‘Inteelt leidt tot verlies aan genetische variatie, wat een populatie kwetsbaarder maakt’

Voor de Universiteit Van Vlaanderen staat gedragsecoloog Wendt Müller stil bij de vraag of je verliefd kan worden op je broer of zus.

Een romantische maar incestueuze relatie tussen broer en zus is in onze maatschappij een groot taboe, en vergelijkbare taboes bestaan in vrijwel alle menselijke maatschappijen en culturen. Een degelijke universeel geldende regel is buitengewoon uitzonderlijk, wat suggereert dat er mogelijkerwijs een biologische reden tot deze socio-culturele norm geleid heeft. Van incest, bij dieren spreekt men van inteelt, dus de succesvolle voorplanting tussen individuen die nauw verwant zijn, is inderdaad geweten dat het enorme, negatieve gevolgen voor de nakomelingen heeft, en dat het met name de kansen op ziektes met een genetische en dus erfelijke oorzaak sterk verhoogt.

Degelijk erfelijke aandoeningen zijn meestal zeldzaam en recessief. Het laatst wil zeggen dat je zowel het recessieve allel (variant van een gen) van je vader én je moeder nodig hebt om de ziekte tot uiting te laten komen. Indien enkel een van de ouders een slechte genvariant (allel) draagt, kan dit dus door de gezonde variant van de andere ouder gecompenseerd worden en is er nog steeds de kans op een gezond geboren kind. Het kind is dan wel drager, maar de ziekte komt niet tot uiting. Maar hoe nauwer de ouders verwant zijn, en met name wanneer er sprake is van incest (of inteelt), hoe groter is de kans dat beide ouders toevallig hetzelfde defecte allel dragen. Met andere woorden, door inteelt worden genetische aandoeningen, die recessief en dus fenotypisch onzichtbaar maar wel overerfbaar zijn, blootgelegd omdat het kind homozygoot is, het draagt twee dezelfde, “slechte” allelen.

Voorbeelden van degelijke processen zijn situaties waarin de regels van incestvermijding niet gevolgd kunnen worden. Dit kan gebeuren door omgevingsafhankelijke fluctuaties in de populatiegrootte, waarbij een populatie door een bevolkingsdieptepunt gaat omdat er bijvoorbeeld het klimaat voor een bepaalde tijd ongunstig werd (= flessenhalseffecten). Er zijn dus op momenten niet voldoende individuen aanwezig, zodat nauw verwante dieren met elkaar moeten paren. Dit leidt tot inteelt en tot de verlies aan genetische variatie, wat wederom deze soort of populatie kwetsbaarder maakt. Dat is ook de reden waarom hedendaags bij de soortbescherming sterk op het behoud van genetische variatie gelet wordt.

Een vergelijkbaar proces is geografische isolatie, bijvoorbeeld op eilanden. Ook hier zijn populaties vaak (te) klein en is er maar weinig uitwisseling mogelijk, wat dus inteelt in de hand werkt. Bijkomstig kunnen er ook stichterseffecten optreden, in het geval dat maar een heel beperkt aantal individuen de aanzet voor een eilandpopulatie gegeven heeft. Hierdoor is de genetische variatie van een eilandpopulatie van bij het begin sterk beperkt, en worden de kansen voor het dragen van hetzelfde allel verhoogd.

Eilandeffecten bestaan zien we ook bij de mens, en dat is niet per se gekoppeld aan geografische eilanden, maar het zijn dan vaak gemeenschappen van een beperkte grootte waar socio-culturele regels ervoor zorgen dat er geen vrije (partner)keuze is. Vaak zijn dit religieuze gemeenschappen. In Nederland zijn de steden Urk of Volendam gekende voorbeelden van inteelt. Deze dorpen waren “katholieke eilanden” in een protestantse landschap, en werd enkel binnen de dorpsgemeenschap getrouwd. De gevolgen van inteelt zijn nog steeds aantoonbaar, ook worden de regels al lang niet meer zo strikt toegepast. Maar decennia van inteelt hebben ertoe geleid dat de kans om een partner te kiezen die toevallig ook drager van eenzelfde recessief allel is, en dus de kans op homozygotie en dus zieke kinderen nog steeds verhoogd is. En de “Urkse ziekte” en de “Volendamse ziekte”, benoemingen voor erfelijke aandoeningen die hel algemeen in deze steden waren, bestaan er nog steeds.

