Het flaterende brein: hoe vooroordelen ontstaan en hoe je ze kunt aanpakken

© Xavier Truant
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De mens heeft zijn wereld zo complex gemaakt dat hij hem niet meer kan bevatten. Uit noodzaak filteren onze hersenen de vele informatiestromen die op ons afkomen. Ingebakken vooroordelen zijn het gevolg. Hoe kun je die tegengaan?

Gedenk, mens, dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeren.‘ Zelden was een kerkelijke stelling accurater. Hoe een vrij beperkt aantal chemische elementen heeft kunnen leiden tot moleculen die eiwitten en andere basisstoffen van het leven vormden: het is bijna onvatbaar. Enkele miljarden jaren evolutie volstonden om van stof niet alleen leven te maken, maar zelfs leven met een bewustzijn. Je moet al de héél lange termijn zien, en de eindeloze combinatiemogelijkheden van een bescheiden aantal elementen, om afstand te kunnen nemen van de idee-fixe van goddelijk design.

Als je met wetenschappelijke afstand naar een lichaam kijkt, zie je een work in progress. Cellen worden ononderbroken vervangen. Sommige witte bloedcellen leven een paar dagen, huidcellen gemiddeld een maand. Een lever wordt bijna elk jaar integraal vernieuwd. Alleen hersencellen kunnen een leven lang meegaan, hoewel ook zij vervangbaarder zijn dan we ooit dachten. Niets lijkt stabiel in het leven, zeker niet nu we meer inzicht krijgen in de interacties tussen onze genen en hun leefomgeving.

Onze hersenen creëren een neurologisch decor: een collectie ervaringen die ons wereldbeeld bepaalt.

Wie zijn wij? Het antwoord op die vraag wordt om te beginnen bepaald door twee loterijen. De eerste vertrekt van de vraag: welk eitje uit de beginvoorraad van zo’n 450 rijpe exemplaren komt bij een vrouw los voor de bevruchting? De tweede loterij begint met deze vraag: welk van de gemiddeld 250 miljoen zaadjes die een man tijdens een ejaculatie loost, zal dat eitje bevruchten? Een ander eitje en een andere zaadcel en je wordt iemand anders – van het andere geslacht, bijvoorbeeld. Dat alleen al nuanceert het belang dat veel mensen aan hun uniek-zijn hechten.

Hard maar overzichtelijk

Toeval blijft ons lot bepalen. Willekeurige genetische mutaties kunnen (delen van) een lichaam een andere richting uitsturen dan de voorgeprogrammeerde. Uit onderzoek bij eeneiige tweelingen blijkt dat zij herkenbare verschillen in persoonlijkheid en karakter kunnen krijgen. Tijdens de embryonale ontwikkeling kunnen namelijk toevallige ‘afwijkingen’ in de bedrading van de hersenen ontstaan.

Door de sterke groei van onze hersenen zijn wij anders dan de andere apen. Als kleuter worden we ons langzaam bewust van onszelf. We gaan persoonsgebonden emoties tonen, zoals trots en schaamte. We zijn daarin veel verder gegaan dan alle andere diersoorten.

Toch is de zogenoemde culturele evolutie van de mens een relatief recent proces: zo’n 2 miljoen jaar geleden zijn we eenvoudige werktuigen beginnen te maken – eerst lichtjes bewerkte stukken steen om mee te slaan. Chimpansees zitten nu in die fase. Onder invloed van menselijke leraren zijn zij tot veel meer in staat. Moet het op eigen kracht gebeuren, dan is technische vooruitgang een tergend traag proces.

Pas 100.000 jaar geleden zijn wij uitvindingen gaan doen. Ook van dingen die we niet echt nodig hebben om te overleven maar die nuttig zijn in onze interacties met anderen, zoals lichaamsdecoratie. De eerste echte wapens – speer en pijl en boog – werden zo’n 70.000 jaar geleden geïntroduceerd, het eerste naaigerei zo’n 60.000 jaar geleden. Het oudste bekende muziekinstrument, een fluitje gemaakt uit het been van een gier, is amper 40.000 jaar oud: naar evolutionaire normen is dat gisteren.

