Mysterie van de dag: waarom ergeren zoveel mensen zich aan woorden uit het Frans of het Engels?

© getty
Trui Engels
Trui Engels Journalist Knack

Krimpt u ineen als uw collega vertelt over zijn qualitytime met de kids? Of loopt u de muren op van de social distancing-maatregel, al dan niet in een periode van lockdown (light)?

Het zal u in tijden van corona misschien zijn opgevallen dat covid-19 heel wat Engelse woorden in onze taal heeft geïntroduceerd. Termen als social distancing en lockdown doen misschien pijn aan uw oren. De laatste weken hebben we dan weer vooral de mond vol van de staycation.

Maar ook buiten coronatijden swipen we ons te pletter op onze smartphone en tablet of gaan we met de kids iets drinken in een beach bar. Zelfs knack-redacteurs worden door hun lezers al eens op de vingers getikt als ze iets te veel dreigen af te wijken van de moerstaal en de vermaledijde verengelsing in de hand werken.

Waarom wekken Engelse (maar ook Franse) woorden eigenlijk zoveel ongenoegen op? ‘Ontlening is een normaal fenomeen in elke taal, waarbij woorden, maar mogelijk ook structuren of grammaticale patronen, uit andere talen worden overgenomen’, weet Rik Vosters, docent Nederlandse taalkunde (VUB), die zich specialiseert in de relatie tussen taal en maatschappij. ‘Wanneer in een andere taal al een gangbare term bestaat, nemen we die vaak simpelweg over in plaats van zelf een nieuw woord te bedenken. Denk bijvoorbeeld maar aan computer, tablet of swipen. Maar iets verder terug in de tijd vinden we ook minder herkenbare leenwoorden als muur terug, toen de Romeinse bouwkunst metselwerk in onze contreien introduceerde, of cijfer, dat van het Arabische sifr komt, wat ‘nul’ betekent.’

Aanstellerig

Wanneer mensen het woord kinderen gaan vervangen door kids, is er echter iets meer aan de hand, zegt professor Vosters. ‘Ouders die kids hebben, vinden zichzelf net dat tikkeltje meer “mee met hun tijd” dan collega-ouders die gewoon kinderen hebben. En wanneer iemand swag uitroept wanneer een vriendin haar hippe nieuwe jas toont, presenteert die persoon zichzelf als jong, stedelijk en zelfverzekerd. En daar schuilt nu net de taalergernis. Mensen identificeren zich door hun taalgebruik met bepaalde groepen in de samenleving, waar anderen dan weer niet toe behoren of zich net tegen afzetten. Als jij bijvoorbeeld geen ruitjeshemdendragende alternativo uit de grootstad bent, is de kans reëel dat je al die hipster swag maar aanstellerig en potsierlijk vindt.’

Taal is dus een manier om je te onderscheiden. Door van de norm af te wijken, zeggen we iets over onszelf, en deze sociale functie van taal is de reden waarom taal varieert en steeds verandert. ‘Net omdat taal voortdurend evolueert, is de verontwaardiging over leenwoorden vaak selectief’, meent Vosters. ‘Niemand zal zich storen aan muur of cijfer, terwijl recente ontleningen zoals swag of swipen wel onder vuur komen te liggen.’

U kunt dus maar beter weten waarover u spreekt als u nog eens de verloedering van de Nederlandse taal wilt aankaarten. Zo herinnert Vosters zich een discussie waarin een dame aangaf dat ze het Franse mannequin zo lelijk vond en zelf altijd flink model gebruikte, zonder te beseffen dat ook model zijn oorsprong in het Frans kent. En dat terwijl mannequin net door het Frans ontleend is aan het Vlaamse manneken!’

Een zomers roosterfeest

Wie vreest dat we deze zomer geen barbecue meer mogen bijwonen, maar wel een roosterfeest, hoeft zich gelukkig nog geen zorgen te maken. Leenwoorden tieren tegenwoordig welig, zelfs in talen met een lange traditie van purismen of een strikte ’taalpolitie’ zoals het IJslands, Frans of Litouws. En dat is zeker geen reden tot bezorgdheid, vindt Vosters. ‘Hoewel natuurlijk niet elke ontlening even waardevol is, kan je ontleningen ook zien als een reflectie van onze rijke cultuurgeschiedenis, waarin we op het kruispunt van de Romaanse en Germaanse invloedsfeer altijd openstonden voor contacten met andere beschavingen.’

Vosters belooft alvast plechtig zich er niet meer aan te ergeren. ‘Behalve aan het woord swag’, bekent hij smalend. ‘Dát vind ik echt vre-se-lijk!’

Partner Content