Beestenboel: waarom het zo goed gaat met de boommarter in onze contreien

© iStock
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Net als de meeste roofdieren doet de boommarter het de laatste tijd uitstekend. Met dank aan milieuvriendelijk bosbeheer.

In maart 1966 werd er in het Drongengoed, een bos in het Oost-Vlaamse Aalter, een boommarter gezien. De waarneming werd gepresenteerd als de eerste in Vlaanderen sinds mensenheugenis. Het dier kon worden opgemerkt omdat het in een klem terecht was gekomen. Symbolischer kan het niet: pijnlijke verdelging was eeuwenlang funest voor alles met klauwen in onze contreien. Een deel van de mensheid is erg onvriendelijk voor wat het – onterecht – als concurrenten beschouwt. In het geval van de boommarter was er nog een tweede factor die de soort in de problemen bracht. Grootschalige ontbossing leidde ertoe dat er na 1850 amper volwaardige bossen overbleven in onze regio. Het was een ramp voor bosbewoners. Gelukkig hebben moderne inzichten, en vooral door gedegen wetenschappelijk onderzoek gesteund ecologisch bewustzijn, voor een kentering gezorgd. Sinds de jaren 1970 zijn alle roofdieren in ons land wettelijk beschermd. Het bosbeheer is zo bijgestuurd dat bossen natuurlijker mogen evolueren, wat gunstig is voor soorten die oude bomen met diepe holen nodig hebben, zoals de boommarter.

Marters kunnen moeiteloos op de stam van een boom rennen, zowel naar boven als naar onderen.

De boommarter lijkt sterk op de veel algemenere steenmarter. Beide hebben de afmetingen van een kat op korte pootjes. De verschillen zijn subtiel, zoals kleinere oortjes, een gelere bef en een donkerder snuit voor de boommarter. De steenmarter kende wel sneller een revival. Tussen 1997 en 2012 registreerden biologen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) zo’n vijftienhonderd steenmarters als verkeersslachtoffer in Vlaanderen, tegen amper vijftien boommarters. Recentere censusgegevens illustreren echter dat de boommarter nu bijna overal in Vlaanderen voorkomt. Zijn bestand zit in de lift.

De namen van de twee marters suggereren dat de plek van waarneming determinatie vergemakkelijkt: steenmarters zouden meer van een door mensen gedomineerde leefomgeving houden dan boommarters. Dat is correct, maar de twee soorten overlappen helaas ook in biotoopvoorkeur. Boommarters kunnen in een stedelijke omgeving gedijen – in Amsterdam koloniseren ze stadsparken -, terwijl de steenmarter zonder aarzelen bossen verkent. Hij etaleert er typisch boommartergedrag: moeiteloos op de stam van een boom rennen, zowel naar boven als naar onderen, alsof hij op de grond loopt. Hij is een vaardige acrobaat, met dank aan dezelfde mooie pluimstaart die evenwichtsgegoochel bij boommarters mogelijk maakt.

Ook in Groot-Brittannië doet de boommarter het uitstekend. Dat heeft er interessante gevolgen voor het ecosysteem, zo bleek uit een artikel in The Journal of Applied Ecology. Boommarters eten graag eekhoorns, ook bij ons. Dat doen ze vooral overdag. ’s Nachts vangen ze op grote schaal prooien zoals muizen. Ze doen zich zelfs tegoed aan bessen.

In Groot-Brittannië helpen ze de inheemse rode eekhoorn een handje door vooral de door de mens uit Noord-Amerika geïmporteerde grijze eekhoorn te viseren. Die concurreerde de rode weg, onder meer door de verspreiding van een lepra-achtige bacterie waar onze eekhoorns geen weerstand tegen hadden. Maar om een of andere reden is de grijze eekhoorn kwetsbaarder voor boommarters dan de rode. Daardoor herstelt het bestand van rode eekhoorns in regio’s waarin de boommarterpopulatie toeneemt. Dat is goed nieuws voor beide inheemse soorten, maar niet voor de Amerikaan.

Beestenboel: de boommarter

Partner Content