Landbouw ontstond zo’n 10.000 jaar geleden, waarna de mens anders ging leven. Sinds 5000 jaar rekenen en schrijven we. Die opvallende culturele evolutie had te maken met twee nieuwe mogelijkheden van onze steeds complexer wordende hersenen: empathische gevoelens (deels aangeboren, deels aangeleerd) en systeemdenken. In plaats van simpele verbanden te leggen (als je met een steen op een noot slaat, breekt die) gingen we patronen zien. We konden dingen gaan doen met een doel. We begonnen gericht te experimenteren. Zo maakte de mens zijn wereld wel steeds ingewikkelder.

Vroeger was het leven hard, bij gebrek aan solide technische ondersteuning, maar overzichtelijk. We kwamen bijna nooit iemand tegen die we niet kenden. We leefden in groepjes van mensen die wisten wat ze aan elkaar hadden. Voldoende eten vinden en uit de klauwen van roofdieren blijven, alleen dat was van wezenlijk belang.

In 10.000 jaar tijd is daarvoor een wereldomspannende gemeenschap in de plaats gekomen – van een soort die zelfs machinerie ontwikkeld heeft waarmee ze zichzelf kan uitroeien.

Counter je vooroordelen door je er actief tegen te verzetten zodra je je ervan bewust wordt.

Vandaag zijn we steeds afhankelijker van anderen om het goed te doen, en de meesten van die anderen kennen we niet eens. De menselijke verhoudingen zijn ingrijpend veranderd. Nooit eerder waren we met zovelen, maar nooit eerder waren we ook – als individu of gezin – zo sterk afgezonderd. We zijn een massa mensen die allemaal alleen het beste voor zichzelf willen, en we hebben het punt bereikt waarop de som van die individuele succesjes ten koste gaat van ons collectieve welzijn. De coronapandemie en de klimaatopwarming zijn voorbeelden van die tweespalt.

Illusie van superioriteit

Hoe werken onze hersenen in de hedendaagse wereld, waarin zo veel informatiestromen op ons afkomen? Als we de realiteit in al haar facetten volop zouden ondergaan, zouden we constant overprikkeld zijn. We zouden gek worden. Daarom filteren onze hersenen de werkelijkheid op elk moment. Ze maken er als het ware snapshots van. Op basis van beperkte kennis en een bescheiden aantal herinneringen creëren ze een zogenoemd neurologisch decor: een collectie ervaringen die bepaalt hoe je tegen de wereld aankijkt.

Weerspiegelen onze hersenen wat om ons heen gebeurt op een aanvaardbare manier? Dat weten we nooit zeker. Niet iedereen filtert dezelfde dingen uit wat op hem of haar afkomt. Door leerprocessen en ervaringen kan je neurologische decor in ieder geval significant wijzigen: op je zestigste ben je niet meer de persoon die je op je twintigste was.

Onze hersenen creëren aldoor mentale shortcuts om het leven zo efficiënt mogelijk voor ons te maken – en voor zichzelf, want ze hebben veel energie nodig. Door die shortcuts volgen veel mensen al vrij snel een strak afgelijnd pad waar ze niet meer af raken. En door de digitale media beland je algauw in een bubbel van gelijkgezinden. Daar kun je jezelf ervan overtuigen dat je goed zit. Dat proces versterkt zichzelf: we gaan de wereld in de loop van ons leven steeds meer zien zoals we hem willen zien.

Een product van de groeiende complexiteit van onze hersenen is ons bewustzijn – en zijn extreemste vorm: ons zelfbewustzijn, het besef dat je bestaat. Waar dat bewustzijn precies in wortelt en wat het precies is, daarover bestaat weinig eensgezindheid. De hamvraag is: in welke mate kan de mens zich een accuraat beeld van zichzelf vormen? Het antwoord op die vraag is ontnuchterend. Wetenschappers hebben het over de ‘illusie van superioriteit’: mensen denken automatisch dat ze beter zijn dan ze in werkelijkheid zijn, en zéker beter dan anderen. Zelfs wie een verkeersongeval heeft veroorzaakt en in het ziekenhuis is beland, vindt dat hij beter dan gemiddeld rijdt. Die vooringenomenheid maakt het leven een stuk gemakkelijker – en dat zal ook wel de bedoeling zijn.

