De klimaatwetenschapper is Mens van het Jaar: ‘Ook de bomma moet het kunnen begrijpen’

Joris Meys, Frank Pattyn en Sara Vicca. 'Er is een gigantisch experiment met de aarde bezig, maar we kunnen niet afwachten om te kijken wat er gaat gebeuren.' © Franky Verdickt

De klimaatwetenschapper is door Knack verkozen tot Mens van het Jaar. De verdienste van klimaatwetenschappers in de studie van de klimaatopwarming is onmiskenbaar. De wrevel over hun werk groeit bij een significant deel van de maatschappij, maar feiten zijn feiten. Een gesprek met biologe Sara Vicca, glacioloog Frank Pattyn en statisticus Joris Meys.

Twee dossiers hebben in 2019 sterk de gemoederen beroerd: de vluchtelingenproblematiek en de klimaatopwarming. Van die twee is de klimaatproblematiek met voorsprong het belangrijkste. Het is een globaal probleem, waarvan de gevolgen iedereen zullen raken. Betogende klimaatjongeren hebben het hele jaar door geijverd voor een ernstige aanpak. Ze steunen op inzichten van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), een conglomeraat van onderzoekers dat in de schoot van de Verenigde Naties de opwarming en haar gevolgen in kaart brengt. Dat we met een reëel probleem te maken hebben, daarover is de consensus in de wetenschappelijke wereld groot.

Maar de polarisering die sinds kort elk maatschappelijk debat besmet, treft ook het klimaatdebat. De klimaatjongeren worden weggezet als opstandige pubers die dringend weer naar school moeten – en dat is nog beleefd geformuleerd, vergeleken met de haatberichten aan hun adres. De ‘klimaatontkenners’ hakken ook ongenadig in op wetenschappers die de gegevens verzamelen. Als je de boodschap niet begrijpt of wilt horen, moet je de boodschapper in diskrediet brengen.

Wij kunnen geen straffe uitspraken doen, want wij nuanceren en houden rekening met onzekerheden. Zo worden we weggeblazen van het publieke forum.

Frank Pattyn

Om tegenwicht voor de negatieve framing te bieden, en uit respect voor het geleverde werk, heeft de redactie van Knack ‘de klimaatwetenschapper’ uitgeroepen tot Mens van het Jaar. Voor een gesprek kozen we drie vertegenwoordigers van de sector: biologe Sara Vicca (UAntwerpen) onderzoekt de koolstofcyclus, glacioloog Frank Pattyn (ULB) bestudeert ijskappen, en statisticus Joris Meys (UGent) doet niets liever dan werken met cijfers en modellen, ook in zijn vrije tijd.

Meys wilde eerst niet meewerken, omdat hij zichzelf niet als een klimaatwetenschapper ziet. Hij heeft aan zijn universiteit een ondersteunende functie: hij helpt anderen met hun statistische analyses. Maar in zijn vrije tijd buigt hij zich over de klimaatproblematiek. Hij speelt zo’n belangrijke rol bij het ontkrachten van de onzin die de Jean-Marie Dedeckers en Maarten Boudry’s van deze wereld op de argeloze burger loslaten, dat we hem er graag bij wilden. Zijn eerste opiniestuk over het thema, dat eind januari verscheen op Knack.be, werd bijna vijfduizend keer gedeeld, wat uitzonderlijk veel is. Hij benadrukt dat hij in eigen naam spreekt.

‘Ik aarzelde omdat ik zelf geen onderzoek doe’, legt hij uit in een lokaal van ZOO Antwerpen, vlak bij het Centraal Station – want consequente klimaatwetenschappers nemen het openbaar vervoer of de fiets. ‘Goede wetenschap is voor mij heilig. Ze draait om metingen, feiten en welke uitspraken je ermee kunt testen. Of het nu gaat om tijdreeksen van klimaatgegevens uit jaarringen van bomen, sporen van planten of ijsstalen: er zitten altijd onzekerheden in. Daar moet je rekening mee houden. Statistiek biedt oplossingen om met die onzekerheden om te gaan.’

Mevrouw Vicca, wat is uw onderzoeksdomein?

