Mens is niet voorgeprogrammeerd om lief te zijn voor anderen

Altruïsme © Istock

Altruïsme blijkt niet enkel aangeboren, maar wordt sterk aangestuurd door het hebben van onderlinge relaties. Psychologen hebben een klassiek experiment opnieuw uitgevoerd en zijn tot een ander resultaat gekomen.

Sinds het concept van altruïsme geïntroduceerd werd in de negentiende eeuw, hebben psychologen gedebatteerd of altruïsme al dan niet aangeboren is en mensen dus voorgeprogrammeerd zijn om lief te zijn voor anderen.

Psychologen van de universiteit van Stanford hebben na de heruitvoering van een klassieker binnen de psychologische experimenten ontdekt dat altruïsme meer is dan enkel een aangeboren instinct.

Interactie

De conclusie van een standaardstudie uit 2006 onder achttien maanden oude kleuters was dat kinderen van nature aanleg hebben om de onderzoekers een helpende hand te bieden, zonder dat daar expliciet om gevraagd wordt.

Deze uiting van altruïsme lag in de lijn met wat de meeste wetenschappers op dat moment aannamen, namelijk dat altruïsme aangeboren zou zijn.

De bevindingen van dit onderzoek vormden de basis van tientallen studies die sindsdien werden gedaan.

Trigger

Psychologen Rodolfo Cortes Barragan en Carol Dweck wilden het experiment echter overdoen omdat ze een vermoeden hadden dat de setting het resultaat had beïnvloed.

Zoals in de meeste studies met kleuters speelden de onderzoekers namelijk eerst een paar minuten met de kinderen om hen op hun gemak te stellen en te laten wennen aan nieuwe gezichten en een vreemde omgeving.

Maar net deze interactie, hoe kort ze ook duurde, bleek de trigger te zijn die altruïstisch gedrag uitlokte. Op die manier lag de uitkomst van het onderzoek al vast nog voor het begonnen was.

‘Kinderen zijn altijd op zoek naar sociale signalen’, zegt Barragan, de hoofdauteur van de studie. ‘Het korte spel wordt als zorg geïnterpreteerd en schept een gevoel van wederkerigheid. Het kind reageert daarop in natura.’

Samen spelen

Barragan en Dweck ontwierpen een nieuw experiment waarbij 34 één- en tweejarigen in twee groepen werden ingedeeld.

De kinderen uit groep 1 speelden eerst een paar minuten met de onderzoeker door met een bal naar elkaar te rollen en samen een beetje te keuvelen.

Als de onderzoeker plots ‘per ongeluk’ een voorwerp van de tafel stootte, schoot het kind ter hulp om het op te rapen, net zoals in het onderzoek uit 2006.

Het verschil was de uitkomst in groep 2. Deze kinderen en hun onderzoekers speelden eerst even alleen, met een eigen bal, wat ‘parallel spelen’ genoemd wordt. Net zoals in groep 1 werd er ook wat gebabbeld.

Controverse

Op het moment dat er in deze setting een voorwerp van de tafel viel, bleken deze kinderen drie keer minder geneigd om een handje te komen helpen. Ook toen de onderzoekers het experiment herhaalden met oudere kinderen, bleek de wederzijdse speelgroep twee keer meer geneigd om te helpen dan de parallelle speelgroep.

Deze resultaten suggereren dat altruïsme niet gewoon aangeboren is maar door relaties, zelfs kortstondige, ontstaat. ‘Ik denk dat onze resultaten voor enige controverse kunnen zorgen, maar op een goede manier’, zegt Dweck.

‘Een van de argumenten voor aangeboren altruïsme was altijd dat het ons evolutionair voordeel opleverde. Een instinctieve zorg zou de overlevingskansen vergroten.’ ‘Als kinderen vertrouwen hebben in de mensen in hun wereld, maken ze zich de cultuur van die omgeving gemakkelijker eigen en komen zo sneller tot een hoger niveau van persoonlijk en interpersoonlijk succes’, voegt Barragan daaraan toe.

De studie werd gepubliceerd in de Proceedings van de National Academy of Sciences. (IPS)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content