De fouten in de redeneringen van anderen zien we graag, die in onze eigen redeneringen niet. Tot overmaat van ramp vinden we onszelf vooral beter dan anderen in zaken waarvan we weinig verstand hebben. Kijk maar naar de sociale media, waar het wemelt van mensen die denken álles beter te weten. Vooral wie niet tevreden is met zijn leven bezondigt zich daaraan. Hoe tevredener je bent, hoe meer je zelfbeeld overeenstemt met wat anderen over je denken.

Zeker wanneer we gestrest zijn, bang, hongerig en gehaast, gaan onbewuste vooroordelen doorwegen.

De conclusies die onze hersenen maken, worden ook beïnvloed door dingen waar we ons niet bewust van zijn. Als je bijvoorbeeld na een nachtje goed slapen ineens een oplossing voor een probleem vindt – nadat dagenlang piekeren niets heeft opgeleverd – heeft dat vaak te maken met (informatie in) het onbewuste deel van je brein. Daar is dat onbewuste deel uiteraard ook voor ‘gemaakt’.

Slimme/domme quizmaster

Het kan ook negatief uitdraaien. Veel mensen gaan onverschillig om met daklozen en bedelaars, bijvoorbeeld, omdat ze hen onbewust beschouwen als ‘minder mens’. Of neem racisme. Dat is de laatste halve eeuw minder expliciet aanwezig in de samenleving, maar die verminderde zichtbaarheid wordt gecompenseerd door meer racistische prikkels vanuit het onbewuste deel van ons denken. Die prikkels manifesteren zich sluipender, vanachter een verborgen luik in het neurologische decor. Het bewuste deel van onze hersenen stuurt concrete acties en rationeel denkwerk, het onbewuste draait op automatismen die zelden het voorwerp zijn van reflectie. Zeker wanneer we gestrest zijn, bang, hongerig en gehaast, gaan onbewuste vooroordelen doorwegen. Vooroordelen worden gestimuleerd door ongemak.

Onze hersenen slaan informatie graag op in categorieën. Daar koppelen ze dan beelden aan, al dan niet gekleurd door onze omgeving (bijvoorbeeld door de media). Bij die categorieën kan het gaan om leeftijd, geslacht, ras en status. In een klassiek experiment vinden mensen de presentator van een quiz automatisch slimmer dan de kandidaat, omdat de ene vragen stelt en de andere niet alle antwoorden kent. Als blanke proefpersonen een situatie moeten beoordelen met een zwarte quizmaster en een blanke kandidaat, gaat dat niet meer op. En zo zijn er tal van experimenten die onbewust racisme illustreren.

Zelfs blanke studenten die niet politiek incorrect zijn, kun je zover krijgen dat ze zwarte mensen onbewust aan mensapen linken en dus ‘ontmenselijken’. Dat heeft een historische achtergrond: eeuwenlang zijn zwarten ontmenselijkt om de slavernij te verantwoorden. De context speelt altijd een rol. Door de culturele transmissie van vooroordelen gaan bij de Amerikaanse politie zelfs zwarte agenten agressiever om met zwarte dan met blanke burgers.

Vooroordelen zitten ingebakken in ons systeem, zeggen wetenschappers. Iedereen heeft er. De beste manier om ze te counteren, is je er actief tegen verzetten zodra je je ervan bewust wordt. Vertraag je acties en hevel je vooroordeel over naar het bewuste deel van je denken. Dan kun je erover reflecteren en daar conclusies aan koppelen. De diversiteit in een leefomgeving bevorderen, is een andere manier om van vooroordelen verlost te raken.

Helaas creëren sommige politieke partijen bewust een angstbeeld rond groepen mensen om er electoraal voordeel uit te halen. Dat gaat te gemakkelijk om gezond te zijn. Tegenbewegingen als Black Lives Matter kunnen dat proces hopelijk keren. (Samen)leven is al ingewikkeld genoeg zonder dat onze vooroordelen ook nog eens gestuurd worden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content