Vrijdag begint deel twee van de Spelen. Naast de grote Boltshow verwacht België ook veel van de eigen atleten. Een gesprek met Wilfried Meert, organisator van de Memorial en in Londen aandachtig toeschouwer.

Veelvoudig medaillewinnares in het zwemmen Natalie Coughlin vertelde vorige week een anekdote: “Er was plots een enorme opschudding in het olympisch dorp. Ik dacht: is dat prins William die hier aankomt? Maar het was Usain Bolt! Ik moet toegeven: wat een charisma!”

De sprintnummers in de atletiek, dat is rock-‘n-roll op de Spelen. Dat soort feestjes wil Wilfried Meert niet missen. De organisator van de Memorial Van Damme én atletiekkenner bij uitstek had al eerder een weekje Londen in zijn agenda gepland, en het betrof niet de eerste (zwem)week.

Meert is benieuwd wat de Belgen ervan terechtbrengen. Vier jaar geleden verwachtte hij in Peking één Belgische atletiekmedaille: voor Tia Hellebaut. “De broers Borlée kunnen doorstromen naar de wereldsubtop”, voorspelde hij toen, maar hij verwachtte ze daar niet voor het EK in 2010. Na Kim Gevaert wachtte de Belgische atletiek moeilijke jaren, meende hij: “Tussen de neus aan het venster steken en het ook afmaken ligt doorgaans nog een paar jaar.” Maar dat geldt niet voor iedereen, zo is gebleken.

De Borlées hebben je in snelheid gepakt, Wilfried. Ze zijn nu al zogoed als wereldtop. Ben je verrast?

Wilfried Meert: “Absoluut. Van alle Belgische atleten hebben zij me het meest verrast. Hun doorbraak is veel sneller gekomen dan verwacht. We wisten dat ze ongelofelijk veel talent hadden, maar tot en met de 400 meter is de concurrentie zo groot, met de VS en de Caraïbische teams, dat ik dacht dat het veel moeilijker zou zijn om je daartussen te wringen. Maar Kevin wint al brons op het WK. Dat heeft ook te maken met het feit dat de anderen stagneren. De VS kennen een lichte terugval, omdat ze daar hun dopingverleden opgeruimd hebben. De Amerikaanse federatie en het olympisch comité hebben vrij lang een eerder lakse houding aangenomen tegenover die zaken, maar sinds het Balco-schandaal heeft men daar ook begrepen dat het zo niet verder kon en is men daar zeer hard tegenin gegaan. Men lacht er niet meer mee.

“Heel wat atleten werden daar medisch héél goed begeleid en die worden nu medisch heel wat minder goed begeleid. Dan kun je daar opeens wel mee concurreren. Dat zijn op de 400 meter niet langer supermannen die 43” lopen, het is nu al low 44″. Maar dat kunnen de Borlées ook! Kevin heeft dat in zijn eentje op het BK gedaan.

“De stagnatie bij de concurrentie is maar één verklaring. Daarnaast is hun progressie onwaarschijnlijk. Kevin loopt nu al op het niveau van 44″50. Jonathan kan dat ook, het is gewoon wachten op de juiste wedstrijd, misschien op het juiste weer. Als het in Londen slecht weer zou zijn, is dat in het voordeel van de Borlées, die gewend zijn om in slecht weer te trainen. De laatste jaren niet meer, maar ze zijn daar wel in opgegroeid. Zij trainden in temperaturen waarbij een Amerikaan niet eens buitenkomt. Die zegt no way, of verhuist naar Californië of Florida, waar het altijd mooi weer is.”

Kleine vijver

Hoe verklaar je die onwaarschijnlijke progressie bij de Borlées?

“Die gasten leven er alle twee voor, tot het maniakale, net als hun vader. Jacques heeft ook alles uit zijn carrière gehaald, die wilde ook altijd beter worden. Hij heeft zijn drive op zijn zonen overgezet en die pikken dat op. Ze doen het ook graag. Die mannen leren van alles bij. Elke fout die ze maken, analyseren ze. Neem nu hun eerste jaar in Amerika. Als je daar voor een universiteit tekent, krijg je alle faciliteiten, maar in ruil verwachten ze ook dat je voor hen loopt. Ze hebben de Borlées ginder in alle aflossingswedstrijden gestopt, die mannen hebben zich ginder kapot gelopen, kregen allebei een stressfractuur. Jacques heeft daar de lessen uit getrokken en gezegd: ‘Stop. We gaan nog naar daar, maar onafhankelijk van de universiteit. We gaan daar nog lopen, maar we betalen ervoor, zonder de verplichtingen.’ Ze volgen hun planning, Jacques stuurt regelmatig bij en laat hen controleren aan de unief. Bij het minste wat ze voelen, staat de beste kine gereed.

