Dierenarts André Menache: ‘Dierproeven zijn minder betrouwbaar dan een muntje tossen’

Annick Hus
Annick Hus Freelancejournalist

Wallonië wil komaf maken met dierproeven en moedigt zelfs de federale, Vlaamse en Brusselse regeringen aan om samen een interfederaal onderzoekscentrum zonder proefdieren op te starten. Gerenommeerd veterinair specialist in dierwetenschappen, dierenethiek en -wetgeving André Menache juicht het voorstel toe.

Veertig jaar geleden, tijdens zijn veterinaire studies, las André Menache voor het eerst een artikel over dierproeven. Een verhaal in het magazine van de South African Association Against Painful Experiment on Animals had zo’n impact op hem dat het zijn verdere carrière bepaalde. Hoewel dr. Menache in eerste instantie morele bezwaren tegen dierproeven heeft, merkte hij al snel dat zulke argumenten ontoereikend zijn in wetenschappelijke debatten. ‘Het is ofwel je hond, ofwel je kind. Deze vaak terugkerende uitspraak moedigde me aan om wetenschappelijke argumenten te vinden die aantonen dat dierproeven niet alleen wreed maar ook irrelevant zijn. Ik maakte er mijn levenswerk van.’

Waarom doen we nog altijd zo veel testen op dieren, als ze toch irrelevant zijn?

ANDRÉ MENACHE: ‘Omdat de wet nog altijd voorschrijft dat we elk medisch experiment moeten uitvoeren op twee diersoorten, een knaagdier en een ander dier, voordat we kunnen testen op mensen. Deze wettelijke voorschriften dateren van het Proces van Neurenberg, meer bepaald van de tijd van het Artsenproces in 1946-1947. Toen stonden nazi-artsen terecht, omdat ze experimenten uitvoerden op mensen. Zo kwam er een duidelijk referentiekader voor het testen van medische toepassingen. Zeventig jaar geleden leek het aanvaardbaar om drugs en andere chemische stoffen te testen op dieren. Toch is de wetenschap zodanig geëvolueerd, dat er voldoende alternatieven zijn. Daarom hebben we dringend nood aan nieuwe, actuele wetten.’

Van het budget dat de Belgische overheden vandaag aan medische testen spenderen, gaat nog steeds 98 procent naar dierenonderzoek

‘Een ander obstakel is dat de farmaceutische, chemische en pesticide-industrie kunnen kiezen op welke dieren ze testen. Zo kunnen bedrijven proefdieren selecteren die voor hen het beste uitkomen, wat je kunt beschouwen als criminele nalatigheid. Neem bijvoorbeeld penicilline. Als dierenarts kan ik deze antibacteriële stof met een gerust hart toedienen aan ratten en muizen. Dit zal ik nooit doen bij een hamsters of cavia’s, omdat penicilline voor hen dodelijk is. Nochtans behoren ze allemaal tot de knaagdierenfamilie. Wanneer ik wil bewijzen dat penicilline levens redt, dan kies ik voor de muis of de rat. Wil ik aantonen dat het dodelijk is, dan neem ik er een hamster of een cavia bij.’

Als we geen proefdieren meer gebruiken, wat zijn dan de alternatieven?

MENACHE: ‘Er is tegenwoordig veel technologie beschikbaar waarbij we menselijk weefsel of zelfs chirurgisch afval kunnen gebruiken. Denk maar aan cellen, stamcellen, ‘organs-on-a-chip’. Dierproeven zijn minder betrouwbaar dan een muntje tossen. Je kunt beter gokken dan testen uitvoeren op dieren.’

Wallonië pleit voor een verbod op proefdieren. Toch kent ons land nog een stevige traditie van dierproeven. Hebben we (nog) geen oog voor alternatieven?

MENACHE: ‘Van het budget dat de Belgische overheden vandaag aan medische testen spenderen, gaat nog steeds 98 procent naar dierenonderzoek. Slechts twee procent van het overheidsgeld financiert de ontwikkeling van alternatieve methoden. Dat komt omdat dierproeven in de medische sector een paradigma blijven. Onderzoekers zullen sneller geld ontvangen als ze vermelden dat ze dieren gebruiken. In 2016 gebeurden er zo’n half miljoen proeven op dieren, waarvan 20 procent met dodelijke afloop. Dit cijfer ligt opmerkelijk hoger in vergelijking met landen als het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland.’

‘De meeste dierproeven vallen bovendien onder ‘fundamenteel onderzoek’ of ‘wetenschappelijke nieuwsgierigheid’. Daarbij kunnen we ons de vraag stellen hoe effectief zulke universitaire onderzoeken zijn. Een Amerikaanse studie uit 2010 toont aan dat twee procent van de onderzoeken enig potentieel heeft op toekomstige toepasbaarheid bij mensen. Zo’n 0,4 procent resulteert in een klinische proef en amper 0,004% leidt tot de ontwikkeling van bruikbare geneesmiddelen.’

