Kanker is niet alleen een beschavingsziekte maar bestaat al heel lang

Belgische onderzoekers van de Vrije Universiteit van Brussel (VUB) en de universiteit van Luik (ULiège) hebben aangetoond dat kankers al voorkwamen tijdens het Jura, meer dan 200 miljoen jaar geleden. Ze onderzochten fossiele beenderen van sauropoden of langnek-dinosauriërs uit Thailand en Niger en vonden eigenaardige botuitwassen, waarvan minstens één geduid kon worden als een agressieve botkanker, waaraan de dinosauriër ook gestorven is.

Benjamin Jentgen, een PhD-student aan de VUB en de ULiège, legde de botstalen van twee vroege sauropoden onder zijn microscoop. In de doorheen de tijd goed bewaarde weefsels vond hij structuren die in alle waarschijnlijkheid duiden op kanker.

‘De dieren tonen verschillende types van infectie’ zegt Jentgen. ‘In een Isanosaurus uit het Vroege Jura van Thailand (ongeveer 200 miljoen jaar oud) heeft het dier op het eind van zijn leven een soort van microscopische botnaalden geproduceerd aan het oppervlak van zijn opperarmbeen. Het dier is kort erna gestorven. Zulke naalden zijn typisch geassocieerd met kwaadaardige tumoren, en passen dus in het plaatje van een dodelijke botkanker.’

De onderzoekers beschrijven ook een tweede staal, van een Spinophorosaurus, afkomstig van het Jura van Niger. Ook dit dier heeft dergelijke naaldachtige botstructuren, maar heeft de infectie overleefd, en is nadien min of meer normaal verder gegroeid. ‘Dat kan een reactie op een goedaardige tumor, of eventueel op een virale infectie zijn geweest, maar het skelet van het dier in kwestie is redelijk compleet en toont verschillende andere pathologieën zoals breuken. De Spinophorosaurus heeft tijdens zijn leven verschillende trauma’s opgelopen en heeft waarschijnlijk afgezien’, besluit Jentgen.

Kankers blijken dus een oeroud fenomeen in de natuur. Met de studie is aangetoond dat ook de sauropoden, de grootste landdieren die ooit op het aardoppervlak rondliepen, vatbaar waren voor botaandoeningen zoals kwaadaardige kankers.

De fossielen vertoonden aan de buitenkant overigens nauwelijks sporen van enige pathologie. Tot paleontoloog Koen Stein (VUB), coauteur van de studie, ze bemonsterde. Die monsters dateren al van vele jaren geleden. ‘Toen ik in 2008 de stalen nam als onderdeel van mijn eigen doctoraatsonderzoek, vielen mij die abnormale weefsels onmiddellijk op, maar ik had nooit echt de tijd om de anomalieën uitvoerig te bestuderen. Het was duidelijk dat het om een ziektebeeld ging, maar zonder moleculaire testmogelijkheden was het moeilijk om een diagnose te stellen. Het is dankzij mijn doctoraalstudent Benjamin Jentgen, die de medische en veterinaire literatuur doorploeterde, dat we de mogelijke oorzaken van de vreemde botweefsels in de fossielen konden achterhalen’, zegt Stein.

‘De studie is belangrijk, want fossielen met tekenen van kanker zijn uiterst zeldzaam’, zegt ook Valentin Fischer, professor paleontologie aan de ULiège. ‘Het is waarschijnlijk dat vele pathologieën in fossielen onopgemerkt blijven. Enkel door het nemen van stalen kunnen we dat soort symptomen vinden en onderzoeken.’

De studie van Benjamin Jentgen-Ceschino, Koen Stein en Valentin Fischer verschijnt onder de titel ‘Case study of radial fibrolamellar bone tissues in the outer cortex of basal sauropods’ bij de Britse Royal Society of Biology.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content