“Als Jacques zegt dat ze beginnen mee te spelen, weet hij waar hij het over heeft. In het begin keken zijn zonen ook op naar die grote namen, maar al heel snel merkten ze: ‘Hé, dat kunnen wij ook! Wij kunnen die mannen kloppen.’ Veel in topsport speelt zich af tussen de oren. De Borlées zijn cool. Ik heb veel Belgen gekend die bibberend naar het buitenland trokken. Zij niet. De Borlées redeneren: als ik om beter te worden naar Amerika moet gaan, dan ga ik. Hun voorgangers dachten: moet ik dan mijn vrienden en familie in de steek laten? Het heeft natuurlijk in de eerste plaats te maken met resultaten. Daar moet je nog altijd mee opvallen, zodat ze je in het buitenland vragen om te komen. En dan begint het. Iedereen ziet dat je talent hebt, maar ondertussen studeer je en heb je misschien een lief. Dat allemaal in de steek laten in de hoop om daar misschien door te breken is niet vanzelfsprekend. Dat ligt anders bij een arme jongen in de Caraïben, die geen andere mogelijkheid heeft om sociale progressie te maken. Dat is echt survival of the fittest. De Amerikaanse universiteiten halen er zo vijftig, van wie er twee doorbreken, maar van die andere achtenveertig spreekt niemand nog.”

Tegenwoordig zijn er in België ook meer faciliteiten dan vroeger. Topatleten zijn nu ook bij ons zogoed als profs.

“Absoluut. Ze mogen op stage gaan, in de winter in Zuid-Afrika, in het najaar op de Canarische eilanden. De huidige generatie krijgt mogelijkheden waarvan Miel Puttemans, Gaston Roelants en Karel Lismont alleen maar konden dromen. Alleen is de vraag of er onder sommigen niet te veel eieren gelegd worden. Ze profiteren van het mooie weer, maar lopen bij hun terugkeer geen seconde sneller dan tevoren. Behalve degenen die, zoals Tia nu en Kim vroeger, met hun coach naar ginder trekken. Veel andere atleten zijn daar alleen, want hun coach werkt hier in de winter, zij worden daar dus niet gecontroleerd. Ga maar na wie er bij de Belgen de afgelopen jaren vooruitgang heeft gemaakt: de Borlées die met hun papa in het buitenland zitten, Tia met haar vriend en trainer Wim Vandeven en voorheen Kim met Rudi Diels.”

De laatste jaren mikt de Belgische atletiek voluit op de aflossingen, maar ook daar zie je dat als er één sterke schakel wegvalt alles ineenstort. Vier jaar geleden pakten de vrouwen op de 4×100 meter nog zilver, maar plots is Kim weg en ze zijn hier niet eens in Londen.

“België is een klein land. Wij vissen in alle sporten in een kleine vijver en dan heb je al eens geluk nodig dat daar plots een vis uitspringt, zoals Jente Bouckaert op de 400 meter. Die heeft me ook verrast, ik zag dat niet aankomen. Ineens loopt die een seconde sneller. Dat is fenomenaal op die afstand. Het heeft ook te maken met de combinatie studie-sport. Tevoren gaf hij voorrang aan zijn studie. Als dan zo iemand plots deftig gaat trainen, kan het ineens heel rap gaan.”

Wat verwacht jij van de Borlées op deze Spelen?

“Als alles normaal loopt, zijn op de 400 meter twee atleten niet te kloppen voor goud en zilver: de Amerikaan LaShawn Merritt en wereldkampioen Kirani James van Grenada, van wie ik hoor dat hij goed heeft getraind en er helemaal klaar voor is. Voor de derde plaats ligt alles open. Die kan voor een van de Borlées zijn, maar ook voor een Amerikaan, of een Jamaicaan die we nu nog niet kennen. Anderzijds heeft Kevin uit zijn Europese gouden medaille en zijn bronzen WK-medaille zo veel vertrouwen geput. Die mannen hebben Peking meegemaakt, het WK en het EK. Die gaan niet tilt slaan als ze uit de catacomben van het olympisch stadion komen.”

Tia

Haalt Tia Hellebaut een medaille?