Sara Vicca: Wij bekijken hoe de natuurlijke koolstofcyclus op het land evolueert. Die evolutie is cruciaal om te begrijpen wat er met ons klimaat zal gebeuren, want koolstofdioxide (CO2) is een belangrijk broeikasgas. Landecosystemen, zoals bossen en graslanden, bevatten drie keer meer CO2 dan de atmosfeer, maar er is interactie tussen het land en de atmosfeer. Planten eten CO2 in het proces van de fotosynthese, maar ze ademen ook CO2 uit. Ook uit bodems komt CO2 vrij. Een relatief klein onevenwicht in die cyclus kan grote gevolgen hebben voor ons klimaat.

De klimaatwetenschapper is Mens van het Jaar: 'Ook de bomma moet het kunnen begrijpen'
© Franky Verdickt

Is dat onevenwicht in de maak?

Vicca: De natuur heeft een bufferende werking gehad tegen de huidige klimaatopwarming. Sinds de jaren 1960 hebben landecosystemen liefst 30 procent van de menselijke uitstoot van CO2 gratis en voor niks vastgelegd, door een verhoogde plantengroei. Als dat niet was gebeurd, hadden we nu een concentratie van zo’n 500 ppm (parts per million) CO2 in de atmosfeer in plaats van 410 ppm. We gaan ervan uit dat we vanaf ongeveer 450 ppm een globale temperatuurstijging van minstens 2 graden Celsius tegenover het pre-industriële niveau zullen hebben.

Maar de bufferende capaciteit van de natuur is beperkt. Het lijkt erop dat ze, door de klimaatverandering zelf, begint af te nemen. Mogelijk zullen landecosystemen zelfs een bron van CO2 worden. Dat moeten we absoluut vermijden.

Meneer Pattyn, waar ligt uw expertise?

Frank Pattyn: In de dynamiek van ijs. Vroeger bestudeerde ik gletsjers, tegenwoordig de ijskappen van Groenland en vooral Antarctica. Beide landmassa’s verliezen ijs, maar om verschillende redenen. In Groenland raakt de balans verstoord tussen de hoeveelheid ijs die de ijskap erbij krijgt in het centrum, door neerslag, en de hoeveelheid ijs die smelt aan de kust. De ijskap smelt nu sneller dan vroeger, waardoor de gletsjers kunnen verdwijnen.

In Antarctica speelt niet de atmosfeer maar de oceaan de grootste rol. Oceaanstromingen vreten aan de ijskappen langs de kust, waardoor er steeds meer ijs de zee instroomt. Ook dat proces versnelt, wat een effect op de zeespiegel zal hebben.

Uw werk steunt op klimaatmodellen?

Pattyn: Wij werken steeds meer met ijs- en klimaatmodellen, ja. Vroeger zagen we ijskappen als stabiele verschijnselen die alleen op lange termijn veranderden, afhankelijk van de hoeveelheid neerslag die ze te verwerken kregen. Maar vanaf de jaren 2000 zagen we grote veranderingen op het terrein, veranderingen die onze modellen misten. We hebben de basisfysica van ijsbeweging moeten herzien.

Dat is niet onbelangrijk, want het afsmelten van ijs bepaalt hoe sterk de zeespiegel zal stijgen.

Pattyn: Onze voorspellingen voor de globale zeespiegelstijging tegen het einde van de eeuw liggen ergens tussen 0,5 meter en meer dan 2 meter. De waarschijnlijkheid van die laatste, extreme waarde is laag, maar beleidsmakers werken er graag mee: ze willen zeker zijn dat hun maatregelen zullen volstaan bij extreme omstandigheden. Onder meer op basis daarvan beslissen ze welke kusten ze verder zullen ontwikkelen en welke ze laten ontruimen.

Werkt u ook met modellen, mevrouw Vicca?

Vicca: Ik ben geen modelexpert. Landsystemen zijn trouwens moeilijker te modelleren dan bijvoorbeeld ijskappen, omdat ze minder op fysica steunen. Er spelen veel complexe processen en interacties die we nog niet helemaal begrijpen. We voeren experimenten uit om daar zicht op te krijgen.

Is bossen planten een oplossing in de strijd tegen de klimaatopwarming?

Vicca: Het allerbelangrijkste in de strijd tegen de opwarming is dat we de verbranding afbouwen van fossiele brandstoffen: olie, kolen en gas. Als we dat doen, kan herbebossen helpen. Dringen we de emissies niet terug, dan zal het effect beperkt zijn.

De klimaatwetenschapper is Mens van het Jaar: 'Ook de bomma moet het kunnen begrijpen'
© Franky Verdickt

Hoe komt het dat experts steeds minder ernstig worden genomen?

