Ignace Demaerel

‘Wie of wat heeft er vandaag nog een morele autoriteit?’

Ignace Demaerel Godsdienstleraar en auteur

‘We bevinden ons vandaag in levensbeschouwelijke crisis’, vindt Ignace Demaerel. Hij vraagt zich af welke instanties er nog over een moreel gezag beschikken.

Een woord dat tegenwoordig bijna geen dag níet in het nieuws is, is ‘crisis’: er is de eurocrisis, vluchtelingencrisis, bankencrisis, vertrouwenscrisis, Syriëcrisis… Waar is er eigenlijk géén crisis? Crisissen komen als golven op ons afgespoeld: ze lijken steeds sneller te komen, steeds heviger, en de tussenpauzes zijn alsmaar korter. Het leven wordt steeds meer een rollercoaster. Maar je hoort bijna nooit een woord over de onderliggende crisis: een morele en levensbeschouwelijke crisis. Waarom die ‘onderliggend’ is?

Neem bijv. de bankencrisis: deze lijkt op het eerste zicht niets te maken te hebben met moraal, maar zelfs vorig premier Elio Di Rupo, die je er niet van kan verdenken een moraalridder te zijn, sprak in het parlement onomwonden en emotioneel over de ‘hebzucht’ van de banken. ‘Hebzucht’ is toch niet precies een waardenvrije bankiersterm, hé? Hetzelfde kan je ook zeggen bijvoorbeeld van de ganse klimaatopwarming: is niet kortzichtig eigenbelang de grondhouding van hen die voor snelle rijkdom kiezen zonder aan komende generaties te denken? ‘Onderliggend’ dus.

‘Wie of wat heeft er vandaag nog een morele autoriteit?’

De morele crisis heeft er alles mee te maken dat er geen algemeen erkende morele autoriteit meer is. Vroeger was de Kerk dit op evidente manier: gedurende eeuwen was zij de ‘behoedster van de waarden’, de onbetwiste morele leidster van Europa. Er was weliswaar regelmatig kritiek op haar, maar dan op misbruiken en wantoestanden, niet op haar positie of mandaat zelf. Vandaag is de situatie totaal anders. Het secularisatieproces heeft haar werk diepgaand gedaan. Niet alleen heeft de Kerk haar politieke macht en maatschappelijke invloed grotendeels verloren, ook haar morele gezag is erg aangetast door enkele onfrisse schandalen en misbruiken. Waar men vroeger een algemeen respect had voor de pastoor en het instituut, lijkt het vandaag soms bijna een sport om met haar te spotten: ‘kerkbashing’ heet dit tegenwoordig.

Gelijkenissen tussen Kerk en Amerikaanse presidentsverkiezingen

Het onderuit halen van het morele gezag van de Kerk lijkt een beetje op de Amerikaanse presidentsverkiezingen: ieder richt zijn pijlen op de sterkste kandidaat, om hém te ondermijnen en te discrediteren. Het is ellendig voor de geviseerde, maar hij kan het ook als een compliment zien. Sommige kritieken op hem zijn terecht, maar ook heel vele onterecht, buiten proportie uitvergroot en soms zwaar onder de gordel. Het is niet dat de Kerk vandaag helemaal géén moreel gezag meer heeft: de huidige paus is zeker bezig om veel geloofwaardigheid terug te winnen. Er zijn nog altijd veel gelovigen (55-60%, nota bene), en ook al komen ze weinig in de kerk en volgen ze de richtlijnen niet meer blindelings, respect is er nog altijd. Maar de Kerk in Europa is duidelijk verhuisd van de meerderheid naar de oppositiebanken.

‘De grote vraag is nu natuurlijk: wie heeft dat morele gezag overgenomen?’

De grote vraag is nu natuurlijk: wie heeft dat morele gezag overgenomen? Welke andere morele of levensbeschouwelijke instantie heeft de fakkel nu in handen? Je zou mogen verwachten dat degenen die de Kerk het sterkst bekritiseerden, deze rol op zich hebben gepakt en het nu béter doen. De scherpste pijlen kwamen natuurlijk van de vrijdenkerij, het atheïsme en humanisme: zij hebben met succes het christelijke monopolie doorbroken en ruimte gecreëerd voor andersdenkenden; zij zijn de grootste pleitbezorgers van morele vrijheid en openheid. Is dan het Humanistisch Verbond of de Unie van Vrijzinnige Verenigingen vandaag dé grote spreekbuis en verkondiger van morele waarden? Nee, toch niet: hoewel hun gedachtengoed wijd verspreid is, blijven ook zij een erg kleine groep in onze samenleving. Maar ook uit principe zijn zij het niet: volgens hun levensvisie bepaalt elk mens zélf zijn eigen waarden en normen: er is geen instantie van buitenaf of bovenaf die dit kan doen, geen God, geen Bijbel, geen Kerk, zelfs geen humanistische ‘Hoge Raad’.

