Jan Nolf

Wie moet het finaal voor het zeggen hebben: de psychiater of de rechter?

Jan Nolf Erevrederechter en justitiewatcher

Die oude vraag flakkert driftig op, ook vandaag op het proces De Gelder.

De volgorde is niet toevallig. Psychiatrie en justitie, bij collocatie is dat de volgorde van de wet: de dokter heeft het eerste woord en de rechter het laatste. Net bevestigde de minister van Justitie dat een vetorecht van de medische sector tegen een juridische beslissing niet aan de orde is. Want inderdaad “niet toegeven aan de waan van de dag”. Geen makkelijk statement, maar moedig.

Wat misgaat in justitie wordt in een rechtstaat publiek tegen het licht gehouden van de actualiteit van een duistere dag. Sereniteit is een deugd voor juristen en een kunst voor de pers. Een klare blik mag voor beiden. Maar de glazen bol is een illusie.

Drie voorbeelden van de afgelopen dagen illustreren dat treffend.

Gisteren haalde zelfs de onvoorspelbare Kim De Gelder een zakdoek boven bij de getuigenis van z’n vader: “je laat je kind nooit vallen, nooit.” Ook destijds niet nadat zijn verzoeken tot collocatie door de aangesproken psychiater afgewezen werden.

Eergisteren bevestigde de Kortrijkse raadkamer de aanhouding van een moeder die haar vierjarig zoontje verdronk: toen pas vrijgelaten door de vrederechter na een dringende collocatie door het parket.

En daarvoor de beelden van de doodstrijd van Jonathan Jacob: net niét gecolloqueerd geraakt nadat zijn enig slachtoffer er een bloedneus aan overhield.

De wetgever deed er van 1968 tot 1990 bijna evenveel tijd over om de collocatiewet van 1850 te vernieuwen als die nu ondertussen oud is: 22 jaar. De hamvraag blijft wie het voor het finaal voor het zeggen moet hebben: de psychiater of de rechter. Die oude vraag flakkert driftig op, ook vandaag op het proces De Gelder.

Daarnet om 15.17 uur vandaag (Lees hier de liveblog) werd psychiater De Bleeker er ondervraagd. Die was zelf buiten vervolging gesteld werd voor de klacht van de ouders De Gelder voor ‘schuldig verzuim’. Alvast over het principe was hij duidelijk: “Om iemand te colloceren moet er geestesziekte zijn, een gevaar voor zichzelf of anderen en de enige mogelijkheid om te behandelen is gedwongen opname. Maar ik wil benadrukken: niet de psychiater moet colloceren, dat is een gerechtelijke beslissing”.

Zonder het Mensenrechtenhof in Straatsburg zou de bal in het medische kamp gebleven zijn: zoals voor 1990 al ononderbroken sinds 1850. Enkel de Europese rechtsbescherming – met de ontluisterende veroordelingen die daar bij horen – overtuigde België tot een systeem waarin de rechter het laatste woord heeft. Maar meteen ook de eindverantwoordelijkheid: de psychiater wikt, de rechter beschikt.

De drie voormelde drama’s tonen elk een verschillende en verwarrende interactie tussen geneeskunde en recht.

Kim De Gelder is finaal nooit gecolloqueerd geweest: de psychiatrische screening werkte blijkbaar niet voor zijn profiel op dat moment. Daardoor kwam justitie niet eens aan een beslissing toe.

Het gezinsdrama in Roeselare volgde verleden week net na een dringende gedongen opname. De ene dokter adviseerde aan het parket de collocatie waarna een psychiater aan de vrederechter de vrijlating adviseerde.

Jonathan Jacob was voor zijn fatale dag in Mortsel voordien wel al gedwongen opgenomen maar de nieuwe beslissing van justitie stootte op weigeringen van het ziekenhuis.

