‘Muziek kan ons wijsmaken dat we houden van iets waar ons lichaam niet van houdt’

© Reuters

De Leuvense muziekpsycholoog Mark Reybrouck onderzoekt welk effect muziek op een mens heeft.

‘Het is momenteel erg mooi om te zien dat er ontzaglijk veel over muziek verschijnt buiten het onderzoeksgebied van de muziekwetenschap. Zo hebben de neurologische wetenschappen ontdekt dat toppianisten die tot 40 noten per seconde kunnen spelen praktisch alle zones van hun hersenen stimuleren.’ De Leuvense muziekpsycholoog Mark Reybrouck (61) volgt al deze boeiende ontwikkelingen op de voet en weet ons dan ook telkens weer met een nieuw feitje te verbazen.

Tijdens de Leuvense openbare lessenreeks ‘Lessen voor de XXIste eeuw’ zal de professor op 10 maart een antwoord proberen te geven op de vraag wat muziek nu precies doet met een mens. Want niet alleen is muziek er al sinds mensenheugenis, ze kan nog eens grote gevolgen voor ons lichaam hebben ook.

Nota bene Charles Darwin, de grondlegger van de klassieke evolutietheorie, merkte al op dat de mens een muzikaal beestje is. Zelf worstelde hij nog met de vraag hoe muziek de mens concreet hielp om te overleven. Wat zijn de huidige opvattingen hierover?

Reybrouck: ‘De ‘evolutionaire musicologie’ probeert deze populaire vraag te beantwoorden. Hoewel we geen gebruik kunnen maken van fossiele resten, ziet men echter wel dat muziek een grote plaats inneemt bij nagenoeg alle culturen. Bovendien bestaan er hersenzones die echt ontwikkeld zijn om met muziek om te gaan, net zoals je gebieden hebt die gevoelig zijn voor taal of visuele waarneming. Daarom gaat men er nu vanuit dat muziek wel een soort biologische functie moet hebben en voordelig was voor de mens zijn overlevingskansen. Sommige theorieën hierover zijn erg boeiend.’

Zoals?

Reybrouck: ‘Muziek zou kunnen dienen om partners aan te trekken, maar dat lijkt meer te werken bij vogels dan bij mensen. Muziek zou ook kunnen bijdragen tot de sociale cohesie. Ze is een soort vrijetijdsbesteding die tamelijk veilig is en ze kan gebruikt worden om activiteiten samen te doen. Ze kan ook helpen bij het oplossen van conflicten. Mensen die samen zingen gaan elkaar waarschijnlijk ook niet van kant maken. Bovendien gebruikt men muziek ook om beter te leren waarnemen, maar bovenal is muziek een krachtige uitlokker van emoties. Desondanks blijft het nog speculeren naar de eigenlijke biologische functie, maar we verwachten heel veel van de neurobiologische wetenschappen in dit verband. Waarschijnlijk gaat de vraag naar de evolutionaire oorsprong van de muziek binnen tien à vijftien jaar volledig uitgeklaard zijn.’

Wat is muziek eigenlijk?

Reybrouck :‘Dat is moeilijk te definiëren, omdat sommige componisten zich bewust niet willen houden aan een mogelijke definitie. Er bestaat wel een gemakkelijke definitie die stelt dat muziek georganiseerd geluid is. Bij de meeste culturen over heel de wereld begint muziek wanneer geluid niet meer toevallig of gratuit is, maar een gemotiveerd karakter krijgt. Bovendien weten we dat mensen een biologische aanleg hebben om patronen te herkennen. Als een gemiddelde luisteraar dus een motiefje kan herhalen, dan is de kans groot dat die zoiets als muziek ervaart. Alles met een gestructureerde ordening is gemakkelijker te herkennen dan losse elementen kris kras door elkaar.’

Dus als een Jazz-muzikant improviseert is dit eigenlijk geen muziek?

Reybrouck: ‘Misschien niet voor de persoon die bepaalde muziek niet begrijpt. Voor iemand die ze wel snapt is ze vaak ongelooflijk gestructureerd en ordevol.’

Goed dat u het zegt! Wat betekent nu eigenlijk ‘het snappen’?

Reybrouck: ‘Muziek herkennen als een geordend geheel, dat ze ergens naartoe gaat, van het ene naar het andere akkoord, met zinvolle en logische overgangen, dat ze balanceert tussen stabiele en instabiele passages, dat ze aanwrijft tegen het vorige, enzovoort. Daar zit heel veel logica achter, maar voor de gemiddelde leek is dat niet altijd duidelijk. Wat voor een bepaalde luisteraar een diffuus klankentapijt kan zijn, is voor de uitvoerder of de componist uitermate zinvol en geordend. ‘

Hoe beluisteren de meeste mensen muziek dan doorgaans?

