Gezichtsreconstructie op basis van schedel blijft controversieel

Het reconstrueren van het gezichtsoppervlak op basis van een schedel is voorlopig nog controversieel en zal daarom eerder als laatste redmiddel worden aangewend.

Het streefdoel van nieuw ontwikkelde (digitale) technieken is echter om sceptici ervan te overtuigen dat er in de toekomst een grotere rol is weggelegd voor deze identificatiemethodes. Betrouwbaarheid en objectiviteit spelen in dit overtuigingsproces een cruciale rol. Huidige reconstructietechnieken hebben voorlopig hun doel nog niet bereikt, maar zijn wel een aardig stuk op weg, zo schrijft Els Bruynooghe in haar scriptie.

Van giswerk naar kennis
De wortels van de huidige reconstructietechnieken liggen in de 18e eeuw, toen wetenschappers een lichaam reconstrueerden met een skelet als raamwerk. Het idee achter deze techniek is de overtuiging dat de vorm van de schedel een eenduidige relatie heeft met het bovenliggende gezicht. Die relatie zit in de afstand tussen het huidoppervlak en de schedel: de zachtweefseldiktemetingen.

Op dit moment gebruikt men nog vaak de traditionele manuele manier van gezichtsconstructie: een naakte schedel en eventueel ander bewijsmateriaal, wordt geanalyseerd. Vervolgens worden tabellen gebruikt die schattingen geven van de zachtweefseldiktes in bepaalde merkpunten op de schedel. In elk merkpunt wordt de bijhorende zachtweefselschatting uitgezet. Dit blijft meestal beperkt tot een 50-tal metingen. Wanneer dit gedaan is, boetseert men met klei een gezicht op de schedel, op basis van de uitgezette diktes. Een forensische artiest steunt hierbij vooral op zijn eigen ervaring.

Digitaal

De digitale methode die Bruynooghe, studente aan de KU Leuven in haar scriptie bespreekt, start bij het verwerken van CT-scans. Op basis van deze beelden kunnen volledige 3D gezichtsoppervlakken en hun bijhorende schedeloppervlakken digitaal berekend en gevisualiseerd worden. De afstanden tussen deze twee oppervlakken, geven schattingen van de zachtweefseldiktes in elk mogelijk gezichtspunt. De zachtweefseldiktemetingen zijn hier dus niet gelimiteerd tot een 50-tal metingen zoals bij de manuele methodes. Het komt er nu op aan om op basis van deze gegevens te leren hoe de vorm van een gezicht kan variëren, afhankelijk van de onderliggende schedel. Hoe meer gezichten en schedels verwerkt kunnen worden, hoe meer kennis er ontstaat over mogelijke gezichtsvariaties. Deze aangeleerde kennis kan vervolgens gebruikt worden om een zo herkenbaar mogelijk gezicht te schatten op een onbekende schedel.

Wanneer de databanken zullen uitbreiden, kan een gezicht steeds nauwkeuriger gereconstrueerd worden omdat steeds meer kennis over de mogelijke gezichtsvariaties gekend is. Het uitpluizen van de identiteit van onherkenbare slachtoffers zal zo, ondanks de digitalisering, een veel menselijkere taak worden.

Els Bruynooghe deed me met de Vlaamse Scriptieprijs 2011. Lees haar volledige scriptie op www.scriptiebank.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content