Clubliefde
25 jaar geleden werd voor het eerst geschreven (nog niet gesproken) over een BeNeliga. Een kwarteeuw later lijkt eindelijk de kans te bestaan dat het idee werkelijkheid wordt. Hoewel, er is nog een heel lange weg te gaan. In Nederland bestaat nog steeds weinig animo, zowel bij clubs als publiek, en ook bij ons lopen de fans lang niet warm voor een competitie van de Lage Landen.
Dat laatste is de minste zorg van onze clubleiders. Al meer dan een decennium hanteren ze een competitieformule met play-offs die weinig steun geniet op de tribunes. Het respect voor de voetbalklant is echter minimaal. Clubliefde is voor eeuwig en altijd en voetbal is de enige bedrijfstak waar niemand eraan denkt elders zijn geld te besteden.
Er bestaan ook heel wat praktische bezwaren om tot een gezamenlijke competitie te komen. Zullen de Nederlanders aanvaarden dat onze clubs van een waslijst fiscale voordelen genieten en dat het minimumloon van een niet-EU-speler bij hen bijna vijf keer hoger ligt dan bij ons?
En dan is er nog het probleem van de Europese tickets. Onze clubs maken zich sterk dat er niets zal veranderen. Je kan echter niet de voordelen van een schaalvergroting verwerven zonder er de nadelen bij te nemen. Theoretisch zou het anders mogelijk zijn dat de eerste Belgische club elfde eindigt en toch Champions League speelt. Niet ernstig dus.
Voor alle praktische problemen zal echter een oplossing moeten worden gevonden. Een BeNeliga is immers de enige weg voorwaarts. Of we daar blij mee zijn of niet. Bij onze topclubs zal de behoefte om de markt en de sportieve weerstand te vergroten niet meer verminderen. Anders wordt de kloof met de grote Europese voetballanden alleen maar breder. Een BeNeliga kan sportief en financieel helpen.
Als de BeNeliga er ooit komt, is dat ten vroegste in 2025. Nog vijf lange en zware jaren. De Pro League moest immers alweer ervaren dat het zijn dromen voor werkelijkheid houdt. Het nieuwe tv-contract is nog niet toegekend, omdat het streefdoel van 120 miljoen euro een illusie bleek. Met 95 miljoen werd zelfs de magische grens van 100 miljoen niet gehaald.
Maar liefst twaalf van de zestien eersteklassers willen – al of niet in afwachting van een BeNeliga – naar een competitie met twintig teams overstappen. Ook zowaar drie ploegen (Anderlecht, Club Brugge, Standard) die straks van de kleintjes af willen. België zou dan het eerste serieuze voetballand worden zonder professionele tweede klasse. De drama’s zouden zich opstapelen, want nu al is de kloof tussen 1A en 1B vaak fataal.
De komende vijf jaar moet ons voetbal hoe dan ook op eigen benen stappen vooruitzetten. De problemen zijn gigantisch. KV Oostende heeft een Amerikaanse reddingsboei nodig, Lokeren rekent op Chinees geld en ook Waasland-Beveren flirt met buitenlandse investeerders. Nog even en alleen de G5 zijn in Belgische handen.
Geld uit het buitenland betekent de redding op korte termijn, maar geen echte oplossing. De dag dat de overheid een streep trekt door de fiscale voordelen en buitenlanders even duur worden als in andere landen dreigt de aftocht van de vreemde eigenaars. Het woord clubliefde is hen immers vreemd.
Maar de problemen van ons voetbal beperken zich niet tot het hoogste niveau. Op amateurniveau vallen er clubs als vliegen. Ook en misschien vooral in de kleinere sporten dreigt de bodem uit de amateursport te vallen, maar onze ministers van Sport zijn met van alles bezig behalve sport. De beenhouwer of bakker van om de hoek investeert niet langer zijn zwart geld (of hij heeft er geen meer) en de vrijwilligers zijn gemiddeld de 70 voorbij.
Enkele jaren geleden liep Bart Verhaeghe met een plan rond om het amateurvoetbal te redden. De maximumverloning zou per afdeling vastgelegd worden, zodat het zinloos wordt iemand voor een paar zilverlingen meer uit het naburige dorp weg te plukken. Verhaeghe is echter vertrokken als ondervoorzitter van de voetbalbond. Alles bleef bij het oude en voetbal is meer dan ooit bijkomstig geworden in de Houba de Strooperlaan.