Waarom lopen we bij elke nieuwe virusuitbraak achter de feiten aan?

Trui Engels
Trui Engels Journalist Knack

De mens is niet gewapend tegen alle virussen die op ons afkomen. Dat zegt viroloog Johan Neyts (KU Leuven) op een moment dat de wetenschap verwoed op zoek is naar een vaccin en behandeling tegen het pas ontdekte coronavirus. ‘We moeten ons beter bewapenen in vredestijd’

Na de SARS- en MERS-virusuitbraken waarschuwde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in 2015 voor nog meer nieuwe stammen van het coronavirus die mogelijk ernstige wereldwijde uitbraken kunnen veroorzaken in de nabije toekomst. Vijf jaar later is het zover met het Wuhan-coronavirus 2019-nCoV, dat momenteel in de hele wereld toeslaat en waarvoor, net als bij SARS en MERS, geen vaccin of behandeling bestaat.

Ondanks de waarschuwingen dat het aantal virusuitbraken steeds verder zal toenemen, is de mensheid amper voorbereid op een nieuwe uitbraak die enorme economische schade kan aanrichten en mogelijk volledige samenlevingen ontwrichten. De jaarlijkse wereldwijde kost van een matig ernstige tot ernstige pandemie wordt ruw geschat op 570 miljard dollar. En stel dat er vandaag een gelijkaardig griepvirus als de Spaanse griep zou opduiken, zou dat bijna 33 miljoen dodelijke slachtoffers in zes maanden tijd kunnen eisen.

De strijd tegen een nieuwe ziekteverwekker kan pas beginnen als we deze beter begrijpen en bestuderen. Daarom maakte de Europese Commissie zopas 10 miljoen euro vrij voor onderzoek naar het nieuwe coronavirus.

Voorlopig is de wetenschap aangewezen op de wapens die ze momenteel ter beschikking heeft, zoals reeds bestaande en goedgekeurde antivirale middelen. Sommige Chinese coronapatiënten krijgen vandaag een behandeling met geneesmiddelen die gebruikt worden voor de therapie van een hiv-infectie. Bepaalde hiv-remmers blijken immers, op basis van een weliswaar beperkte studie in het medische vakblad The Lancet uit 2004, gunstige resultaten te hebben gehad tijdens de uitbraak van het SARS-coronavirus.

Dat is volgens viroloog van het Rega Instituut van de KU Leuven, Johan Neyts, geen verrassing. ‘Bepaalde virussen, zoals hiv- en coronavirussen, maar ook bijvoorbeeld het hepatitis C-virus, maken onder andere gebruik van hun protease om zich in een lichaamscel te vermenigvuldigden. De familie van de coronavirussen gebruikt een protease dat weliswaar verschillend is van hiv en hepatitis C, maar toch ook enkele overeenkomsten vertoont met dat van hiv. Nu blijkt in celculturen en dierproefstudies dat er enige activiteit is van die hiv-remmers op coronavirussen en dat sommige hiv-proteaseremmers enigszins een effect hebben op het enzym van de coronavirussen. Vandaar dat men in China nu een combinatie van twee hiv-proteaseremmers toedient. Let wel, deze middelen zullen mensen allicht niet ineens spectaculair genezen. Maar alle beetjes helpen. In een geval van leven of dood, kan het de balans iets helpen overhellen naar de andere kant zodat het virus zich minder snel vermenigvuldigt en het immuunsysteem de tijd krijgt om afweer op te bouwen en de patiënt in leven te houden.’

Tot frustratie van Neyts werden de SARS en MERS-virusuitbraken in respectievelijk 2003 en 2012 door de internationale gemeenschap niet aangewend om specifieke coronavirusremmers te ontwikkelen in het geval van een toekomstige uitbraak. Neyts. ‘Dankzij beide virussen hebben we heel wat kennis opgedaan. De SARS-epidemie was gelukkig al na een aantal maanden uitgedoofd en de verspreiding van het MERS-virus blijft zeer beperkt waardoor het ook weer snel business as usual werd. We zien vandaag dezelfde situatie: een soort van steekvlampolitiek waarbij organisaties onmiddellijk enkele miljoenen vrijmaken om onderzoek te doen naar bijvoorbeeld een vaccin en therapie, maar dat is eigenlijk alweer veel te laat.’

