Beestenboel: de ooievaar verloor bij ons zijn natuurlijke biotoop

© iStock

Hij blijft bij ons afhankelijk van kunstmatige ooievaarsdorpen, maar op trek moet de ooievaar het zelf doen.

Als je in Oost-Europa rondreist, merk je hoe de ooievaar er inherent deel uitmaakt van het dorpsbeeld: overal zie je zijn grote nesten, op kerken, boerderijen, gewone huizen. Bij ons is de soort vorige eeuw uit het plaatje verdwenen – de ooievaar schurkt in België en Nederland tegen de noordwestelijke grens van zijn leefgebied aan. Hij verloor zijn natuurlijke biotoop. Ooievaars hebben vochtige graslanden nodig voor hun voeding, en die zijn in een grote drooglegging massaal aan industriële landbouw opgeofferd. De combinatie met verdelging en pesticiden was er te veel aan.

Sinds een halve eeuw geleden hebben natuurliefhebbers ooievaarsdorpen gecreëerd, waar de vogels geschikte nestgelegenheden kregen en bijgevoederd werden. Bij ons gebeurde dat in het Zwin en het dierenpark Planckendael. In beide kolonies broedt nu elk jaar samen een honderdtal koppels. In Nederland maken vele honderden ooievaars gebruik van zulke faciliteiten. Bizar is dat er bij ons nog altijd bijna geen exemplaren buiten de kolonies broeden. Blijkbaar zijn de omstandigheden in ons buitengebied nog altijd niet geschikt.

Niet-afgedekte vuilnisbelten in Spanje en Marokko zijn een naar onze normen lelijke, maar naar ooievaarsnormen duidelijk aantrekkelijke overwinteringsbiotoop

Aanvankelijk bleven de broedende vogels ook in de winter ter plekke, met dank aan het voedsel dat hun verschaft werd. Maar de kolonies werden zo groot dat bijvoederen onhoudbaar bleek. Omdat de kikkers, jonge eenden en grote insecten waar ooievaars van leven in de winter in onze contreien bijna onvindbaar zijn, moeten de vogels voor hun overleving tijdelijk naar het zuiden migreren. Dat begonnen ook de semiwilde dieren uit de ooievaarsdorpen te doen. Nu trekt meer dan de helft van de halftamme ooievaars in de winter naar de warmte. Ooievaars overwinteren in Spanje en Portugal of in de Sahel, in landen als Senegal en Mauritanië.

Het trekgedrag van de dieren kan grote verschillen vertonen. Sommige blijven in hun broedgebied, andere blijven ergens onderweg hangen. Niet-afgedekte vuilnisbelten in Spanje en Marokko zijn een naar onze normen lelijke, maar naar ooievaarsnormen duidelijk aantrekkelijke overwinteringsbiotoop: tienduizenden vogels brengen er een groot deel van hun winter door. Wetenschappers houden hun hart vast voor wat er zal gebeuren als Spanje (eindelijk) de Europese verplichting om vuilstorten af te dekken, zal volgen. Dat zal slecht nieuws zijn voor veel ooievaars.

De dieren kunnen 7 tot 8 uur per dag vliegen. In gunstige weersomstandigheden leggen ze dan tot 500 kilometer af. Het vakblad Science publiceerde onlangs een interessant artikel over het trekgedrag van ooievaars. De dieren proberen zo veel mogelijk gebruik te maken van thermiek (opstijgende warme lucht) om hoog in de hemel een geschikte rugwind te vinden.

Met speciale zenders konden de onderzoekers de snelheid bepalen waarmee individuele ooievaars met hun vleugels slaan. Er zit veel variatie op: sommige dieren doen het dubbel zo snel als andere. Vooral jonge vogels moeten sneller slaan om hun positie in een troep te kunnen handhaven. Ze proberen ervaren oudere vogels te volgen en zo te profiteren van hun kennis om goede thermiekstromingen te vinden.

Vogels die onderweg minder met hun vleugels hoeven te slaan, trekken doorgaans verder dan de vogels die moeilijker vliegen. Of dat ook betekent dat ze hogere overlevingskansen hebben, is onduidelijk.

Partner Content