‘Overal waar er een machtsvacuüm is, zijn er groepen en individuen die al te gretig vechten om de lege plaats te claimen.’

Het is toch vreemd dat we die morele autoriteit niet kunnen aanduiden vandaag? De morele ’troon’ is leeg: de functie is vacant, of, beter gezegd: er is helemaal geen vacature uitgeschreven. We zitten in een moreel vacuüm, waarbij sommigen verkiezen deze bewust leeg te laten of deze functie voorgoed af te schaffen: ‘We vullen ze niet in, het zal wel evengoed gaan, zeker? We zullen de functie niet eens missen, integendeel, we zijn allemaal blij dat er geen autoriteit meer is’. Maar dat is buiten de harde realiteit gerekend. Want overal waar er een machtsvacuüm is, zijn er groepen en individuen die al te gretig vechten om de lege plaats te claimen.

Velen denken dat ‘de staat’ deze nobele rol heeft overgenomen, de wetgever, onze geachte volksvertegenwoordigers; of de regering, de media, de culturele sector, het onderwijs? Sommigen van hen proberen zich zeker zo op te werpen en wat aan ‘volksopvoeding’ te doen. Maar de verschillende religies en levensbeschouwingen zijn ook nog niet uitgespeeld, en laten hun stem klinken in het morele debat. M.a.w. de nieuwe ‘morele meerderheid’ blijkt een coalitie te zijn van vele groepjes: iedereen wil wel een vinger in de morele pap. Sharia4Belgium bijv. duidelijk ook: de morele leegte is de voedingsbodem voor alle groepen die een radicale oplossing bieden. De coalitie is de facto een amalgaam van honderden splinterpartijtjes, die elk een eigen programma hebben. En hieronder zijn veel éénmanspartijtjes, waarbij ieder zijn eigen paus is.

‘Vanwaar moeten zogenaamde ‘universele morele waarden’ vandaag dan komen?’

Vanwaar moeten zogenaamde ‘universele morele waarden’ vandaag dan komen? Moeten ze misschien ‘democratisch’ worden vastgelegd? Dit klinkt leuk, maar in theorie is dit absurd: als 51% van de bevolking zou beslissen dat belastingontduiking moreel aanvaardbaar is, is het dat dan ook? Zullen we voortaan per referendum vastleggen of liegen of moord in bepaalde situaties wél toegestaan wordt? En is dit referendum dan bindend, ook voor degenen die tégen gestemd hebben? Het morele vacuüm, dat sommigen zo graag hebben, is eigenlijk morele anarchie. Het is niet veel anders dan wat we in Syrië zien, in Somalië of Lybië. De ‘Arabische lentes’ tonen het ons ook al: een dictator wegjagen is niet zo moeilijk, maar wat komt erna? We hebben nog nergens een ‘Arabische zomer’ gezien: de lente gaat direct over in herfst of winter. Op moreel gebied is dit niet anders.

‘Gij zult niet moraliseren’

Voor radicale vrijdenkers is het éérste gebod: ‘Gij zult niet moraliseren’. ‘Niemand moet mij vertellen wat ik moet doen’ is hun levensdevies. Met andere woorden: je mag ervoor kiezen trouw te blijven aan één vrouw, of als Don Juan alle vrouwen van de wereld in je bed verleiden: niemand kan zeggen dat het tweede moreel lager is dan het eerste. Don Juan heeft evenveel recht om zijn eigen waarden te bepalen. Maar op zich is ‘Ieder bepaalt zijn eigen waarden’ een onzinnige uitspraak: we leven toch sámen met anderen, of niet? Zodra je met één ander samenwoont, werkt dit al niet meer. Don Juan kan afgeschilderd worden als een held, maar voor anderen is hij, met evenveel recht, een profiteur, een ziekelijke verslaafde of een monster.