“Ik weet het echt niet. Zij kent Wim en Wim kent haar, en als Wim zegt dat ze op deze Spelen twee meter gaat springen, geloof ik hem. Twee meter moet ze nog aankunnen, maar het zal volgens mij niet volstaan voor goud. Daarvoor moet ze 2,05 meter springen, en daartoe zie ik haar op haar leeftijd niet meer in staat. Maar met twee meter kan ze nog een medaille halen, dat zou al fantastisch zijn op haar leeftijd, vier jaar na goud en na twee kinderen.”

Had je verwacht dat ze nog een comeback zou maken?

“Neen. Haar eerste comeback verraste me, en haar tweede nog meer. Dat had volgens mij met haar gezinssituatie te maken. Haar man is niet iemand die elke dag om vijf uur van zijn werk thuiskomt. Dat is een professionele coach die op een dag zegt: ‘Ik ben weg met mijn atleten, voor zes weken naar Zuid-Afrika.’ En dus is zij meegegaan, en omdat ze daar toch tijd had, is ze wat beginnen te fitnessen om het extra gewicht van de zwangerschap kwijt te raken, en dat ging zo goed dat ze al eens ging hoogspringen. Zo is de goesting teruggekomen en dan merkt ze plots dat ze sportief nog mee kan. Eerst kwam de goesting terug en na de vaststelling dat ze het nog kon, de ambitie. Zij heeft hier ook niets te verliezen. Hoe kan dit een afgang worden voor iemand die Europees en olympisch kampioen is geweest? Maar onderschat Tia niet. Mentaal is ze ijzersterk.”

Naar wie kijk je uit bij de andere Belgen?

“Ik hoop dat Anne Zagréen Eline Berings de halve finales halen en niet anoniem onderuitgaan in de reeksen.”

Een aantal atleten is gedelibereerd. Vond je dat terecht?

“Toch wel. Voor Svetlana Bolsjakova geldt hetzelfde als voor Tia: één goeie sprong volstaat voor de finale. Ik ben blij dat ze die opgevist hebben, omdat ze ervaring heeft en een vechter is. Bolsjakova, die ons een bronzen medaille op een EK heeft gegeven en die zo veel tegenslag heeft overwonnen in een nummer waar één lucky moment volstaat, kan evengoed zesde worden in de finale als dat ze in de reeksen sneuvelt.

“Zij, Adrien Deghelt en Berings komen uit blessure, die zitten in stijgende lijn. Het zijn geen atleten die maandenlang van meeting naar meeting sloften in de hoop daar een kwalificatietijd te lopen en dat telkens niet haalden. Het zijn atleten die na een blessure een race tegen de klok moesten afleggen en een stijgende vormcurve vertonen, waarmee ze weleens aangenaam zouden kunnen verrassen. Ze zijn terecht gedelibereerd, omdat het jonge mensen zijn van wie we de komende jaren nog veel mogen verwachten, het zijn geen mensen die fin de carrière zijn.”

Staan we in de Belgische atletiek verder dan je vier jaar geleden verwachtte?

“Absoluut, dankzij de doorbraak van de Borlées. Zoals Tia en Kim inspirerend gewerkt hebben voor een hele generatie, werken zij inspirerend voor Zagré en co. Als je niemand hebt die vooraan loopt, werkt dat demotiverend op de rest van de delegatie. Als je mannen hebt die zich plaatsen, geeft dat een boost. Iedereen trekt zich daaraan op.”

Zoals bij de Amerikanen, die ook altijd verwijzen naar de trekkers in hun delegatie.

“Omdat die met zovelen zijn. In een delegatie van zestig, zeventig man zitten altijd een paar toppers. Bij ons is dat dikwijls een klein groepje van tien of twaalf. Als het dan even tegenvalt, zakt iedereen weg. Daarom zijn wij ook een land waar maximaal drie, vier medailles gehaald worden. Alleen komt er nu een generatie met een meer zelfverzekerde mentaliteit, ook omdat ze de kans krijgen om in het buitenland te gaan lopen. Daar kloppen ze de mannen tegen wie ze opkeken. Dat geeft een boost.”

Is Belg zijn in de atletiek stilaan een visitekaartje geworden?

“Dat vind ik te sterk uitgedrukt. Het is niet omdat één Zweed olympisch kampioen werd dat ik alle Zweden ga binnenlaten op de Memorial.”

DOOR GEERT FOUTRÉ IN LONDEN BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Ik denk dat Blakes resultaten op de Jamaicaanse trials de wake-up call waren die Bolt nodig had.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content