Dierenarts André Menache: 'Dierproeven zijn minder betrouwbaar dan een muntje tossen'
© .

Sinds enkele jaren mag de Europese cosmeticasector niet langer proefdieren gebruiken. Ook de publieke opinie keerde zich steeds meer tegen deze variant van experimenteren. Waar blijft de weerstand tegen medische experimenten?

MENACHE: ‘Wat cosmetica betreft kunnen consumenten kiezen tussen producten die al dan niet getest zijn op dieren. Bij medische producten hebben ze geen keuze, omdat testen op dieren bij wet verplicht is. Toch merk je dat er stilaan een algemene onvrede ontstaat over dierproeven. Denk maar aan het voorval met Volkswagen aan het begin van dit jaar (er werden inhalatietests met apen uitgevoerd voor de auto-industrie om uitlaatgassen te onderzoeken, nvdr.). Zaken als Monkeygate maken het niet alleen voor gewone mensen, maar ook voor politici duidelijker wat proefdieren zoal moeten doorstaan. Het is een zeer complex onderwerp om in twee minuten uit te leggen, zeker wanneer je ook nog eens wilt vertellen waarom dierproeven irrelevant zijn.’

Volgens de Europese Commissie is 68 procent van de Europeanen tegen dierproeven. 80 procent keurt zelfs het gebruik van honden, katten en apen bij deze experimenten af. Speelt de wetgeving hierop in?

MENACHE: ‘Vandaag gebeurt zo’n 85 procent van de testen op ratten en muizen, omdat de publieke opinie zich te sterk identificeert met honden en katten. Onlangs is men ook afgestapt van het gebruik van chimpansees. Men beschouwt ze niet langer als onmisbaar in biomedisch onderzoek. Dit lijkt me toch een zeer krachtig statement, omdat de chimpansee het dichtst aanleunt bij de mens. Toch is er een evolutieverschil van vijf miljoen jaar. Zo zijn chimpansees immuun voor aids, hepatitis en malaria. In vergelijking met de mens hebben ze ook andere vormen van kanker. Toch, als dit het beste model is dat we hebben, wat zegt dat dan over honden, katten, muizen, ratten, hamsters en cavia’s?’

Is het aan de Europese Commissie om werk te maken van nieuwe regelgeving? Of hebben de Europese lidstaten individueel de mogelijkheid om strengere maatregelen te nemen?

MENACHE: ‘Het testen van medicatie valt onder de internationale wetgeving. Van de Verenigde Staten en Japan tot Europa is de wetgeving geharmoniseerd. Individuele landen kunnen natuurlijk aangepaste maatregelen nemen. België kan beslissen om medicatie enkel nog te testen op menselijk weefsel. Het nadeel is dan wel dat dit product enkel op de Belgische markt mag komen.’

Een Amerikaanse studie uit 2010 toont aan dat twee procent van de onderzoeken enig potentieel heeft op toekomstige toepasbaarheid bij mensen

‘Hoe dan ook lijkt de Europese Commissie me niet de beste instantie om de toekomst van dierproeven te bepalen. Toen ik op 11 mei 2015 samen met twee collega’s de gelegenheid kreeg om meer toelichting te geven bij het burgerproject ‘Stop Vivisection’, waarmee we meer dan een miljoen handtekeningen verzamelden, kregen we amper 34 minuten de tijd om ons initiatief toe te lichten. De resterende drie uur werden gevuld door Europarlementsleden die hun zegje kwamen doen. Ze hadden duidelijk geen idee waarover ze het hadden. Ter afronding vermeldden ze telkens dat ze naar een andere meeting moesten. Ik was dan ook zeer verontwaardigd over de manier waarop ze met dit thema omgingen. Uiteindelijk benadrukte de Commissie dat het de individuele landen zijn die moeten beslissen wat ze wel of niet ondernemen.’

Toch zijn er significante verschillen wat transparantie betreft. Zo zijn labo’s in Zwitserland vrij makkelijk toegankelijk, terwijl je in het Verenigd Koninkrijk er amper in slaagt om binnen te geraken.

MENACHE: ‘Op dat vlak zijn er inderdaad verschillen tussen de landen. Zweden betrekt zelfs haar burgers in het hele proces van dierproeven. De comités voor dierenethiek bestaan er voor vijftig procent uit ‘non-wetenschappers’. Op deze manier staat het land toe dat gewone burgers mee bepalen welke onderzoeken de overheid sponsort. Deze burgerparticipanten kregen een korte opleiding, zodat ze weten welke onderzoeken het financieren waard zijn. Ze beseffen heel goed waarmee ze bezig zijn en kunnen zelfs onafhankelijke experts consulteren voor bijkomend advies.’

