Jan Blommaert

Werkloosheid: kan het wat zachter ja?

Jan Blommaert Hoogleraar taal, cultuur en globalisering aan de universiteiten van Tilburg en Gent

Deze laatste campagneweken worden gedomineerd door het thema van de werkloosheid, en de debatten daarover zijn vaak verbijsterend.

We hadden Jan Jambon met zijn zogenaamde uitschuiver – je huis verkopen vooraleer je steun kan trekken. De reddingspoging van Bart de Wever leidde eveneens tot een kemel: iedereen met een degelijk CV moet in dit land werk kunnen vinden. Waarop prompt tientallen jongeren hun degelijk CV kwamen afgeven op het Antwerpse Stadhuis met de vraag om een baan.

Maar die kemels zijn minder verontrustend dan het algemene perspectief dat deze debatten beheerst: dat werklozen niet enkel een probleem hebben, maar vooral ook een probleem zijn. Het probleem van werkloosheid, zo lijkt het, ligt bij zij die werkloos zijn. Ze zijn onvoldoende actief aan het solliciteren, zijn te selectief in hun keuze voor werk en hebben hardere prikkels nodig om uit de luie stoel of hangmat op te staan. Een inkomen van nul Euro bijvoorbeeld, wanneer een in de tijd beperkt systeem van uitkeringen afloopt, of gedwongen arbeid of herscholing in ruil voor een uitkering.

Kan het wat zachter ja? Dit perspectief gaat immers voorbij aan een nogal evident gegeven: dat wie werkloosheidsuitkeringen trekt hier niet voor heeft gekozen. Men raakt op “de dop” wanneer men ontslagen is door een werkgever. Die ontslagen kunnen allerhande redenen hebben, maar geld is er een constante in: de werkgever wil of moet bezuinigen of wil de winsten verhogen en zal in functie daarvan afdanken. Dat geldt zowel voor werkgevers in de private als in de openbare sector. En als we vandaag een werkloosheidscrisis hebben, is dat het gevolg van een lange reeks afdankingen door werkgevers en niet van “foute keuzen” van werknemers.

Onze economie doet haar werk niet. Althans, ze doet er slechts een deel van. Ze maximaliseert de winsten, in een aantal gevallen zelfs beter dan ooit tevoren – de nooit geziene bonussen van CEO’s zijn daarvan goede indicatoren. Maar die andere taak van een economie is het scheppen van arbeid, en wat dat betreft zijn alle rapporten en studies eensluidend: dat gebeurt niet. Wanneer men over een “heropverende economie” spreekt, bijgevolg, dan staat dit in de feiten voor opverende winsten samen met opverende werkloosheid. Dat, beste mensen, is geen economische groei in een echte wereld – het is dat enkel in de beurskranten en de academische cursussen Economie.

In 2012 heeft de “belastingregering” Di Rupo naar verluidt 11 miljard uitgegeven aan steun aan de bedrijven. De loonkost, weet je wel. Dat is ongeveer het bedrag dat de betreurde Jean-Luc Dehaene destijds in zijn Globaal Plan wou besparen. Dit reusachtige bedrag komt ergens vandaag natuurlijk: het is belastinggeld. En het gaat ook ergens heen. Helaas niet naar tewerkstelling, en dus niet naar werknemers, hun inkomensbelastingen en consumptie-uitgaven, de studies van hun kinderen, hun spaargeld dat belegd kan worden, hun gezondheid.

De resultaten inzake tewerkstelling zijn immers miniem in verhouding tot het bedrag dat is uitgekeerd aan bedrijven. Deel 11 miljard door, ik zeg maar wat, 50.000 Euro bruto loon per jaar en men ziet dat dit bedrag een paar honderdduizenden lonen had kunnen betalen. Waar is dat geld heen? Want in de loonzakjes van nieuwe werkenden is het niet te vinden.

Belastinggeld voor bedrijven, als steun voor hun concurrentievermogen, is geen hefboom voor tewerkstelling – in weerwil van wat ondernemerslobby’s mogen beweren. Het produceert winst, geen werk. Onze economie produceert, afhankelijk van de studies, een enkele vacature voor elke 7 tot 17 werkzoekenden. Werkzoekenden ouder dan 50 hebben ongeveer 4% kans om een nieuwe baan te vinden; 43% van de sollicitanten krijgen zelfs geen antwoord op hun sollicitaties; vaak solliciteren ze voor fake vacatures en in een hyper-competitieve arbeidsmarkt steken allerhande vormen van discriminatie weer de kop op. De VRT factchecker wist ondanks dit alles een paar weken terug te melden dat slechts ongeveer 1% van de werklozen echt als “profiteur” bestempeld kon worden. Het botte feit is: mensen willen werken, maar er is geen werk. En die trickle-down theorie die de fiscale geschenken aan bedrijven motiveert? Hoe rijker de baas, hoe minder arm de werker? Piketty heeft daar kordaat komaf mee gemaakt: het is een mythe.

Hoe men in het licht van dat soort gegevens kan blijven pleiten voor degressieve werkloosheidsuitkeringen, beperkingen ervan in de tijd, of eender welke andere negatieve prikkel en bestraffing, is me een raadsel. En hoe men in het licht van de resultaten van de afgelopen jaren nog meer miljarden in de bodemloze put van de steun aan bedrijven wil gieten is me eveneens geheel onduidelijk. Deze dubbele beweging schept een mate van ongelijkheid en onrecht die geen enkel ernstig draagvlak meer heeft.

Een alternatief? Schep als overheid duurzame banen met belastinggeld en haal op die manier mensen uit de uitzichtloosheid van langdurige werkloosheid. Gebruik ons belastinggeld waarvoor het dient: voor het belang van de hele samenleving, en de zwaksten daarin in de eerste plaats. Schep dat soort banen in het onderwijs, de gezondheidszorg, de sociale en culturele sector, de infrastructuur, de post en de hulpdiensten. Zowel het economische als het sociale weefsel wordt erdoor hersteld. Een samenleving hangt immers niet aaneen met kwartaalcijfers en winstprojecties.

En als economen of Eurocommissarissen daar tegen protesteren, leer ze een lesje in goeie ouwe politieke economie: de economie dient de gehele samenleving, en ze groeit pas wanneer de gehele samenleving erop vooruit gaat. Het omgekeerde is een leugen die we sedert kort met zijn allen zijn gaan geloven. En voor dat soort leugens biedt deze crisis geen ruimte meer.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content