De kracht van virus remmers

Neyts pleit er al jaren voor om een voorraad antivirale middelen te ontwikkelen die we onmiddellijk kunnen inzetten als er een uitbraak is met een nieuwe ziekteverwerker, de zogenaamde disease x. ‘De wake-up calls van 2003 en 2012 voor coronavirussen waren blijkbaar niet voldoende om mensen enthousiast te houden. Toch zijn er naast de coronavirussen nog andere families waar gevaarlijke pathogenen eventueel kunnen opduiken. Het meest recente voorbeeld is het zikavirus dat tot de flavivirussen behoort. En wees maar zeker dat er nog nieuwe exemplaren zullen bijkomen. Ik zeg al jaren dat we beter moeten voorbereid zijn op het onverwachte dat ons te wachten staat.’

Landen investeren miljarden in defensie in de vorm van militaire infrastructuur en personeel, maar die klassieke defensiestrategie zou ook moeten gelden tegen gemeenschappelijke vijanden als virussen.

Johan Neyts, KU Leuven

Maar daar knelt net het schoentje. Het ontwikkelen van nieuwe antivirale middelen is een niet te onderschatten uitdaging. Het kost minstens zo’n 100 miljoen euro om eender welk geneesmiddel te ontwikkelen en de klinische studies naar veiligheid en het op de markt brengen van het medicijn vragen de nodige tijd. Neyts wijst niet met de vinger naar de farmabedrijven, maar vraagt meer verantwoordelijkheid van de overheden. ‘We kunnen niet verwachten dat farmabedrijven zomaar eventjes 100 miljoen euro investeren in iets dat misschien nooit zal worden gebruikt. Dat is de taak van de verschillende overheidsinstanties. Landen investeren miljarden in defensie in de vorm van militaire infrastructuur en personeel, maar die klassieke defensiestrategie zou ook moeten gelden tegen gemeenschappelijke vijanden als virussen. Dat dreigen we weleens te vergeten.’

Op het Wereld Economisch forum werd in 2017 het Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI) opgericht, een initiatief van de Noorse en Indiase overheid, de Bill & Melinda Gates Foundation en het Britse Wellcome Trust, om nieuwe vaccintechnologieën te ontwikkelen die toelaten om sneller te schakelen in geval van een nieuwe uitbraak. Neyts vindt dat we ook voor antivirale middelen een soortgelijk initiatief nodig hebben. ‘We moeten durven investeren in het aanmaken en het testen van antivirale medicijnen zodat we een strategische voorraad of stockpileop de plank hebben liggen om een epidemie van in het begin de kop in te kunnen drukken, ook al hebben we die medicijnen misschien nooit nodig. We kunnen voor elke virusfamilie, waarbinnen ooit een boosaardig neefje kan opstaan, een therapie ontwikkelen. We kenden voor de uitbraak in Wuhan bijvoorbeeld al zes corona’s bij de mens. Als men tijdens de eerste weken van de uitbraak in China al iets had gehad dat bij alle zes de corona’s werkte, dan zou dat heel waarschijnlijk ook actief zijn geweest tegen dit nieuw lid dat binnen deze familie is opgestaan.’

En ook al bestaan er geen breedspectrum antivirale middelen zoals dat bij antibiotica het geval is – omdat de verschillende virusfamilies vaak totaal andere mechanismen gebruiken om zich te vermenigvuldigen – toch kunnen er zelfs antivirale middelen over verschillende virusfamilies heen ontwikkeld worden.

Sinds kort valt er op dat vlak goed nieuws te melden. Het Amerikaanse biofarmaceutische bedrijf Gilead Sciences is in samenwerking met de Chinese autoriteiten van start gegaan met klinische tests op honderden Chinezen in Wuhan van hun experimenteel medicijn remdesivir, dat ontwikkeld werd voor de behandeling tegen het ebolavirus. Remdesivir is nog door geen enkele gezondheidsorganisatie in de wereld goedgekeurd maar bleek eerder wel al succesvol in de behandeling van experimentele coronavirusinfecties bij proefdieren.

Ook in de huidige coronacrisis zou het al intraveneus zijn toegediend aan de eerste coronapatiënt in de Verenigde Staten, een 35-jarige man met pneumonie. De symptomen bleken na een dag al te zijn verbeterd, zonder merkbare neveneffecten.

Volgens professor Neyts is dit een voorbeeld van een antiviraal middel dat reeds ‘op de plank’ lag. ‘Dit middel werd getest in Noord-Kivu naar aanleiding van de uitbraak van het ebolavirus, dat tot de familie van de filovirussen behoort. Vandaar dat Gilead over een behoorlijk grote voorraad remdesivir beschikte die trouwens ook al eerder in de VS getest werd op veiligheid bij gezonde vrijwilligers. Nu blijkt het multi-inzetbaar. Een geluk bij een ongeluk, als het ware.’

