500 miljard euro subsidie voor fossiele brandstoffen per jaar: de wielklem op de energietransitie

© Illustratie Happy Miel
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Bij de afbouw van fossiele brandstoffen blijken we vast te zitten in ijzeren routines, onder meer met achterhaalde subsidiemechanismen. Amper 20 procent van de energiesubsidies gaat momenteel naar hernieuwbare bronnen, zoals zon en wind.

De Waalse gemeente Trooz ligt aan de oevers van de Vesder. Ze werd zwaar getroffen door de waterbom die half juli 2021 boven de regio losbarstte. Een halfjaar later likt de gemeente nog altijd haar wonden. De helft van haar 4000 huizen is beschadigd door het water. Veel woningen staan te koop. Sommige worden wel degelijk verkocht, tegen lage prijzen, wat de verarming van de gemeente in de hand werkt. Op de laagste plek van Trooz staan sociale woningen. Stuk voor stuk kwamen ze onder water te staan. Maar in plaats van ze te verplaatsen, heeft de huisvestingsmaatschappij beslist ze te renoveren.

Het is vragen om nieuwe moeilijkheden, want er is geen garantie dat er geen overstromingen meer zullen volgen – extreem weer is overal in de wereld een opvallende uiting van de klimaatopwarming. Het is ook vragen om chronische stress: mensen leven er nu al in permanente angst voor regen en nieuwe overstromingen.

Je zou denken dat mensen heldere lessen trekken uit dramatische gebeurtenissen, maar zelfs zware overstromingen volstaan niet altijd om het gezond verstand te laten zegevieren. Een studie in het wetenschappelijk vakblad Ambio geeft nochtans aan dat heropbouw of andere drastische infrastructuuringrepen uitermate geschikt zijn om menselijk gedrag bij te sturen in de richting van een duurzamere en veiligere omgang met de leefomgeving. De meeste mensen zijn routinedieren die niet vanzelf grote veranderingen in hun bestaan zullen introduceren.

‘Het is hard om gewoontes te doorbreken als de omgeving niet substantieel verandert’, stelt de studie, die gedwongen omgevingsveranderingen daarom ziet als een gouden kans om aanpassingen door te voeren. Ervaringen wijzen trouwens uit dat veel mensen achteraf best tevreden zijn met veranderingen, zelfs als ze er zich initieel tegen verzetten. In de Antwerpse gemeente Kruibeke was er jarenlang protest tegen de aanleg van overstromingsgebieden langs de Schelde, maar nu worden ze omarmd als een zegen voor de omgeving. Je moet af en toe eens durven door te bijten.

IJdele financiële beloftes

Ook de internationale wereld kreunt onder de dictatuur van de vastgeroeste gewoontes. Een analyse in Nature van de resultaten van de klimaattop in het Schotse Glasgow besloot dat het klimaatprobleem lang niet opgelost is. Wel integendeel: met de huidige maatregelen zal de uitstoot van het belangrijkste broeikasgas koolstofdioxide (CO2) tegen 2030 wereldwijd niet 45 procent lager liggen dan in 2010, zoals noodzakelijk wordt geacht om de opwarming onder controle te houden, maar 14 procent hóger. De Britse voorzitter van de top zei dat de doelstelling om de temperatuurstijging globaal tot anderhalve graad Celsius te beperken ‘alleen zal overleven als we onze beloftes houden en onze engagementen snel omzetten in acties’.

Waarom zouden Indiërs geen lange uitloopperiode voor steenkool mogen hebben als wij hetzelfde doen met gas?

Volgens rekenwerk in New Scientist betekenen de gemaakte afspraken dat liefst 89 procent van de bekende steenkoolreserves in de grond moet blijven, net als 58 procent van de olie- en 59 procent van de gasreserves. Het feit dat de grootste delegatie op de top in Glasgow bestond uit vertegenwoordigers van de fossielebrandstofindustrie geeft weinig hoop op een snelle goede afloop. Wereldwijd moet er financiële en andere druk gezet worden op producenten én consumenten van fossiele brandstoffen om een eind te kunnen maken aan de uitstoot.