Pattyn: Het IPCC heeft de facto niets met ideologie te maken. Helaas is er ergens onderweg een link gelegd tussen oplossingen voor de klimaatopwarming en de groene beweging, hoewel het ene niet noodzakelijk met het andere te maken heeft. Dat heeft een foute problematiek gecreëerd die de polarisering in de hand werkt.

Joris Meys: Ik volg de klimaatdiscussie al sinds 1990. Toen was iedereen nog mee. Zelfs de toenmalige Britse premier Margaret Thatcher vond dat we maatregelen moesten nemen. Maar de globale steun kalft af. Het is een paradox: hoe zekerder de wetenschap wordt, omdat de signalen steeds duidelijker zijn, hoe groter de tegenbeweging. Daarbij worden de klimaatmodellen gretig misbruikt. De onzekerheden in de modellen worden vertaald als ‘ze weten het niet’.

Er zijn toch altijd parameters die je niet onder controle hebt?

Meys:(afgemeten) Als een model perfect is, is het geen model meer. Dan is het de realiteit. In het vijfde IPCC-rapport worden meer dan veertig modellen van verschillende onderzoeksgroepen samen geëvalueerd. Elk model op zich kan een afwijking hebben in zijn voorspelling – te hoog of te laag. Maar als je het gemiddelde neemt van veel modellen, worden de verschillen uitgevlakt en zit je dikwijls in de buurt van de waarheid.

Is het klimaat niet te complex om te kunnen worden gemodelleerd?

Meys: Het is complex, maar dat betekent niet dat we niets uit de modellen kunnen leren. Wat wél belachelijk moeilijk te modelleren is, is de baan van een orkaan. Het is een chaotisch systeem, waardoor het moeilijk te voorspellen is welk weer het over tien dagen zal zijn. Maar als je zaken modelleert die sterk steunen op fysische wetten, en je grondig analyseert hoe ze reageren op verschillende parameters, kun je tot goede inzichten komen.

Vicca: Je moet ook altijd blijven meten en experimenteren. Tot voor kort ging men ervan uit dat er door de stijgende CO2-concentraties nog lang veel extra plantengroei zal zijn. Dat is wat klimaatontkenners bedoelen als ze zeggen dat de aarde steeds groener wordt en dat extra CO2 gunstig is voor de landbouw. Maar nieuwe gegevens tonen aan dat extra plantengroei beperkt wordt door een gebrek aan voedingsstoffen. Bovendien beginnen de negatieve effecten van de klimaatopwarming, zoals extreme hitte en droogte, op planten in te werken.

In 2003 was er in Europa een hittegolf die goed bestudeerd is. De fotosynthese is erdoor met 30 procent afgenomen, en vier jaar van koolstofopslag door natuurlijke systemen in Europa is er in één beweging door tenietgedaan. In 2005 en 2010 waren er gigantische branden in tropische wouden die een gevolg waren van droogte. Telkens kwam een hoeveelheid CO2 vrij die overeenkomt met iets tussen de 12 en de 18 procent van onze jaarlijkse uitstoot. Een enorme droogte of een hittegolf kan dus aanzienlijke hoeveelheden koolstof vrijstellen.

En dan krijg je de reactie: ‘Wij hoeven niets te doen, omdat de natuur zelf veel uitstoot.’

Meys: Dat is compleet absurd. De koolstofcyclus op de aarde is goed bekend. Koolstof zit deels in de biomassa, het leven, en deels in het water en de atmosfeer. Er verdwijnt wat koolstof door processen zoals de verwering van rotsen, en er komt wat bij door vulkanische activiteit, maar in se circuleert altijd dezelfde hoeveelheid. Recent heeft de mens wel een grote hoeveelheid CO2 als fossiele brandstoffen vrijgemaakt die al in de tijd van de dinosaurussen uit circulatie was genomen. En dat in wat je een ‘geologische vingerknip’ kunt noemen. Het systeem aarde kan niet anders dan daarop reageren met een opwarming. Het is de hoofdreden waarom wetenschappers ervoor blijven pleiten dat we het fossielebrandstoffengebruik terugdringen. Anders raakt de cyclus nog meer uit evenwicht.

In feite zijn de kosten van de strijd tegen de klimaat- opwarming vooral investeringen in de toekomst.

