Dirk Draulans’ Beestenboel: mannetjes dwingen vrouwtjesjuffers tot kamasutra-achtige acrobatieën

© imageBROKER/Alfred Schauhuber
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Libellen behoren tot de soorten waarvan de jeugd er helemaal anders uitziet dan de volwassen vorm. Libellenlarven leven onderwater en zijn voor hun biotoopgenoten monsterachtige vreetmachines, terwijl de adulten van zeker de kleinere soorten – juffertjes geheten – als fragiele elfjes boven water dartelen. De meeste libellen overwinteren als larve in het plantaardig afval op de bodem van hun water.

Maar er zijn uitzonderingen. Zoals zo dikwijls zijn die best interessant. Je zou het niet verwachten, maar er zijn libellen die als volwassen dier overwinteren. De bruine winterjuffer is er een voorbeeld van. Het is een onopvallend bruinig beestje van een drietal centimeter. Haar vleugels zijn 2 centimeter lang en worden in zit strak langs het lichaam gevouwen, zodat ze de aanwezigheid van hun drager niet prijsgeven.

De diertjes overwinteren stokstijf en bewegingloos op een takje of stengel. Bij koude of vochtigheid worden ze bedekt met dezelfde mist- of ijsdruppeltjes als hun substraat, zodat ze ook in die omstandigheden volledig opgaan in hun leefomgeving. Zelfs libellenkenners hebben grote moeite om ze te vinden in hun winterbiotoop, die kilometers ver van water kan liggen, bijvoorbeeld in bosranden of pijpenstrootjespollen in verruigde heidegebieden.

Mannetjes dwingen vrouwtjesjuffers tot kamasutra-achtige acrobatieën om hun eitjes te kunnen leggen.

In de lente worden de beestjes wakker en zoeken ze een geschikt water voor hun voortplanting. Mannetjes blijven na een paring in tandemhouding aan een vrouwtje hangen tot ze haar eitjes gelegd heeft – ze willen vermijden dat er in extremis zaadconcurrenten opduiken. Het noopt een vrouwtje tot Kamasutra-achtige acrobatieën om haar eitjes te kunnen leggen. Ze zet die af op droge plantenresten vlak boven een water. Als de eitjes in de zomer openbreken, vallen de larven meteen in het water. Ze doorlopen op een drafje de volledige cyclus tot volwassenheid.

De zwervende pantserjuffer doet het anders. Ze kan meer dan 4 centimeter groot worden, is metaalgroenig gekleurd en houdt in zit de vleugels gespreid. Ze zoekt voor haar voortplanting plasjes die droog kunnen vallen, wat maakt dat ze moeilijk als larve kan overwinteren, dus doet ze het als ei. In de lente komen de larven uit. Omdat hun watertjes – inbegrepen karrensporen waarin plasjes blijven staan – doorgaans geen vissen of andere predatoren hebben, zijn ze er vrij veilig. Ondiepe watertjes warmen ook snel op, zodat ze in sneltreintempo volwassen kunnen worden.

© Lars Soerink

Beide strategieën lonen, want de twee soorten zitten bij ons in de lift, met dank aan de klimaatopwarming. Droge zomers resulteren in meer uitdrogende plassen, wat gunstig is voor de zwervende pantserjuffer, onder meer omdat ze zo minder concurrentie heeft van libellen wier larven het niet redden zonder water. De soort wordt bij ons pas sinds 1995 regelmatig gezien en kende hoge aantalspieken in de droge zomers van de voorbije jaren. Door haar zwerfkarakter koloniseert ze gemakkelijk nieuwe regio’s.

Ook de bruine winterjuffer profiteert, mogelijk vooral van zachtere winters en vroegere lentes. De klimaatopwarming brengt dus niet voor alle soorten kommer en kwel.

Beestenboel: libellen hebben net als mensen last van bijtende muggen

Partner Content