Maar de weg is lang en hobbelig. Een immens land als China, dat een kwart van de wereldwijde emissies van broeikasgassen voor zijn rekening neemt, investeert nog altijd in nieuwe steenkoolcentrales, ook in het buitenland. Een andere grootheid, India, liet weten dat het investeringen in steenkool niet zomaar kan afbouwen om zijn arme bevolking niet in nog grotere moeilijkheden te brengen. Zeker omdat de beloftes van rijke landen om ontwikkelingslanden financieel te steunen bij de transitie dikwijls dode letter blijven – rijke landen dragen een zware historische verantwoordelijkheid in het veroorzaken van de klimaatopwarming. Indiase beleidslui laten niet na om inconsistenties in de westerse aanpak te gebruiken om zelf op de rem te blijven staan. Waarom zouden zij geen lange uitloopperiode voor steenkool mogen hebben als wij hetzelfde doen met gas? Het kan gelezen worden als een sneer naar het Belgische beleid, dat nog liever nieuwe en broeikasgasproducerende gascentrales bouwt dan bestaande en klimaatneutrale kerncentrales open te houden.

Uit de pan rijzende gasprijzen be- nadrukken de kwetsbaarheid van die strategie nog. Gas is volgens veel analisten geen wissel op de toekomst, zelfs geen aanvaardbare strategie voor een transitie, maar een rem op de noodzaak om de klimaatopwarming snel terug te dringen. Gas staat duurzame vooruitgang in de weg.

Het licht gaat niet uit

In Nature verscheen een indringende analyse van een van de heetste hangijzers van het moment: de aanhoudende subsidies voor de productie en consumptie van fossiele brandstoffen. De eerste zin van de tekst zet de toon: ‘Subsidies voor fossiele brandstoffen zijn een van de grootste barrières die de shift van de wereld naar hernieuwbare energiebronnen in de weg staan.’ Zelfs het doorgaans bedaarde Internationaal Energie Agentschap (IEA) stelde vorig jaar dat die subsidies eruit moeten als we de klimaatdoelstellingen willen halen. De subsidies niet afbouwen, wordt gezien als de grootste factor in de groeiende tweespalt tussen wat landen zeggen te zullen doen en wat ze daadwerkelijk doen. De weerstand tegen het loslaten van fossiele brandstoffen is groot – dat zien we ook in ons land.

De omvang van de subsidies voor fossiele brandstoffen is hallucinant: meer dan 500 miljard euro per jaar (met uitzondering van het coronajaar 2020). Daar zijn verborgen kosten, zoals gezondheids- en milieuschade, niet bij gerekend. Volgens het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zouden de ‘overheidsinvesteringen’ in fossiele brandstoffen, in de breedste betekenis van de term, momenteel kunnen oplopen tot liefst 7 procent van het globale bruto binnenlands product (bbp, de waarde van alle geproduceerde goederen en diensten).

Het effect van de afbouw van de subsidies zou extra groot kunnen zijn als het uitgespaarde geld rechtstreeks wordt gepompt in de ontwikkeling en promotie van hernieuwbare energiebronnen. Vandaag gaat liefst 70 procent van de energiesubsidies wereldwijd naar fossiele brandstoffen, amper 20 procent naar hernieuwbare energie (en een schamele 3 procent naar nieuwe kernenergiesystemen).

Wetenschappers benadrukken geregeld dat we niet bang hoeven te zijn dat het licht zal uitgaan tijdens de energietransitie. Een overzicht in New Scientist stelde dat alle technologieën om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn al bestaan – al moeten sommige nog worden uitgebouwd. Wind en zon kunnen stroomproductie duurzaam maken. Als je alles, van woonsten tot wagens, elektrificeert, kun je fossiele brandstoffen snel uitfaseren. ‘Echte’ groene brandstoffen, zoals groene waterstof, zouden ingeschakeld kunnen worden voor het aandrijven van de ‘ tricky stuff’, zoals zware industrie, vrachtwagens en schepen. Het blad besloot: ‘De efficiëntie waarmee regeringen die technologieën promoten, zal in belangrijke mate be- palen of ze hun burgers, die de kosten van de transitie zullen moeten dragen, meekrijgen.’