Reybrouck: ‘Er zijn vele soorten mensen en vele soorten muziek, maar uit proefondervindelijk onderzoek blijkt dat de meeste luisteraars niet analytisch luisteren. Ze horen vooral een diffuus klankentapijt. Voor veel van hen moet muziek dansbaar zijn, gemaakt om op te bewegen. Luide prikkelende beatmuziek werkt dan ook vaak aanstekelijk. Daarnaast gebruiken ze muziek ook als een alibi om hun fantasie de vrije loop te laten, om een bepaalde sfeer op te roepen. Daarom worden filmmuziek of klassieke muziek zoveel gebruikt in reclame. ‘

En kunnen mensen ook op andere manieren analytisch luisteren? En dan bedoel ik zonder jarenlang te hoeven studeren wat noten, akkoorden, toonladders en muzieksystemen zijn.

Reybrouck: ‘Dat is perfect mogelijk. Je moet daarin het onderscheid maken tussen muziektechnische kennis, en zogenaamd luisteren met diepgang. Er zijn gitaristen of pianisten die perfect weten wat ze spelen, maar die geen noten of akkoorden kunnen lezen, net zoals er luisteraars zijn die bijna elke klassieke componist of stijlperiode op het gehoor kunnen herkennen. Beiden voelen het dus wel aan, ze kunnen er ook heel veel betekenis inleggen, maar ze kunnen niet met een specifiek begrippenappparaat uitleggen waarom ze iets herkennen. In de muziekwetenschap maakte men soms de fout om die muzikale diepgang gelijk te stellen met de theoretische kennis van het begrippenapparaat. Een andere misvatting is dat je over speciale talenten zou moeten beschikken om met dat technische niveau van muziek te leren omgaan. Het taaie vooroordeel van je hebt het of je hebt het niet.

En dat is dus niet zo?

Reybrouck: ‘Vanuit de neurobiologische wetenschappen weten we intussen dat de gemiddelde mens de nodige hardware en software heeft om met muziek om te gaan. De hersenzones om muziek te verwerken zijn gekend en gelokaliseerd. Iedereen is dus muzikaal in die zin dat we geen speciale knobbels moeten hebben om met klanken om te gaan. Als luisteraars de nodige motivatie hebben, horen ze veel meer dan we denken.’

Soms hoor je ook wel eens zeggen dat de popmuziek van de jaren 50/60 beter was dan de periodes die daarna kwamen, inclusief deze tijd. Is daar iets van aan?

Reybrouck: ‘Dat is een moeilijke en gevaarlijke vraag. Ik antwoord dus met enige schroom, omdat ik de popmuziek minder goed ken. Maar ik heb die tijd wel meegemaakt toen ik jong was. Toen was er natuurlijk ook wel marketing en een drang om te scoren bij het publiek. Toch had je vaak ook het gevoel dat men de wil had om op muzikaal gebied een trend te zetten of ergens tegen te protesteren, terwijl ik nu de indruk heb dat er veel meer om de schouder wordt gekeken of de luisteraars wel volgen. Dus toch wat commerciëler dan vroeger en meer managementmatig gestuurd door de productiehuizen. Er is dan ook heel wat geld mee gemoeid. Weinig mensen weten dat de Amerikaanse muziekindustrie tien jaar geleden een grotere omzet had dan de militaire industrie. Wanneer Madonna destijds een clip van drie minuten liet inblikken, ging het in dergelijke producties echt om hallucinante bedragen.’

Ik merk vooral dat men nog altijd veel gebruik maakt van de simpele four on the floor-bass-drum, vaak aangevuld met slagwerk van de hi-hat op de tweede en vierde tel. Boem, tek, boem, tek…. Er zijn zeker goede nummers met zo’n beat, maar sinds dit tijdens de disco-periode geïntroduceerd werd lijkt men er na veertig jaar maar niet van af te kunnen stappen.

Reybrouck: ‘Bovendien wordt klokvastheid bij drummers nu als een beter punt beschouwd. Ik vind dat eerder een slechte zaak, omdat dit bijdraagt tot de mechanisering van de popmuziek in navolging van de drumcomputer. Alles is perfect in de maat, het biedt geen kans meer op de subtiele variaties die zo belangrijk zijn bij het oproepen van echte emoties. Je zou kunnen stellen dat zo’n muziek veel minder ademt. De vroegere popmuziek was daarentegen iets meer organisch en nam meer vrijheid ten aanzien van het tempo. Toch zie je vandaag ook een aantal interessante verschuivingen. Men gaat bijvoorbeeld meer terug naar mineur-toonladders die wat triestiger zijn, met Adele als typisch voorbeeld. Ook zijn er vertragingen in het tempo, met hier en daar al langere klanken. Vooral de post-rock is op dit vlak erg boeiend. Daarnaast merk ik ook de herwaardering van de piano en de cello die de strakke beperking tot drie gitaren en slagwerk toch wat overstijgen. Ook het gebruik van elektronische klanken is volgens mij een goede zaak, maar zolang het puur mechanische pop blijft vind ik het een gemiste kans, al bestaan er ook daar intelligente, subtielere vormen.’