‘Toch zal Wallonië waarschijnlijk de allereerste Europese overheid zijn die dierproeven volledig verbiedt. De publieke opinie is zodanig op de hoogte van de manier waarop deze experimenten gebeuren, dat er een draagvlak is om ze simpelweg af te schaffen. In Wallonië beseft men dat dierproeven niet langer een noodzakelijk kwaad zijn. De praatjes van wetenschappers, dat er geen alternatieven zijn om dieren te vervangen, werken niet meer. Niet dat ze willen dat de medische vooruitgang stagneert. Ze voelen zich oncomfortabel bij het misbruiken van dieren om hun doel te bereiken. Ik ben ervan overtuigd dat er wereldwijd een tsunami van negatieve reacties zal komen tegen dierproeven. Ik denk zelfs dat we dat punt weldra zullen bereiken.’

Zijn proefdieren over tien jaar dan verleden tijd?

MENACHE: ‘Het hangt allemaal af van de publieke opinie en hoe snel we mensen kunnen informeren over de irrelevantie van dierproeven. Gelukkig kunnen we vandaag een beroep doen op sociale netwerken om onze boodschap te verspreiden. Facebook en Twitter zorgen ervoor dat we veel sneller kunnen communiceren en groepen kunnen vormen. We zijn niet langer afhankelijk van de mainstream media. Stel dat België morgen dierproeven verbiedt, dan nog zal het twee à drie jaar duren om dit verbod te implementeren. Wetten veranderen kan je niet van vandaag op morgen, maar we zijn op de goede weg.’

Karine Breckpot (VUB): ‘Neen, we kunnen dierproeven niet volledig vervangen’

Karine Breckpot, professor in de Medische Wetenschappen aan de VUB, pleit voor enige nuance in de discussie rond proefdieren. ‘Men stelt het debat over dierproeven vaak voor als een conflict tussen de wetenschappers en dierenliefhebbers. Niets is minder waar. Het is een debat tussen wetenschappers onderling. Getuige hiervan is onder andere dr. Menache, die meent dat dierproeven niet het nut hebben dat de wetenschappelijke wereld aan hen toeschrijft.


Wetenschappers voeren samen met de Ethische Commissies Dierproeven (ECD) constant debatten bij het opstellen van onderzoeksprojecten, waarbij we steeds op zoek gaan naar de meest geschikte experimentele opzet om onderzoeksvragen te beantwoorden. Wanneer dierproeven niet noodzakelijk zijn, dan gaan we ze zeker ook niet uitvoeren.’


Volgens professor Breckpot hebben wetenschappers meer dan ooit aandacht voor de ethische aspecten omtrent het gebruik van proefdieren. ‘We doen inspanningen om in-vitromodellen (petrischaaltjes met cellen, nvdr.) te gebruiken of te ontwikkelen en dit ter vervanging van proefdieren.


Dierproeven voorlopig onvermijdelijk

Ondanks de continue inzet blijft het gebruik van proefdieren voor verschillende onderzoeksdomeinen voorlopig onvermijdelijk. Denk maar aan biomedisch onderzoek, waarbij men in hoofdzaak de oorzaak van ziekten als kanker, diabetes en Alzheimer moet kunnen begrijpen om zo geneesmiddelen te ontwikkelen.’


Dat dierproeven binnen dit en tien jaar zullen verdwijnen, lijkt volgens prof. Breckpot twijfelachtig. ‘Op dit moment kunnen we bepaalde onderzoeksvragen niet beantwoorden zonder dat we dieren gebruiken. Het zou immers onethisch zijn om voor dergelijke proeven mensen in te zetten en geschikte in-vitromodellen zijn niet altijd voorhanden.’


Tot slot nuanceert professor Breckpot de cijfers die André Menache aanhaalt betreffende de slaagkansen van fundamenteel onderzoek. ‘De slaagkans van dergelijk basisonderzoek, dat zo’n vijftig procent van het totaal aantal dierproeven omvat, is moeilijk in cijfers weer te geven.


‘Zonder dit onderzoek kan je geen nieuwe kennis verwerven en nieuwe behandelingen ontwikkelen. Het vormt de basis voor toegepast onderzoek in de biomedische sector, met als doel geneesmiddelen ontwikkelen. De lange weg van geneesmiddelenontwikkeling kent heel wat hindernissen, die er soms voor zorgen dat de verdere ontwikkeling van een product gestaakt moet worden.


De oorzaak voor de relatief lage ‘success rate’ is dus een meer genuanceerd verhaal, waarbij we de oorzaak niet zozeer bij het proefdieronderzoek moeten leggen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content