Sara Vicca

Hoe krijg je zulke ingewikkelde verhalen uitgelegd aan de mensen?

Meys: Je kunt het de mensen niet kwalijk nemen dat ze het niet begrijpen. Toch willen ze weten waar het over gaat. Je moet proberen het zo te vertalen dat ook de bomma en de bakker meekunnen. Maar je kunt mensen ook gemakkelijk op het verkeerde been zetten door zaken uit hun context te halen. Wij kunnen daar moeilijk tegenop. We kunnen alleen maar blijven hameren op de feiten en op de kracht van onze modellen.

Pattyn: De voorspellingen van de temperatuurstijging die het IPCC in zijn beginjaren heeft gedaan zijn nog altijd correct (het IPCC is opgericht in 1988 en publiceerde zijn eerste rapport in 1990, nvdr). De globale temperatuur is min of meer de voorspelde temperatuur.

Er wordt toch gezegd dat het altijd sneller gaat, dat de oudere modellen de veranderingen te langzaam inschatten?

Meys: Het hangt ervan af waarnaar je kijkt. De temperatuurstijging volgt min of meer de voorspellingen, maar andere elementen versnellen wél. Het afsmelten van gletsjers en het smelten van de permafrost, bijvoorbeeld. Enkele jaren geleden zijn satellieten gelanceerd die rechtstreeks het methaan in de atmosfeer kunnen meten – methaan is een broeikasgas dat in grote hoeveelheden in de permafrost opgesloten zit en dat vrijkomt bij het ontdooien ervan. De wolk methaan die ze boven het arctische gebied zien, is zo waanzinnig groot dat ik hoop dat de metingen fout zijn.

Pattyn: We hebben natuurlijk maar een korte tijdreeks van directe methaanmetingen, waardoor we voor verrassingen kunnen komen te staan. We hebben wel meer dan honderd jaar aan goede temperatuurmetingen, waardoor de voorspellingen van hun evolutie solider zijn.

Onlangs kwam het bericht dat de keizerspinguïn in Antarctica tegen het einde van de eeuw dreigt uit te sterven door de klimaatopwarming.

Pattyn: Als u daarop commentaar wilt, moet u contact opnemen met een pinguïnexpert.

Zijn er in Vlaanderen verliezen van planten en dieren te verwachten?

Vicca: Ik ben daar ook geen expert in, maar het is duidelijk dat het – plaatselijk en globaal – niet goed gaat met de biodiversiteit.

Pattyn: Journalisten vragen dikwijls om vooruit te kijken naar wat de effecten van de klimaatopwarming zullen zijn. Maar voor Groenland en Antarctica kunnen we nog altijd niet zeggen hoeveel van het afsmelten van het ijs een natuurlijke oorzaak heeft en hoeveel aan de klimaatopwarming te wijten is.

Ik hoor de klimaatontkenners al: ‘Het afsmelten heeft een natuurlijke oorzaak.’

Pattyn: Fout. Natuurlijke processen interageren met wat de mens doet. Ze kunnen een versterkende rol spelen en zelfs doorslaggevend worden, maar dat wil niet zeggen dat de oorsprong van de problematiek natuurlijk is.

En wat met de stelling dat de klimaatopwarming een natuurlijk effect van een veranderende zonneactiviteit is?

Pattyn:(kortaf) De relatieve invloed van de zon op de huidige klimaatopwarming is goed bestudeerd. Het effect is verwaarloosbaar.

Over welke natuurlijke processen hebt u het dan?

Pattyn: Over variaties in oceaanstromingen, bijvoorbeeld. Als het ijs in Groenland versneld afsmelt, kan de golfstroom in de Atlantische Oceaan vertragen of zelfs stilvallen. Omdat die golfstroom bij ons warmer water uit de tropen brengt, zal dat impliceren dat het hier koeler wordt. Maar de globale temperatuur zal blijven stijgen, net als de zeespiegel. De klimaatopwarming is een globaal verschijnsel, maar er kunnen grote regionale verschillen zijn. Zo warmt het noordpoolgebied dubbel zo snel op als de rest van de planeet.

Meys: Er gebeuren steeds meer dingen die we niet verwachten, omdat ze buiten het bereik van de modellen vallen. De laatste winters is het geen uitzondering dat het in Alaska minder koud is dan in New York. Dat heeft te maken met de straalstroom in de atmosfeer. In normale omstandigheden maakt die een cirkelvormige beweging rond het noordpoolgebied. Maar doordat de temperatuur daar zo sterk stijgt in verhouding tot de evenaar, krijgen zijn bewegingen een veel grilliger karakter. En zo kan het in New York vriezen dat het kraakt terwijl Alaska ijsvrij blijft.