Bestaat er wetenschappelijk zoiets als een muzikale guilty pleasure?

Reybrouck: ‘Nee, dat is iets leuks, maar eigenlijk gewoon snobisme. Je vindt iets mooi, maar anderen gaan misschien met je lachen of je niet meer serieus nemen wanneer je dit zegt. Dat heb je ook vaak bij componisten die schrik hebben dat hun muziek te mooi of te eenvoudig kan zijn, want men zou het wel eens leuk kunnen vinden. Ik heb daar moeite mee. Mensen vinden iets niet zo maar mooi. Als je van bepaalde muziek houdt, dan heb je het recht om daarvan te houden. Het kan best zijn dat je met Rihanna opstaat en met Gregoriaanse muziek gaat slapen. Yuja Wang, een Chinese pianiste van extreem hoog niveau, luistert heel graag naar Rihanna. Er zijn zeer grote dirigenten die het Weense Nieuwjaarsconcert met veel plezier dirigeren, hoewel men daar soms meewarig over doet. Bovendien kan simpele klassieke muziek ook genietbaar zijn. Complexiteit staat dus niet synoniem voor kwaliteit. Vaak is het zelfs zo dat grote componisten bij eenvoudige nummers het sterkste zijn.’

Dus goede of slechte muziek bestaat wetenschappelijk eigenlijk niet?

Reybrouck: ‘Nee, maar je kunt wel in termen spreken van voorspelbaar, onvoorspelbaar, gestructureerd of eerder niet gestructureerd, waardoor de kans groot is dat mensen met een bepaalde achtergrond iets mooi gaan vinden. Dat kan. De beste benadering om te spreken over kwaliteit is het subtiele evenwicht tussen originaliteit en voorspelbaarheid. Maar daarbij speelt de luisterervaring van de luisteraar natuurlijk een grote rol. Het is echter wel zo dat muziek met mensen fysiek iets doet, soms ten voordele en soms ten nadele van hun lichaam. Er verschijnt ontzaglijk veel vanuit de neurologische wetenschappen hierover.’

Op wat voor manier dan?

Reybrouck: ‘Hoewel er nog wat onderzoek op dit vlak moet gebeuren, merken we via gesofisticeerde meetapparatuur dat mensen lichamelijk reageren op de klanken die ze horen. Muziek kan ons kippenvel geven, maar er zijn ook heel subtiele lichamelijke veranderingen die we met het blote oog niet kunnen zien, zoals veranderingen van de hartfrequentie, de bloeddruk, het ademritme, de elektrische activiteit in de hersenen of de geleidbaarheid van de huid. Bovendien kunnen de structuren en de functies van onze hersenen zich aanpassen, al moet je hierbij natuurlijk wel langdurig en intensief met muziek bezig zijn. Het volstaat niet om simpelweg een muziekje op te leggen.

Toch maakt het dan wel degelijk uit naar welke muziek we luisteren.

Reybrouck: ‘Inderdaad. Hoewel muziek ook kan verheffen, verzacht ze dus niet altijd de zeden. Ze kan ons buiten onze optimale prikkelingszone prikkelen en onszelf tegelijkertijd wijsmaken dat we houden van iets waar ons lichaam niet van houdt. Dan spreken we van zogenaamde medische decadentie. Vaak gebeurt dit bij veel te luide popmuziek. Bovendien is veel popmuziek ook zogenaamd muzikaal gehakt. Door computermanipulatie ontvouwen veel harde klanken zich niet meer op een natuurlijke wijze, maar ze worden direct op een maximaal niveau gepresenteerd. Daardoor kunnen ze heel bruusk overkomen. Dit merk je vaak bij het slagwerk en het gebruik van drumcomputers die de muziek herleiden tot een opeenvolging van beats. Ons trommelvlies is hier echter niet voor ontworpen. Het is een membraan dat je op een natuurlijke manier moet laten vibreren, wil je op termijn schade vermijden.’

Maar wat gebeurt er dan juist concreet met ons lichaam als we zo’n muziek horen?

Reybrouck: ‘Naast de gehoorschade door te luide volumes, kan te luide muziek onze hartslag, bloeddruk, ademritme, hersenritmes maar vooral ook onze hormonen zo beïnvloeden dat ons lichamelijk huishouden op hol slaat en het lichaam boven zijn normale ritme gaat functioneren. We gaan dan over in een soort alarmfase, waarbij ons lichaam wordt voorbereid op een fight and flight-reactie.’

Sommigen vinden dat gewoon lekker kicken. Moeten we dat niet gewoon respecteren?

