Darya Safai (N-VA)

‘Kinderen moeten ook kennismaken met het lelijke gezicht van het extreme islamisme’

Darya Safai (N-VA) Belgisch-Iraanse mensenrechtenactiviste en N-VA-kandidate

We moeten onze kinderen, àlle kinderen, uitdagen om zelf kritisch na te denken over religie en niet blindelings de traditie te volgen, schrijft de Belgisch-Iraanse Darya Safai.

Moraalfilosoof Patrick Loobuyck vraagt zich terecht af waarom de levensbeschouwelijke vakken op onze scholen ontsnappen aan elke vorm van controle. Met de aankondiging van minister van Onderwijs Hilde Crevits, om het breed publiek te betrekken bij het debat over de eindtermen, is dat toch iets waar we over moeten nadenken.

Moet een seculiere regering in de 21ste eeuw nog belastinggeld aanwenden om een religieus georiënteerd schoolsysteem in stand te houden? Welk nut heeft dat nog nu Europese christenen de kerk massaal de rug hebben toegekeerd, terwijl de islam almaar extremere vormen aanneemt? Waarom wordt sociaal gedrag als religie niet gewoon objectief onderwezen, zonder vooringenomenheid en indoctrinatie? Hoe meer ‘geloof ‘ een kind meekrijgt, hoe moeilijker om het er nadien weer vanaf te brengen.

Als we onze kinderen dan toch iets willen bijbrengen over godsdienst, moet dat gebeuren op een volstrekt onpartijdige en historisch onderbouwde manier. Niet alleen de positieve verwezenlijkingen van bepaalde religieuze tradities moeten aan bod komen maar zeker ook de fouten en misdaden die begaan zijn.

De vraag is of de godsdienstleerkrachten wel competent zijn om neutraal te blijven. Wat is hun rol in het bevorderen van bepaalde extreme islamitische opvattingen? Hoe worden zij gecontroleerd? Is er belastinggeld bijgedragen aan een opleiding die moslimkinderen de weg wijst naar het islamisme en hun integratie bemoeilijkt? Hoe kunnen we zo ooit de kloof overbruggen tussen de gesloten, traditionele omgeving waarin sommige kinderen opgroeien en de moderne, westerse maatschappij?

Kinderen moeten ook kennismaken met het lelijke gezicht van het extreme islamisme

We moeten onze kinderen, àlle kinderen, uitdagen om zelf kritisch na te denken over religie en niet blindelings de traditie te volgen. Ze moeten beseffen dat religie niet allesbepalend is voor hun identiteit, zeker niet in het openbare leven. Daarom vind ik het niet aanvaardbaar dat kinderen godsdienst wordt bijgebracht op een niet-wetenschappelijke, vooringenomen basis, zeker als die in strijd is met de universele rechten van de mensen.

Kledingvoorschriften, halal slachten of collectief bidden op straat zijn niet meer dan sociaal gedrag, onder het mom van geloof

Anderzijds mogen we geen enkel kind discrimineren, niet op basis van religie, niet op basis van ras. Niet-religieuze kinderen mogen weten dat een subjectieve geloofsbeleving perfect mogelijk is, en maatschappelijk aanvaard wordt. Maar ze mogen ook weten dat kledingvoorschriften, halal slachten of collectief bidden op straat niets te maken hebben met de vrijheid van religie of het behoud van tradities. Het is sociaal gedrag, niet meer dan dat, onder het mom van geloof. We hoeven niet alles te aanvaarden omdat iemand zegt ‘Zo wil mijn godsdienst het’, en zeker niet als de mensenrechten daarmee geschonden worden.

Daarom reageerde ik in september zo fel op de ‘zaak-Trézeguet’, de voetballer van Anderlecht die op een foto de gezichten van alle vrouwen in het stadion had gewist. Daarom heb ik vorig jaar de actiegroep ‘Let Iranian women enter their stadiums’ opgericht. Het stadionverbod voor vrouwen in Iran, eerst alleen in het voetbal, sinds drie jaar ook in het volleybal, is de zoveelste poging van het islamitische regime om vrouwen te knechten en te intimideren. En een stadion is als een kleine maatschappij. Als de vrouwen daar buitengesloten worden, worden ze in de hele maatschappij buitengesloten. Om de wereld daarvan bewust te maken, voeren wij actie overal waar een Iraans nationaal elftal aantreedt en proberen we de internationale federaties onder druk te zetten.

Het is onze bijdrage aan een strijd die niet alleen de onderdrukte vrouwen in Iran aangaat maar ons allemaal. En dus ook onze kinderen. Als we komaf willen maken met discriminerende, theocratische maatschappijmodellen zoals die nu – in navolging van Iran – opgang maken in het Midden-Oosten, moeten we in de eerste plaats werk maken van gelijke rechten voor mannen en vrouwen, thuis, in het openbaar en zeker op school. En we kunnen daar dus niet vroeg genoeg mee beginnen.

Net om die reden moeten kinderen op school openlijk kunnen praten over alle godsdiensten. Ze zouden ook bijvoorbeeld lezingen moeten kunnen bijwonen over de misdaden en slachtoffers van bepaalde religieuze stromingen, zoals er nu al lezingen zijn over oorlog en racisme. Kennismaken met het lelijke gezicht van het extreme islamisme. Alleen zo zullen ze zelfstandig leren denken, en uitgroeien tot sterke, ruimdenkende en verdraagzame volwassenen.

Het zou de overheid sieren als ze het heersende taboe op het inhoudelijke niveau van de levensbeschouwelijke vakken definitief zou opheffen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content