Rekenen op technologie die nog verfijnd moet worden voor iets wat we nu al sterk voelen, lijkt op zijn minst naief.

Joris Meys

Is het niet frustrerend om voortdurend te moeten opboksen tegen de wetenschappelijke onzin die klimaatontkenners als Jean-Marie Dedecker verspreiden?

Meys: Onlangs vermeldde Dedecker een studie van een ondertussen gepensioneerde Duitse bioloog die zogezegd cycli in de zeespiegelhoogte had gevonden op basis van een analyse van plantenzaden. De analyse was compleet fout. Maar iemand fluistert de naam van die man in het oor van Dedecker, en hij gebruikt hem dan in een opiniestuk zonder te weten waarover het gaat. Anderen halen zinnen uit IPCC-rapporten waarin iets staat over statistische onzekerheden en toeteren vervolgens rond dat de wetenschappers het niet weten. En dat blijven ze herhalen. Het zijn eenvoudige boodschappen die de bomma en de bakker begrijpen, waardoor ze twijfel zaaien.

Sommige klimaatontkenners zijn zo overtuigd van hun eigen gelijk dat ze veel moeite hebben om toe te geven dat ze de plank mis slaan. Ze doen me vaak denken aan een van mijn grote helden, Ronald Fisher. Hij was de grootste statisticus van de twintigste eeuw, maar is desondanks tot zijn dood mordicus blijven volhouden dat je niet wetenschappelijk kunt bewijzen dat roken longkanker veroorzaakt.

Pattyn: Wij zijn kwetsbaar in onze mogelijkheden tot verweer. Wij kunnen geen straffe uitspraken doen, want wij wikken en wegen, wij nuanceren en houden rekening met onzekerheden. Zo worden we weggeblazen van het publieke forum.

Vicca: Je moet als wetenschapper te allen prijze je geloofwaardigheid bewaren, anders ben je verloren. Er wordt vaak gezegd dat de klimaatjongeren een polariserend effect hebben door wat ze doen, maar zijn het echt de jongeren die polariseren? Zijn het niet vooral zij die het probleem minimaliseren, de jongeren afschilderen als doemdenkers en de oplossingen afdoen als ongewenst? Ze spreken vooral over wat niet meer mag en hoeveel dat zal kosten, maar nooit over hoe we er beter van kunnen worden.

In feite zijn de kosten van de strijd tegen de klimaatopwarming vooral investeringen in de toekomst. Je huis isoleren maakt het niet alleen aangenamer wonen, je energierekening zal ook zakken. Investeren in hernieuwbare energie zal economisch gunstig zijn. Als we maximaal inzetten op hernieuwbare energie en efficiënt energieverbruik, kunnen we 90 procent van onze CO2-uitstoot reduceren tegen 2050. Dat heeft het Internationaal Agentschap voor Hernieuwbare Energie (IRENA) berekend.

Wat met het vooruitgangsoptimisme dat zegt dat we ons gedrag niet hoeven aan te passen, omdat technologie het zal oplossen?

Meys: Rekenen op technologie die nog verfijnd moet worden voor iets wat we nu al sterk voelen, lijkt op zijn minst naïef. Het IPCC stelt dat we een verregaande transitie van ons economische systeem nodig hebben om de opwarming te beperken tot 1,5 graad Celsius. De klimaatjongeren doen trouwens niets anders dan hun ongerustheid uiten over de gevolgen van wat er in de IPCC-rapporten staat. Iemand als Greta Thunberg herhaalt dat tot in den treure. Ze heeft een IPCC-rapport als onderdeel van haar getuigenis toegevoegd aan de notulen van haar optreden voor het Amerikaanse Congres. Het is nu aan politici en beleidsvoerders om ermee aan de slag te gaan. Maar in plaats daarvan wordt Greta voortdurend in diskrediet gebracht door haar woorden in de mond te leggen die ze nooit uitgesproken heeft, en door haar entourage aan te vallen. Dat is smerig.

Tot slot de hamvraag: is het nog niet te laat om in te grijpen?