Efficiënte CO2-captatie

Er duiken steeds meer uitgewerkte voorbeelden op van hoe het zou kunnen lukken. Vorige herfst verscheen in Nature een toelichting van hoe softwaregigant Microsoft (oorspronkelijk van de om het klimaat bezorgde multimiljardair Bill Gates) streeft naar een nettozero-uitstootbeleid – het artikel is wel van de hand van wetenschappers van Microsoft zelf. Het beschrijft vooral hoe het bedrijf investeert in compensaties voor uitgestoten CO2, inclusief die voor het stroomverbruik van consumenten die zijn producten gebruiken. Om 1,3 miljoen ton CO2 uit de atmosfeer te halen betaalde het al onder meer door bossen te laten aanleggen en door landbouw uitgeputte bodems te regenereren. Het is het equivalent van 11 procent van wat het bedrijf momenteel aan emissies genereert, dus er is nog een lange weg te gaan.

Investeren in natuurlijke opslag van CO2 is met voorsprong de goedkoopste manier voor rechtstreekse compensatie. Het kost gemiddeld 14 euro per ton CO2. Ter vergelijking: het capteren en geologisch vastleggen van CO2 kost gemiddeld bijna tien keer zoveel: 124 euro per ton. Een boom is een veel efficiëntere CO2-captatiemachine dan om het even welke technologische uitvinding tot nog toe.

Niet alleen bossen, ook moerassen en graslanden zijn geschikt voor CO2-opslag. Een pijnlijke vaststelling daarbij werd geformuleerd in Nature Sustainability: amper 23 procent van de belangrijkste natuurlijke CO2-opslagsystemen in de wereld geniet wettelijke bescherming. Nochtans is bescherming geen onoverkomelijk obstakel: de helft van de natuurlijke CO2-opslag wordt gerealiseerd op amper 3,3 procent van het landoppervlak.

In Nature Reviews Earth & Environment verscheen echter een studie die stelt dat er onvoldoende land beschikbaar is om het klimaatprobleem integraal via natuurlijke weg op te kunnen lossen. De analyse van Microsoft benadrukt dan ook het belang van investeringen in technologie om CO2 uit de atmosfeer te halen en op te slaan. Het is de achilleshiel van het verhaal, want het is onduidelijk in welke mate die technologie in staat zal zijn om te doen wat ze verondersteld wordt te doen: op korte termijn een dramatische stijging van de klimaatopwarming vermijden. Hetzelfde geldt voor groene waterstof, verplaatsbare kleine kerncentrales en andere technologieën die als een wissel op de toekomst naar voren worden geschoven.

Het is ook doodjammer dat niet alle industrieën even happig zijn om te investeren in een transitie naar meer duurzaamheid. Scheepvaart en luchtvaart, twee sectoren met een gigantische uitstoot van broeikasgassen, munten vooralsnog uit in greenwashing: beloven dat ze ‘iets’ zullen doen. Ze kijken naar alternatieve brandstoffen, maar niet fanatiek. De betonindustrie zoekt naar manieren om milieuvriendelijker cement te produceren, maar volgens Nature is ‘aangepaste regel- en zelfs wetgeving’ essentieel om dat proces te versnellen. Ook in deze sector wordt gedroomd. Een rapport in het vakblad Joule presenteert een strategie om tijdens het productieproces CO2 in het beton op te slaan, waardoor het trouwens aan stevigheid zou winnen. Maar er wordt geen termijn in het vooruitzicht gesteld waarbinnen de droom realiteit zou kunnen worden.

In 2500 zal landbouw vooral in de poolregio’s gebeuren. Het Amazonewoud zal een barre woestenij zijn.

