‘Kan een mens sterven van angst? Ja’

Als de maatschappij massaal in de greep is van angst en de ermee gepaard gaande voorstellingen van ziekte en dood, dan worden die voorstellingen op zich een oorzakelijke factor, zegt professor klinische psychologie Mattias Desmet (UGent).

Ik stuurde recentelijk een opiniestuk de wereld in onder de titel ‘De angst voor het coronavirus is gevaarlijker dan het virus zelf’ (Vrt.be, 25 maart). Mijn stelling dat psychische ontreddering (burn-out, depressie, angst …) een belangrijke oorzakelijke factor is in de coronacrisis, beroerde de gemoederen op de meest uiteenlopende manieren.

Lezers vroegen me in hun reacties frequent op welke manier psychologische factoren het lichaam van de mens kunnen beïnvloeden. Iemand vroeg me onomwonden: Kan een mens sterven van angst? Het antwoord is ‘ja’, maar er moet tezelfdertijd bij gezegd worden dat psychologische factoren ook op de meest radicale manier positieve effecten kunnen hebben op het lichamelijk functioneren van de mens.

Het is voor de hand liggend om in eerste instantie naar het veld van de zogenaamde psycho-neuro-immunologie te verwijzen om in te schatten welke rol angst en stress kunnen spelen in de coronacrisis. Verschillende studies (zie o.a. studie van Ugolini van dit jaar) rapporteren dat muizen door experimenteel opgewekte stress 40 procent meer kans hebben om te sterven aan virale infecties. Het werkzame mechanisme is bekend: de stress leidt tot verlaging van de immunologie (vooral door veranderingen in concentraties witte bloedcellen en hormonen) en dus tot grotere kwetsbaarheid voor virussen.

Kan een mens sterven van angst? Ja.

In 2016 bevestigde een studie van Prior dat dezelfde mechanismen ook bij mensen werkzaam zijn en een aanzienlijke invloed hebben op de sterftecijfers bij een variëteit aan ernstige lichamelijke aandoeningen.

Belangrijk voor de coronacrisis is dat Nielsen en zijn collega’s in 2008 rapporteerden dat stress vooral bij virale longaandoeningen tot een hogere sterftegraad lijdt en dat dit effect beduidend groter is bij mannen dan bij vrouwen. Dit sluit aan bij de opvallende observatie dat er in de coronacrisis ongeveer 65 procent mannelijke en ‘slechts’ 35 procent vrouwelijke dodelijke slachtoffers zijn.

Maar er werden observaties gedaan in andere wetenschapsdomeinen die statistiek noch dierproeven nodig hebben om ons te overtuigen van de dodelijkheid van angst. In de antropologie is het welgekend dat in zogenaamde ‘primitieve samenlevingen’ mensen stierven nadat een sjamaan een vloek over hen uitgesproken had. Herbert Basedow beschrijft het typische verloop bij de aboriginals in Australië: iemand wordt door een sjamaan aangewezen met een magisch been, zijn lichaam verstijft, zijn ogen worden glazig, zijn adem stokt, en op een paar uur tijd overlijdt hij. Enkel een bezwering van de vloek door een andere sjamaan kan hem eventueel redden.

Dit soort overlijdens werd veelvuldig geobserveerd en staat in de literatuur gekend als ‘psychogene dood’. Henry Ellenberger verbijzondert daarbij dat het belangrijk is dat de hele gemeenschap waartoe sjamaan en slachtoffer behoren geloven in de autoriteit van de sjamaan.

Misschien geldt dit voor een irrationele primitieveling die het magisch denken niet ontgroeid is maar niet voor een rationeel Westers mens in de eenentwintigste eeuw? Niets is minder waar. Er zijn talloze observaties die tonen dat de Westerse mens in zijn lichamelijk functioneren even onderhevig is aan dergelijke fenomenen.

Professor Faymonville, anesthesiste in het universitair ziekenhuis van Luik, voert al tientallen jaren operaties uit onder hypnose. De procedure – die ooit in een documentaire op Canvas getoond werd – oogt verbazingwekkend eenvoudig. Faymonville spreekt de patiënt die op de operatietafel ligt op een rustgevende manier aan, neemt hem mee in een ontspannende mentale belevingswereld, en doet dan onopvallend teken aan de chirurg dat hij mag beginnen met de operatie. Daarop kan deze laatste probleemloos, zonder dat de patiënt het merkt, de vereiste insnijdingen in het lichaam maken en de vooropgestelde medische handelingen uitvoeren. En voor alle duidelijkheid: het betreft niet alleen ‘lichte’ ingrepen, het gaat ook over openhartoperaties waarbij men dwars door het borstbeen moet zagen.

Maar eigenlijk spelen dergelijke processen zich dagdagelijks en massaal af in de medische praktijk, en wel onder de vorm van wat gekend raakte als het placebo-effect. Deze term raakte in zwang na merkwaardige observaties op de slagvelden van de tweede wereldoorlog. Toen artsen zonder morfine vielen, kwam een van hen op het idee om soldaten vlak voor een amputatie toch enigszins gerust te stellen door hen een spuitje met saline te geven – een zoutoplossing. Tot hun verbazing merkten ze op dat de meeste van de soldaten even goed verdoofd waren als met morfine.