Vicca: Het probleem is te complex om daar met ja of nee op te kunnen antwoorden. We zijn nog niet aan het punt waarop de klimaatopwarming zichzelf begint te versterken, dus we hebben het nog in de hand. Maar de keuzes die we nu maken, zullen cruciaal zijn voor het verdere verloop.

Pattyn: Hoe langer we wachten met investeringen in een transitie naar een duurzame samenleving, hoe duurder en moeilijker het zal worden. Er is een gigantisch experiment met de aarde bezig. Dat is interessant vanuit wetenschappelijk oogpunt, maar vanuit sociaal en economisch oogpunt is het niet aangewezen om af te wachten en te kijken wat er gaat gebeuren. Die luxe hebben we niet.

Meys: Laat ik afsluiten met een analogie. Je hebt een knie met een kapotte meniscus. Het is overbodig te vragen of het te laat is voor je knie. Als je je laat opereren en je na de ingreep correct revalideert, kan ze herstellen tot pakweg 80 procent van haar oorspronkelijke mogelijkheden. Als je na de ingreep geen zin hebt om naar de kinesist te gaan, zal het herstel minder vlot gaan. En als je denkt dat je gewoon voort kunt doen alsof er niets aan de hand is, gaat je knie helemaal kapot en moet je een nieuwe krijgen.

Iets vergelijkbaars geldt voor de strijd tegen de klimaatopwarming. Alleen hebben we daarin niet de optie van een nieuwe knie.

De fotoshoot voor dit artikel vond plaats in de Wintertuin van ZOO Antwerpen.

Frank Pattyn

– Geboren in 1966

– 1988: geograaf (VUB)

– 1998: doctor in de Wetenschappen (VUB)

– Sinds 2011: professor (ULB)

– Sinds 2017: Hoofd Departement Geosciences, Environment and Society (ULB)

Sara Vicca

– Geboren in 1983

– 2005: bioloog (UHasselt en UAntwerpen)

– 2010: doctor in de Wetenschappen (UAntwerpen)

– Sinds 2018 gastprofessor (UAntwerpen)

– Stond mee aan de wieg van Scientists4Climate

Joris Meys

– Geboren in 1977

– 2002: bioloog (UGent en UAntwerpen)

– 2002-04: onderzoeksmedewerker milieutoxicologie (UAntwerpen)

– 2004-08: project duurzaam beheer bedrijventerreinen (POM Antwerpen)

– 2009: Advanced Master in Statistical Data Analysis (UGent)

– Sinds 2009: statisticus aan de UGent

Frank Pattyn

– Geboren in 1966

– 1988: geograaf (VUB)

– 1998: doctor in de Wetenschappen (VUB)

– Sinds 2011: professor (ULB)

– Sinds 2017: Hoofd Departement Geosciences, Environment and Society (ULB)

Sara Vicca

– Geboren in 1983

– 2005: bioloog (UHasselt en UAntwerpen)

– 2010: doctor in de Wetenschappen (UAntwerpen)

– Sinds 2018 gastprofessor (UAntwerpen)

– Stond mee aan de wieg van Scientists4Climate

Joris Meys

– Geboren in 1977

– 2002: bioloog (UGent en UAntwerpen)

– 2002-04: onderzoeksmedewerker milieutoxicologie (UAntwerpen)

– 2004-08: project duurzaam beheer bedrijventerreinen (POM Antwerpen)

– 2009: Advanced Master in Statistical Data Analysis (UGent)

– Sinds 2009: statisticus aan de UGent

Frank Pattyn

– Geboren in 1966

– 1988: geograaf (VUB)

– 1998: doctor in de Wetenschappen (VUB)

– Sinds 2011: professor (ULB)

– Sinds 2017: Hoofd Departement Geosciences, Environment and Society (ULB)

Sara Vicca

– Geboren in 1983

– 2005: bioloog (UHasselt en UAntwerpen)

– 2010: doctor in de Wetenschappen (UAntwerpen)

– Sinds 2018 gastprofessor (UAntwerpen)

– Stond mee aan de wieg van Scientists4Climate

Joris Meys

– Geboren in 1977

– 2002: bioloog (UGent en UAntwerpen)

– 2002-04: onderzoeksmedewerker milieutoxicologie (UAntwerpen)

– 2004-08: project duurzaam beheer bedrijventerreinen (POM Antwerpen)

– 2009: Advanced Master in Statistical Data Analysis (UGent)

– Sinds 2009: statisticus aan de UGent

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content