En andere socio-culturele context waar de regels van incestvermijding buitenspel werden gezet, was de Europeese adel in de middeleeuwen. De kosten van inteelt werden toen afgewogen tegen de voordelen van om politieke reden met elkaar te trouwden. Het trouwen van broer en zus was uiteraard ook hier een taboe, maar net als in Volendam of Urk zorgde een voldoende lange reeks van huwelijken tussen familieleden voor een verhoging van de verwantschapsgraad. Zo hadden bijvoorbeeld bij Karel II., een gekend voorbeeld van inteelt bij de Habsburgers, zijn ouders een verwantschapsgraad die zo hoog was, als of zijn ouders broer en zus geweest zouden zijn. Er is echter een mogelijkheid om ondanks de morele verplichtingen van geforceerde huwelijken toch genetisch gezonde nakomelingen te verkrijgen, namelijk buitenechtelijke kinderen.

Maar aangezien evolutionair gezien is de consequenties van inteelt zo zwaar zijn, zou te verwachten zijn dat er natuurlijke en seksuele selectie bestaat die tegen (het bestaan van) inteelt inwerkt. Dan zou je verwachten dat er mechanismen geselecteerd worden die ervoor zorgen dat nauw verwante individuen zich niet met elkaar (willen) voortplanten. Partnerkeuze bij de mens is echter heel complex, en zijn een groot deel van de onderliggende mechanismes en principes nog ongekend. Maar met betrekking tot de herkenning van nauwverwante individuen spelen eventueel zogenoemde polymorphe MHC-genen een rol. Die hebben een belangrijke functie in het immuunsysteem, en spelen vooral een rol tijdens de antigen-herkenning. Het mechanisme zou ook een reden zijn waarom we hier in een regio leven met zo’n grote variatie aan genen bij de mens.

Wat dus interessant bij MHC-genen is, dat ze blijkbaar een specifieke geur hebben. In de jaren negentig werd er in Zwitserland een ‘voorkeur-test’ experiment gedaan (weliswaar met beperkte steekproefgrootte), waar mannelijke proefpersonen 24 uur een T-shirt moesten dragen. Deze T-shirts werden dan in plastiekzakjes gestopt, en aansluitend mochten vrouwelijke proefpersonen een snuffeltest bij deze T-shirts doen. Het resultaat was dat vrouwen geuren als meer aantrekkelijk verkozen, indien de drager een sterker afwijkende MHC-achtergrond had. Zij kozen dus bij voorkeur voor een partner, die genetisch verschillend is – en dus met grote kans minder nauw verwant.

Ook zonder directe herkenning van een persoon als familielid, zijn er dus mogelijkerwijze mechanismes die ervoor zorgen dat verwante individuen als partner minder geprefereerd worden. Deze preferenties werden echter omgedraaid op moment dat de vrouwelijke proefpersonen contraceptieven genomen hadden. Wat erop wijst dat individuen vooral op basis van MHC-geur kiezen, indien dit tot nakomelingen zou kunnen leiden. En tweede factor, die bij de mens weliswaar ook socio-cultureel beïnvloed kan zijn, is familiariteit: kinderen die samen met elkaar opgroeien ontwikkelen op latere leeftijd minder makkelijk seksuele belangstellingen voor elkaar. Dit is vooral gebaseerd op studies van de Finse wetenschapper Edvard Westermarck in kibboetsen, dit zijn communes in Israel. Westermarck deed er onderzoek naar groepen waar kinderen van verschillende families samen grootgebracht werden.

Kortom, het is mogelijk, maar weinig realistisch dat broer en zus op elkaar verliefd worden. Dat betekent: als zij elkaar als kind niet gekend hebben en familiariteit ontwikkeld hebben, er geen socio-culturele regels op deze besluitvorming inwerken, en indien hun geur ook ‘matcht’.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content