Sedertdien is er een immer groeiende hoeveelheid onderzoek die aantoont dat placebo’s werkelijk tot de meest verbazingwekkende fysieke effecten in staat zijn, van het openen van kransslagaders bij angina pectoris tot het reactiveren van afgestorven hersengebieden. Auteurs als Arthur Shapiro en Bruce Wampold, experten terzake, besluiten dat het placebo-effect het leeuwendeel (meer dan 80 procent) van de effecten van geneeskundige ingrepen voor zijn rekening neemt. Sommige onderzoekers – verstandig of niet – pleiten dan ook voor een quasi veralgemeend gebruik van placebo’s in plaats van ‘echte’ medicamenten.

Het mechanisme van de psychogene dood, hypnotische sedatie en placebo’s is bij nader toezien iedere keer hetzelfde: een autoriteitsfiguur wekt een krachtige mentale voorstelling op bij het individu dat geadresseerd wordt. Die voorstelling kan positief (bv. genezing) of negatief (bv. sterven, ziek worden, …) zijn, maar ze moet levendig en helder aanwezig zijn in de beleving en ze moet de aandacht van alle andere voorstellingen wegtrekken. Daarop ‘smelt’ het lichaam zich bij wijze van spreken in die voorstelling; het lichaam neemt de vorm of de toestand aan van die voorstelling, dit wil zeggen, het wordt gezond, het sterft, het wordt ziek, etc.

De merkwaardige, verstrekkende invloed van mentale voorstellingen op het lichaam werd misschien wel op de meest overtuigende manier aangetoond door biologen. Harrison-Matthews toonde in herhaaldelijk gerepliceerde experimenten aan dat de eierstok van vrouwelijke duiven niet rijpt als de duif nooit het beeld van een soortgenoot te zien krijgt (als ze in volledige isolatie in een kooi opgroeit). En vervolgexperimenten toonden dat het volstaat om een spiegel in de kooi van de duif te hangen opdat de duif wel vruchtbaar zou worden (weliswaar iets minder dan dat ze in aanwezigheid van een reële soortgenoot opgroeit).

Chauvin deed gelijkaardige experimenten bij sprinkhanen met nog meer verregaande effecten: net als bij de duiven waren er sterke invloeden op het functioneren van de organen maar ook de kleurpatronen op de schilden waren anders (er ontbraken groene strepen) en de anatomie van de achterpoten verschilde systematisch. Allerhande variaties op deze experimenten werden uitgevoerd en telkens was het besluit hetzelfde: de beslissende factor is het al dan niet aanwezig zijn van visuele voorstellingen in de belevingswereld van het dier in kwestie.

De mens heeft de kwalijke gewoonte om al zijn aandacht op de materieel-biologische dimensie van het leven te richten en het psychologische niveau als bijzaak te beschouwen.

Belangrijk voor de coronacrisis is het volgende: Verschillende auteurs (bv. Gustave Le Bon) hebben erop gewezen dat overtuigingen in een massa (groep individuen die zich met elkaar identificeren) dezelfde invloed hebben op het lichaam als hypnose. Als de maatschappij massaal in de greep is van angst en de ermee gepaard gaande voorstellingen van ziekte en dood, dan worden die voorstellingen op zich een oorzakelijke factor.

Zoals hogerop beschreven, gebeurt dit ten dele doordat psychische ontreddering het biologische ‘milieu’ waarin het virus terecht komt ingrijpend verandert en van zijn weerstand berooft. Denk ook aan de uitspraak die Louis Pasteur op het einde van zijn leven bekrachtigde: ‘De microbe is niets, het is het milieu dat telt’. Hetzelfde proces kunnen we ook op andere manieren begrijpen, maar dat zou ons buiten het beoogde bestek van dit opiniestuk voeren.

Ongeacht hoe sterk en hoe direct observeerbaar de invloed van het psychische op het lichamelijke is, de mens – en misschien in het bijzonder de westerse mens – heeft de kwalijke gewoonte om al zijn aandacht op de materieel-biologische dimensie van het leven te richten en het psychologische niveau als bijzaak te beschouwen. En ik voel me in dit opzicht slechts gedeeltelijk een uitzondering. Nochtans, het ontkennen van een belangrijke oorzakelijke factor in het tot stand komen van een probleem leidt doorgaans alleen maar tot een escalatie van het probleem.

Het goede nieuws van dit verhaal mag niet ongemerkt voorbijgaan. De hierboven vermelde bevindingen omtrent placebo’s en hypnose tonen ondubbelzinnig aan dat niet alleen negatieve voorstellingen het lichaam affecteren: positieve voorstellingen hebben een vergelijkbare maar omgekeerde invloed op het lichaam.

Of we van placebo’s en hypnose op zich al te veel mogen verwachten, durf ik te betwijfelen, maar het ruimer onderzoeken en benutten van de mogelijkheden die een meer psychologische benadering van de mens biedt, als alternatief voor de biologisch-reductionistische benadering, is zonder twijfel een van de grote uitdagingen van de toekomst. Zonder dat we die uitdaging aangaan, is de kans klein dat we een duurzame oplossing vinden voor huidige en toekomstige crisissen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content