En wat met vaccins?

Vaccinontwikkeling duurt doorgaans vijf tot tien jaar en die tijd heb je niet in een uitbraaksituatie.

Naast antivirale middelen, moet de strijd tegen virussen volgens Neyts op een tweede front gevoerd worden: de ontwikkeling van vaccins. Zo werkt het ziekenhuis van de Tongji-universiteit in Shanghai samen met Stermirna Therapeutics aan een vaccin tegen het nieuwe coronavirus. Volgens dat bedrijf zal de ontwikkeling niet langer dan 40 dagen duren. Maar dan zijn er nog testen bij proefdieren ndoig, moeten regulatoire studies en testen op gezonde vrijwilligers doorlopen worden en volgt de opschaling.

‘Vaccinontwikkeling duurt doorgaans vijf tot tien jaar en die tijd heb je niet in een uitbraaksituatie’, meent Neyts. ‘Er moeten vaccintechnologieën bestaan die ervoor zorgen dat je snel kunt schakelen op het ogenblik dat een nieuw pathogeen opduikt, want vaccins kun je nu eenmaal niet op voorhand maken.’

In het Rega Instituut biedt een bestaand vaccin tegen gele koorts nogal wat potentieel. Door in de genetische code van gele koorts nieuw genetisch materiaal in te brengen, zou een dubbel vaccin kunnen worden gecreëerd tegen zowel gele koorts als het coronavirus.

Waarom lopen we bij elke nieuwe virusuitbraak achter de feiten aan?
© reuters

Neyts: ‘In het geval van het Wuhan-coronavirus konden wij in het lab op 12 januari aan de slag toen de genetische code van het virus door een team uit Wuhan in de databanken werd gezet. Ons team is koortsachtig aan het werk om een vaccinkandidaat met moleculaire technologie in elkaar te puzzelen. Als alles verder goed blijft lopen, zou over een zestal weken bij muizen kunnen worden getest of het vaccin een immuunafweer op gang kan brengen. Daarna moeten er nog heel wat door overheden in binnen- en buitenland opgelegde testen worden doorlopen en vervolgens de veiligheid aangetoond bij gezonde vrijwilligers. Als het coronavirus een mondiaal probleem zou worden, kan de ontwikkeling van het vaccin versneld worden. Het probleem met vaccins, in tegenstelling tot een antiviraal middel is dat er, zelfs bij gebruik van de snelste en meest moderne methoden, veel tijd voorbijgaat tussen de identificatie van het nieuwe pathogeen, in dit geval 12 januari, en het beschikbaar hebben van miljoenen, of zelfs een miljard benodigde dosissen. Ondertussen heeft het virus zich al vrolijk verder kunnen reproduceren onder de bevolking. In die tussenperiode zou het ontzettend nuttig zijn over een antiviraal middel te kunnen te beschikken.’

Neyts benadrukt dat de kwaliteitseisen van een vaccin van essentieel belang zijn. ‘Zoniet kan elke cowboy zomaar een vaccin ontwikkelen. We kijken allemaal graag naar films als Contagion, waarin er op wonderbaarlijke wijze al na een paar dagen een antistof wordt gevonden tegen een ziektemaker. In een film lijkt het allemaal zo makkelijk. In de realiteit is het heel erg complex. Daar staan de mensen soms te weinig bij stil’, besluit de viroloog.

Doorbraak in de behandeling van verkoudheidsvirussen

Neyts en zijn collega’s publiceerden in het vakblad PLOS Biology een doorbraak in de behandeling van een gewone verkoudheid. Dat is goed nieuws, want er zijn nog altijd geen afdoende therapieën voor verkoudheden. Voor de meeste mensen is dat niet erg, maar als je last hebt van astma of chronische longproblemen kan een verkoudheid de druppel te veel zijn.

Verkoudheidsvirussen dringen ons lichaam doorgaans binnen langs de neus. Ze proberen er cellen van het neusslijmvlies te infecteren. Om de invasie te vergemakkelijken veranderen ze lichtjes van vorm. De wetenschappers zijn erin geslaagd een middel te ontwikkelen dat die vormverandering tegengaat, waardoor de kans op infectie veel kleiner is. Het zal wel nog even duren voor de nieuwe kennis is omgezet in iets voor de apotheek.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content