wint er.”
Ook Gunther Schepens en Marc Degryse gaan voor Stijnen: “Omdat hij er quasi in zijn eentje voor zorgde dat Club zo lang meedraaide in de titelstrijd.”
Bertrand Crasson: “Je moet prijzen geven aan iemand wiens rendement je in cijfers kunt vertalen. Stijnen heeft in zijn eentje tien tot twaalf punten gepakt, heeft zich goed herpakt nadat ik hem vorig jaar zwak vond. Met die kritiek had hij toen best wat moeite, maar ik vind: intelligente mensen kunnen met kritiek om.”
Ook voor Peter Vandenbempt is Stijnen met voorsprong de beste: “Dat Club tot het einde meestreed voor een plaats in de Champions League, dankt het aan hem, bijna de enige Bruggeling die een heel seizoen op een heel hoog niveau speelde. Hij heeft vooruitgang gemaakt: hij heeft meer uitstraling, komt al eens meer uit zijn goal terwijl hij vroeger een lijnkeeper was. Wat Kenny Steppe deed, kwam in de buurt, maar voor hem was het makkelijker, want zijn ploeg draaide beter, terwijl Club niet goed draaide. Club pakte weinig goals, maar kreeg wel veel kansen tegen.”
Koen Meulenaere: “Kenny Steppe heeft fantastisch gespeeld, maar Stijnen pakte heel veel punten voor Club en toonde zich vooral in één-tegen-éénsituaties ongelofelijk sterk.”
Ook Wim De Coninck gaat voor Stijnen: “In zijn schaduw zag ik met plezier veel jonge Belgische keepers doorgroeien: Steppe en De Winter waren voor het seizoen geen titularis, Mignolet ook niet. Sierens pakte veel punten, net als Renard, maar die heeft een deel van het jaar niet gespeeld. Met keepers wordt enorm goed gewerkt in België. Ook omdat de kwaliteit van de keeperstrainers groot is. Daaraan zie je nog eens dat je met een goede opleiding ver komt.”
Ook Filip Joos gaat voor Stijn Stijnen. “Met Kenny Steppe als nummer twee. De rust die hij op zijn leeftijd al uitstraalt, vind ik ongelofelijk, maar ik kan ook genieten van de grinta van Stijnen, die hij nu meer uitstraalt dan vorig jaar.”
Piet den Boer tipt wél op Kenny Steppe: “Zeer sterke lijnkeeper, iemand die zich ook goed ontwikkeld heeft in het uitkomen, en ondanks zijn kwaliteiten zeer bescheiden. Ik zou geneigd zijn om ook Olivier Renard te noemen, maar omdat die maar een half jaar heeft gespeeld, doe ik dat niet.”
Benoît Thans: “Ik vind Silvio Proto nog steeds de beste Belgische keeper, maar dit jaar verdient Steppe de prijs. Heeft hard gewerkt om er te komen, verdrong toch Jan Moons uit de goal en gaat nog ver geraken. Stijnen verdient ook een extra vermelding.”
Herman Brusselmans: “Doe mij maar Barry Copa van Lokeren. Een goeie lijnkeeper die wat show brengt. Ik vind Copa een goeie performer. Bailly brengt ook show, maar op een minder sympathieke manier. Ik vind Bailly een beetje een dikkenek.”
5. Scheidsrechter van het Jaar
(De Bleeckere 4, Allaerts 3, Nzolo 1, Pots 1, Verbist 1)
Van Herman Brusselmans mag Jérôme Nzolo net als vorig jaar winnen: “Die voelt de sfeer op een veld goed aan. Ik heb die gast, in tegenstelling tot anderen, nog geen match kapot zien fluiten. Hij glimlacht wat minder, is wat meer gehard door eerste klasse, maar kan nog altijd goed overweg met de spelers. De teneur van een match aanvoelen, vind ik een van de grote kwaliteiten van een goeie scheidsrechter.”
Filip Joos: “Toch maar Tim Pots. Die maakt ook fouten, maar kan dat zelf relativeren. Hij heeft niet de glimlach van Nzolo maar ik merk wel dat spelers dat appreciëren, een scheidsrechter die op een normale manier met zijn gebreken omgaat en zijn eigen falen kan toegeven. Ook Allaerts vond ik goed.”
Peter Vandenbempt: “Ik ga voor Johan Verbist. Die staat op de juiste manier op het veld: met hem geen gedoe, geeft altijd een rustige indruk. Hij voelt de sfeer in een wedstrijd goed aan. Nzolo heeft het in het jaar van de bevestiging moeilijk gehad. Ik herinner me een aantal wedstrijden waar hij het, eens het moeilijk werd, niet meer kon oplossen met de glimlach.”
Gert Verheyen: “Ik vond Frank De Bleeckere een tijdje minder fluiten in België dan Europees, heel nerveus, alsof hij het gevoel had dat hij hier iets moest bewijzen. Nu vind ik hem veel rustiger.”
Ook Gunther Schepens, Bertrand Crasson en Piet den Boer gaan voor De Bleeckere. Piet den Boer: “België mag trots zijn dat het een scheidsrechter heeft die een halve finale van de Champions League mag fluiten én naar het EK gaat. Dat is een heel select clubje, hoor. De Bleeckere straalt in die topwedstrijden zo veel rust en klasse uit dat hij deze prijs verdient. Op dit moment is De Bleeckere het grote uithangbord van België in het internationale voetbal.”
Crasson: “Maar het is een moeilijke keuze. We zijn dit seizoen niet verwend geweest qua arbitrage in België. Ik zag veel tekortkomingen en slechte prestaties. Video-opnames bij de vierde scheidsrechter zou het een stuk makkelijker maken.”
Koen Meulenaere: ” Paul Allaerts is al jaren onze beste scheidsrechter. Fluit sober, zonder overdreven theater te maken, en neemt meestal de juiste beslissingen. Meer dan Nzolo, die goed begon, maar problemen krijgt door zijn populariteit. De Bleeckere fluit goed in het buitenland, maar zijn Belgische matchen vond ik minder.”
Benoît Thans: “Ik heb zin om te zeggen: Nzolo, maar Allaerts was de meest regelmatige. Blijft altijd rustig, maakt geen lawaai. De Bleeckere zag ik te weinig.”
Wim De Coninck kan moeilijk een keuze maken tussen Al- laerts en De Bleeckere: “Door op hoog niveau begeleid te worden zijn ze ongelofelijk goed geworden. Sterk bij hen vind ik dat er nooit nog een zweem van compensatiegedrag in hun manier van fluiten zit. Dat valt op, omdat we het in België zo gewend zijn dat scheidsrechters compensatiegedrag vertonen. Terwijl Allaerts en De Bleeckere fluiten wat ze zien, niet wat ze denken te moeten fluiten, omdat ze nog met vorige fases in hun hoofd zitten. Het verschil is dat Allaerts op een minzamere manier fluit dan De Bleeckere. Die heeft van zijn Europese begeleiders geleerd een strengere uitstraling te krijgen. Doe mij dan toch maar Allaerts, omdat hij meer matchen in België floot en omdat hij eigenlijk verdient op hetzelfde Europese niveau te fluiten als De Bleeckere.”
door geert foutré – beelden reporters