Beestenboel: huiskatten vormen een chronische bedreiging voor onze hazelwormen

Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De vrij grote pootloze hagedis is volstrekt ongevaarlijk voor de mens. Helaas voor zijn welzijn ziet hij eruit als een slang.

De hazelworm is niet echt zeldzaam in Vlaanderen en Nederland, maar hij wordt zelden gezien. Hij gaat doorgaans discreet door het leven, verscholen onder bladeren of dood hout. Hij heeft wel een brede biotoopkeuze. Hij kan leven in loofbossen met open plekken, in dennenbossen met een ondergroei van grassen of bosbessenstruiken, en in opgeschoten heidevelden.

Het is zelfs niet uitgesloten dat hij tuinen bezoekt, zeker als ze aan de rand van bosrijk gebied liggen. Blader- en composthopen zijn dan ideale schuilplaatsen. Er zijn mensen die een hazelworm in huis krijgen, vooral als de beestjes op warme regenachtige dagen wat actiever zijn, want dan zijn de omstandigheden ideaal voor de jacht op hun favoriete prooien: wormen en naaktslakken – de tanden van hazelwormen staan schuin naar achteren, wat hun greep op spartelende, glibberige prooien vergroot. Als je een veranda met open schuifdeuren hebt, sukkelt een hazelworm weleens naar binnen.

Dat is niet altijd gezond voor de dieren. Hazelwormen kunnen vrij lang worden, gemiddeld zo’n 30 centimeter, maar exemplaren van een halve meter zijn geen uitzondering. Ze zien er met hun dunne, pootloze lijf uit als een bruine slang. Veel mensen hebben een aangeboren angst voor slangen, waardoor elk slangachtig beest een vijand is die het best geliquideerd wordt. Katten daarentegen weten duivels goed dat hazelwormen niet gevaarlijk zijn, maar wel gemakkelijke prooien – huiskatten vormen een chronische bedreiging voor onze hazelwormen.

Als hagedis kan een hazelworm zijn staart afgooien als hij in gevaar is.

Als je goed kijkt, en weet waar je naar moet kijken, zie je dat een hazelworm geen slang is, maar een hagedis zonder poten. Zijn kop gaat naadloos over in zijn lijf, zonder uitgesproken hals of andere breedteverschillen. Zijn oogjes gaan voortdurend open en dicht, terwijl slangen hun ogen niet kunnen sluiten. De helft van zijn lichaam is staart – slangen hebben slechts een kort staartje. Als hagedis kan een hazelworm zijn staart afgooien als hij in gevaar is. Het ding blijft dan nog een tijdje kronkelen, wat aanvallers in verwarring brengt, zodat de rest van het lichaam kan ontsnappen. De staart groeit later weer aan, maar nooit tot de volle lengte van het origineel.

Net als slangen liggen hazelwormen soms te ‘zonnen’. Maar in tegenstelling tot slangen halen ze hun energie niet rechtstreeks uit de warmte van de zon, maar uit de bodem waarop ze liggen. Het zijn details die het verschil maken.

Hazelwormen hebben beperkte verplaatsingscapaciteiten. Zonder pootjes en met een lichaam dat niet, zoals dat van slangen, gemaakt is om te kronkelen zijn ze vrij hulpeloos als ze op wandel zijn. Ze verplaatsen zich zelden verder dan een kilometer per jaar. Naar hagedisnormen kunnen ze wel stokoud worden: meer dan 25 jaar.

De vrouwtjes moeten zo veel energie in de voortplanting stoppen dat ze in onze regio niet elk jaar jongen krijgen. Ze zijn ‘ovovivipaar’: ze produceren eieren, maar die komen al in hun lichaam uit, waarna ze drie maanden lang jongen meezeulen. Die halen hun energie uit de reserves die hun moeder op voorhand in haar eitjes pompte. De jongen worden dus wel geboren in het lichaam van de moeder, maar ze teren op de eitjes waaruit ze kropen. Per bevalling levert een moeder 5 tot 25 jongen af. Dat is een bescheiden voortplantingscapaciteit die het succes van de soort in het gedrang kan brengen.

Partner Content