Of zijn dringende gedwongen opname die dag met een paar telefoontjes van het parket oorspronkelijk echt wel moest, is een vraag die de opgevorderde dokter op medisch vlak beantwoordde. Het was dan aan de parketmagistraat van dienst om tegenover het gevaar van een geesteszieke ook de alternatieven te bekijken: ook een voorwaarde van de wet, maar een juridische toetsing.

Daarenboven bevestigde psychiater De Bleeker ook zopas op een vraag van advocaat Vermassen dat collocatie “contraproductief kan werken. Sommigen houden daar een trauma aan over. Vandaar dat de wet zo strikt is”.

Opmerkelijk dat een psychiater in het proces De Gelder naar de wet verwijst, maar magistraten soms op automatische piloot schijnen te volgen.

Had kordate maar levensechte bemiddeling van het parket tussen ouders, politie, huisartsen en psychiaters aan Jonathan een levensreddend scenario kunnen bieden – wie weet. De minister van Justitie evenals partijen binnen en buiten de regering hebben attente oren naar ‘good practices’ die in de toekomst snelle en praktische interactie moeten genereren tussen beide beroepsgroepen: medici en juristen. Dat komt neer op meer respect voor de patiënt die de speelbal niet mag worden tijdens hun dovenmansgesprekken.

Nu nog de verantwoordelijkheid. Dat is een juridisch onderwerp waarover bij uitstek in justitie niemand piept. De term lijkt wel taboe, ook in medische kringen.

In Frankrijk is het antwoord recent gegeven. Op 18 december jl. werd in Marseille een psychiater veroordeeld tot schadevergoeding jegens de zoon van het vermoorde slachtoffer van een vrijgelaten schizofrene patiënt. Het editoriaal van Le Monde roemde het als een “moedig vonnis”. Fijntjes werd immers opgemerkt dat de rechters van Marseille daarmee ook de wacht aangezegd hebben aan hun collega’s van de strafuitvoeringsrechtbank mochten die ooit lichtzinnig beslissen over een voorwaardelijke invrijheidstelling. Of hoe de veroordeling van een medicus rechtspraak kan inspireren tot de aansprakelijkheid van de staat voor haar rechters. Denk aan Dutroux.

Niemand heeft een glazen bol.

Op zijn zeer bijzondere persconferentie over de “toegeving” van de Antwerpse procureur Dams hield procureur-generaal Yves Liégeois voor dat het hem “soms verweten werd dat hij er een had”. Zijn overbodige ontkenning over die glazen bol (“nee, ik heb die echt niet”) had voor sommige waarnemers iets van valse bescheidenheid. Immers zette de grote baas meteen de Antwerpse substituut van dienst heel uitdrukkelijk uit de wind. Zelfs zonder het onafhankelijk onderzoek van de nog opnieuw aan te stellen raadsheer-onderzoeksrechter af te wachten.

Ondertussen werd een àndere Antwerpse substituut in de roemloze schakels naar de dood van Jonathan nog nooit zelfs maar vernoemd: de referentiemagistraat ‘dringende collocatie’. Op die dramatische winterdag “werkte ze thuis” maar de contactpoging van het parket met haar in die kritieke uren “lukte niet” (citaat parketwoordvoerder Van Tigchelt op mijn vraag aan hem, 3 maart jl.). Tot op vandaag wordt die substituut als contactpersoon vermeld op de website van de politie Mortsel. Ze raakte dus niet ingezet tijdens de lange crisisdag van die unieke politionele pendeldienst tussen Boechout en Mortsel. Daar kunnen duizend goede redenen voor zijn ofwel nog een gemiste kans van justitie erbij.

Pech en jammer voor iedereen want die specialiste was wellicht populair: lid van de benoemingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie van 2004 tot 2012, dus twee mandaten lang. Zou zij naderhand ooit over haar thuiswerkdag aan de tand gevoeld zijn door korpschefs Dams, Liégeois of de HRJ ?
Misschien hebben sommigen eerder een glazen oog: eentje waar ze niet mee zien.

Jan Nolf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content