Reybrouck: ‘Als dit op een gedoseerde manier gebeurt, dan is er geen probleem en kan dat best leuk zijn. Wanneer dit echter een gewoonte wordt en luisteren synoniem wordt van het aaneenrijgen van muzikale kicks, gaat het lichaam als het ware voortdurend in overdrive. Net zoals je met een auto constant plankgas aan het geven bent, kan dergelijke muziek erg belastend voor ons lichaam werken en over langere tijdsperioden fysieke roofbouw plegen. Het mechanisme van die overprikkeling is behoorlijk goed in kaart gebracht, maar het inzicht dat we leven in een ontspanningscultuur die de overprikkeling als norm hanteert, is nog niet doorgedrongen in het publieke debat. Als we onszelf wijsmaken dat we ons ontspannen door ons lichaam voortdurend op te spannen, dan is er toch wel een probleem.’

Maar het is toch moeilijk om ook die vrijheid, de vrijheid van muziekkeuze te gaan inperken?

Reybrouck: ‘Klopt. Maar het is heel belangrijk dat we dat signaal geven, omdat we luisteraars hierin niet volledig vrij mogen laten. Net zoals bij het roken moet je daarin sturen, maar dat mag niet louter negatief zijn. Verboden halen meestal weinig uit. Het is veel belangrijker dat media breder gaan in hun muzikale aanbod. Je hoort me niet zeggen dat ze geen popmuziek mogen laten horen, maar ik pleit voor het aanbieden van allerlei soorten muziek. Oude muziek, hedendaagse muziek, klassieke muziek, filmmuziek, muziek van hier, Oosterse muziek, Russisch-Orthodoxe muziek, folkmuziek, wereldmuziek, de muziek van eskimo’s, pygmeeën, enzovoort. Net zoals het onderwijs zouden radiozenders hierin dus meer een educatieve taak moeten opnemen. Nu missen we ontzaglijk veel, omdat radiozenders vooral programmeren in functie van de herkenbaarheid, genietbaarheid en vooral laagdrempeligheid. En als luisteraars alleen maar luisteren naar een hele smalle strook van wat er bestaat, dan krijg je natuurlijk ook een smalle luisterhorizon, waarbij we ons afzetten tegen wat er van afwijkt.’

Muziek van pygmeeën en eskimo’s… Waarom zouden we daar nu naar moeten luisteren?

Reybrouck: ‘We kennen allemaal de ontspannende natural sounds van het massagesalon en van de new age-achtige toestanden. Terwijl die eerder kitscherig overkomen, heeft de muziek van oudere culturen vaak een inductief vermogen dat wij een beetje kwijt zijn. Hun muzikale klanken hebben vaak een heel hoog vibreergehalte dat ingebed zit in een rituele context. Als je zoiets voor een eerste keer hoort klinkt dat vrij eigenaardig, maar als je in gedachten participeert aan die context, ga je zelf ervaren wat voor helende werking dit op je lichaam kan hebben inzake ademhaling en bewustzijn. Na uren zingen kun je zelfs tot op het randje van de trance-ervaring komen.’

Mm, toch niet echt my cup of tea. Ik vrees dat ik een andere muzieksmaak heb.

Reybrouck: ‘Maar een muzieksmaak is dynamisch en blijft niet onveranderlijk. Het is een combinatie van ons aangeboren mechanisme om patronen en geluid te herkennen en een reeks van beïnvloedingen door jezelf of je omgeving, bijvoorbeeld via de radio of sociale media. Dat is dus een vorm van conditionering. Wanneer mensen op hun eigen smaak terugblikken merken ze vaak dat die tien jaar geleden helemaal anders was. Muziekpsychologen weten dat mensen altijd de mogelijkheid hebben om hierin te veranderen en hun muzikale horizon kunnen verruimen.’

Hoe doe je dat dan concreet?

Reybrouck: ‘Dat is een kwestie van motivatie en van vrije keuze. Net zoals je een nieuwe taal leert, gaat dit aanvankelijk gepaard met inspanning en moeite. Maar als je je herhaaldelijk inspant, ga je zien dat je voor jezelf een soort openheid creëert, waarbij bepaalde muziek niet meer zo veel moeite vraagt en opeens als ontspannend ervaren wordt. Muziek die vanuit een eerste beluistering weinig toegankelijk is, wordt dan ineens boeiend. En de stap van boeiend naar genietbaar is een kleine stap.’

Zijn wij dan ook in staat om te kunnen houden van Arabische, Chinese of Indische muziek?

Reybrouck: ‘Inderdaad, dat zijn zaken die buiten ons referentiekader vallen en die openheid vragen om te luisteren en er aan te wennen. Je kunt dat dus leren. Maar de motivatie moet er zijn natuurlijk.’

Laurens Gaukema

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content