Hoe zat het nu écht met opa?

De Belgische archieven over de collaboratie zitten nog altijd potdicht. Zestig jaar na de oorlog is de redelijke termijn wat de repressie betreft ruimschoots overschreden.

Een international congres buigt zich begin volgende week in Brussel over de relatie tussen privacywetgeving en wetenschappelijk onderzoek – ook op historisch vlak. Dat is interessant omdat privacywetten vaak worden gebruikt als een excuus om archieven gesloten te houden. Terwijl een aantal archieven in België ook zestig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog nog altijd potdicht zitten.

Historici beschouwen de manier waarop de toegang tot de archieven van de geheime politie in de DDR, de Stasi, is geregeld als een model. Dat komt, zegt onderzoeker Vincent Scheltiens van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (SOMA), omdat er zo snel na de val van de Muur een wet kwam en de instelling die de archieven beheert vrijwel onbeperkte middelen kreeg. ‘Die situatie is uitzonderlijk en ze was ook alleen mogelijk omdat er in het geval van de DDR geen continuïteit was: het land hield gewoon op te bestaan. In Tsjechië, bijvoorbeeld, was er wel continuïteit en werden de archieven in eerste instantie alleen gebruikt om het apparaat te zuiveren.’

Schieltiens legt uit dat met dit soort archieven omzichtigheid geboden is. Ze zijn niet altijd betrouwbaar. Het is niet altijd duidelijk wie heeft gespioneerd en wie werd bespioneerd. Is dat een reden om de archieven dan maar dicht te laten?

‘Dat is een gevaarlijke conclusie’, meent SOMA-directeur Rudi Van Doorslaer. In Spanje kreeg je na de dood van dictator Franco eerst een soort, niet afgesproken maar door iedereen gerespecteerd stilzwijgen. Niemand wou het broze proces van het herstel van de democratie op de helling zetten door de burgeroorlog direct op de agenda te plaatsen. In die houding kwam pas midden jaren negentig verandering. Want het stilzwijgen betekende niet dat het verleden was verwerkt. Het is, zoals nu blijkt, nog bijzonder levend.’

Alle beloften ten spijt, zijn de Belgische archieven over de afwikkeling van de collaboratie nog niet bij het Algemeen Rijksarchief neergelegd. De redelijke termijn is daarbij, volgens de directeur van het SOMA, ruimschoots overschreden. ‘Ik heb de indruk dat de onzekerheid over de toekomst van België daarbij een rol speelt. Uit een kleine mediastorm rond Bart De Wever bleek onlangs weer hoe anders noord en zuid op de oorlog terugkijken. We werden in de aanloop naar de verkiezingen door verschillende Franstalige media benaderd, die het collaboratieverleden van de familie De Wever wilden uitspitten. Maar wij zijn er natuurlijk niet om mee te werken aan een operatie beschadiging.’

Maar, zegt Van Doorslaer: ‘Verzoening kan niet zonder weten. Families leven vaak met mythes over de redenen waarom ouders of grootouders zijn veroordeeld. Mensen geloven graag dat er daarbij louter ideologische motieven in het spel waren. Maar uit de dossiers blijken dikwijls heel ontluisterende feiten. Idealisme levert niet alleen goede mensen op. Die wetenschap kan een opstap zijn naar begrip en die gelegenheid is er nu niet.’

(HvH/PPI)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content