De beste van de klas

Een analyse in Nature Sustainability boog zich over de klimaatkosten van de groeiende plasticproductie. Momenteel wordt 6 procent van de energie die uit steenkool en andere fossiele brandstoffen gepuurd wordt, in de productie van plastic gepompt. Verwacht wordt dat het in 2050 liefst 20 procent zal zijn. De overgang naar duurzame productieprocessen wordt ook hier gehinderd door onaangepaste subsidiëringsmechanismen.

Emissies van de plasticindustrie verdubbelden tussen 1995 en 2015, vooral als gevolg van een productiestijging in landen als China en Indonesië, die nog sterk op steenkool draaien. De studie wees er fijntjes op dat een significant deel van het probleem is dat de Verenigde Staten en de Europese Unie hun energie-intensieve plasticproductie outsourcen naar vervuilende Aziatische landen. Volgens sommige berekeningen zou de Europese CO2-uitstoot met een kwart stijgen als we de producten die we hier consumeren ook allemaal hier zouden maken. Zo is het natuurlijk makkelijk om de beste van de klas te spelen.

De teneur van veel wetenschappelijke analyses is dat we geen tijd hebben om te wachten tot technologie ons zal redden. Een blind geloof in vooruitgangsoptimisme is contraproductief. Jezelf verstoppen achter wat gemakkelijke inspanningen om huishoudelijk afval te recycleren en af en toe eens geen vlees te eten, zal ons evenmin ver genoeg brengen. Onze spaargeldinvesteringen heroriënteren en ons bewust worden van de gevolgen van onnadenkend consumeren kunnen een grotere stap in de goede richting zijn. Waarom moeten we almaar meer, dikwijls nutteloze producten van Chinese makelij kopen, die dan nog het liefst dezelfde dag worden geleverd? Waarom maken we niet wat meer fietstochten in plaats van citytrips? Waarom moet de verwarming de hele dag zo hoog staan? Waarom mag het gras in de tuin niet wat langer?

Af en toe brengt de wetenschap een beetje verademing. Zo kwam een recente analyse in Nature tot de conclusie dat de klimaatopwarming als dusdanig tegen het einde van de eeuw zal uitmonden in een lichte globale daling van de energieconsumptie. De hogere temperaturen zullen leiden tot een afname van de kosten voor verwarming, maar ook tot een toename van de kosten voor afkoeling. De eerste zullen echter sterker afnemen dan de tweede toenemen, vooral omdat de warmste landen doorgaans minder financiële slagkracht hebben om hitte te compenseren door op grote schaal in koeling te voorzien. Ook hier betalen ontwikkelingslanden dus de hoogste prijs.

De auteurs van de analyse hielden wel een slag om de arm. Ze gaven toe dat ze bepaalde factoren niet in rekening brachten: de effecten van catastrofen zoals orkanen, grootschalige branden, droogteperiodes en overstromingen. Die kunnen ook de energievoorziening raken, en dus eventuele winsten door de opwarming tenietdoen. Het is ook belangrijk rekening te houden met het feit dat CO2 heel lang in de atmosfeer blijft hangen, waardoor een projectie tot het einde van de eeuw misschien niet genoeg is. Een analyse tot 2300 zou wenselijker zijn. Maar hoe verder weg in de tijd, hoe moeilijker het is om voldoende greep te hebben op alle relevante factoren om betrouwbare analyses te kunnen produceren.

Het is wel al geprobeerd, en de conclusies waren niet bemoedigend. In Global Change Biology verscheen een voorspelling van wat er tegen het jaar 2500 met de aarde zal gebeuren als we er niet in slagen onze CO2-uitstoot snel terug te dringen. De Amazoneregio zal dan een doodse woestenij zijn, het Amerikaanse Midwesten een tropische regio, en streken zoals India en het Middellandse Zeegebied zijn dan te heet om als mens normaal in te kunnen leven. Plekken waar nog efficiënt aan landbouw gedaan kan worden, zullen richting de polen opschuiven. De spreiding van het leven zal er dus heel anders uitzien dan nu. Maar 2500 is een tijdsvenster waar vandaag amper iemand wakker van ligt. 2050 is al zo ver weg.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content