In feite is de belangrijkste vraag wat morele autoriteit is en hoe het werkt. Morele autoriteit is wezenlijk anders dan politieke autoriteit: deze laatste wordt in de praktijk vaak gevestigd door geweld, staatsgreep, volksmisleiding, toevalligheden, of door (min of meer) democratische verkiezingen. Eenmaal aan de macht gekomen, rechtvaardig of onrechtvaardig, hebben de leiders de feitelijke macht om wetten af te dwingen. Maar vaak hebben machthebbers geen morele autoriteit bij hun bevolking, of verliezen ze die na een tijd: hun geloofwaardigheid of prestige vermindert aanzienlijk, tot op een punt dat er niets meer overblijft en heel de bevolking de leider veracht en haat, en zo snel mogelijk van hem af wil. Enkel door een terreurregime van angst en onderdrukking kan hij zijn positie nog vasthouden.

Een man die zijn leven geeft voor zijn zaak, heeft altijd véél geloofwaardigheid.

Morele autoriteit daarentegen zit binnenin. Deze is er wanneer mensen aan de binnenkant zijn wie ze aan de buitenkant zijn: iemand uit één stuk, die door het vuur gaat, die grote offers brengt, niet voor eigen verrijking, maar voor anderen. Iedereen voelt aan: dit is échte autoriteit. Mensen houden van zulke leider! Hem volgen ze met hun hart. Gandhi is hiervan een mooi voorbeeld: hij bekleedde nooit een politiek mandaat, maar zijn morele autoriteit was sterker dan die van de hele regering samen. Als hij aan het vasten ging, stopten de rellen over het ganse land, enkel door zijn morele appél.

Nelson Mandela had veel morele autoriteit: het lijkt wel alsof énkel zijn persóón het land samenhield.

Jezus is een nog véél sterker voorbeeld: zijn woorden zijn op moreel gebied onovertroffen: ‘heb uw vijand lief’, ‘keer uw rechterwang toe’, ‘laat uw ja ja zijn’, ‘was elkaars voeten’… niemand heeft de lat hoger gelegd dan hij. Ook zijn persoonlijke moreel gezag is ongeëvenaard: er was geen spoortje van hypocrisie in hem. Hij verkondigde onverschrokken de hoogste morele normen, maar was toch geen moraalridder: er ging geen veroordeling of arrogantie van hem uit, en hij kon aan tafel evengoed naast een prostituee gaan zitten. hij voelde zich nooit ’te goed’ voor iemand anders. Een man die zijn leven geeft voor zijn zaak, heeft altijd véél geloofwaardigheid. Niemand in deze wereld heeft ooit meer volgelingen gehad dan Jezus, en zelfs 2000 jaar na zijn dood geven nog steeds mensen uit liefde hun leven voor Hem. De Kerk kan veel moreel gezag verloren hebben, maar dat geldt niet voor haar Stichter.

Leiders van hun voetstuk

Er ís dus nog moreel gezag vandaag, maar niemand kan het opleggen of afdwingen. We vinden het hier en daar bij leiders met grote persoonlijke integriteit, maar ook dezen kunnen snel, na één morele uitschuiver, van hun voetstuk tuimelen. Dit wil zeggen dat het erg versnipperd is, gefragmenteerd, voorwaardelijk, tijdelijk en uitermate kwetsbaar. Stel je even voor dat mensen zo met de verkeersregels zouden omgaan: ‘Ik gehoorzaam alleen die verkeersregels die ik persoonlijk goed vind, en ik luister alleen naar een politieagent wiens privé morele integriteit ik erken’. Hoe lang zou het duren vooraleer we onszelf compleet vastgereden hebben!

Dat verklaart de levensbeschouwelijke crisis, de leegte van vandaag: de spelregels zijn veranderd, want ieder beslist vrij welke morele principes hij volgt en welke niet. Ieder shopt op de levensbeschouwelijke markt en vult zijn morele winkelkarretje met wat hij leuk vindt. Maar in deze sfeer van ‘vrijheid-blijheid’ zijn er nog nooit zoveel verslavingen en depressies geweest. Hoelang zal het duren vooraleer onze samenleving zich door de tomeloze aanbidding van ‘morele vrijheid’ volkomen vastgereden zal hebben?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content