Westerse oorlogsjournalistiek: ‘Journalisten gedroegen zich als reclamemakers voor wapenindustrie’

DE REDDING VAN JESSICA LYNCH UIT IRAK IN 2003. De hele operatie was in scène gezet. Het Iraakse leger had de stad al verlaten. © Gettyimages

In tijden van oorlog is de waarheid het eerste slachtoffer. Laten we dat niet uit het oog verliezen nu de wereld op de rand van een conflict in Oekraïne staat. Mediahistorica Pien van der Hoeven geeft krasse historische voorbeelden.

Laten we ons geen illusies maken: fake news is geen uitvinding van Donald Trump, laat staan een kwalijk neveneffect van de sociale media. De Nederlandse mediahistorica Pien van der Hoeven rakelt enkele vroegere voorvallen op in Spoken. Nepnieuws en de Amerikaanse oorlogen in Vietnam en de Golf. Ongetwijfeld vielen er ook op andere continenten en bij andere grootmachten voorbeelden te rapen. De hele Oekraïnecrisis speelt zich bijvoorbeeld ook af in een mist van bluf, leugens en misleiding. Toch is haar selectie weloverwogen. Van der Hoeven koos voor drie gevallen met een grote impact: het Tonkinincident in Vietnam in 1964, de couveuseroof in Koeweit in 1990 en de bevrijding van de Amerikaanse krijgsgevangen soldate Jessica Lynch in Irak in 2003.

300 Iraakse coveusebaby’s vermoord: het was een vondst van een pr-bureau, maar het bepaalde de invasie van Irak.

Behalve een schrijnend gebrek aan waarachtigheid hebben die historische ‘feiten’ gemeen dat ze de weg hebben geplaveid naar Amerikaans oorlogsgeweld. Het Tonkinincident leende zijn naam aan de resolutie waarmee het Congres achteraf aan president Lyndon B. Johnson carte blanche gaf om de militaire betrokkenheid bij de Vietnamese burgeroorlog te laten escaleren. De couveuseroof in Koeweitse kraamklinieken maakte zowel de publieke opinie als het Congres warm voor Operatie Desert Storm. De spectaculaire bevrijding van Jessica Lynch bedaarde op het thuisfront de aanzwellende kritiek op de invasie in Irak. Opvallend en ontluisterend in de drie cases is de rol van de media. Van kwaliteitskranten over nieuwsredacties van televisiezenders tot persagentschappen, de vierde macht liet zich opvallend gemakkelijk misleiden door de propaganda van het Witte Huis en het Pentagon.

‘Ik steek de hand in eigen boezem’, zegt Van der Hoeven als we haar in een koffiebar in Nijmegen opzoeken. ‘Ook ik heb me als student tijdens de Golfoorlog laten inpakken. Net zoals iedereen keek ik gefascineerd naar de televisiebeelden van nachtelijke bombardementen op Bagdad. Uitgevoerd met slimme bommen en raketten, lieten ze ons geloven, met een minimum aan burgerslachtoffers. Intussen weten we dat 93 procent van de bombardementen met traditionele munitie werd uitgevoerd, en dat er een onbekend maar zeker groot aantal burgers is omgekomen.

‘In de aanloop naar Desert Storm werd het Iraakse leger als een van de machtigste ter wereld voorgesteld, terwijl het in werkelijkheid om een totaal ongelijke strijd ging. Dat wist de Iraakse president Saddam Hoessein beter dan wie ook. Hij hield zijn goed uitgeruste elitetroepen ver van het front, om voor zijn persoonlijke veiligheid in te staan. Het waren in hoofdzaak dienstplichtigen, slecht bewapend en nauwelijks getraind, die in de woestijn en tijdens de terugtocht uit Koeweit met tienduizenden tegelijk werden afgeslacht. Vooral Koerden en sjiieten, twee bevolkingsgroepen die door het soennitische regime van Saddam werden onderdrukt. Aan geallieerde kant zijn bij gevechtsoperaties amper 42 doden gevallen, van wie de helft door eigen vuur. In de verslaggeving viel daar destijds niets van te merken, de gruwel voor de Iraakse bevolking werd zorgvuldig buiten beeld gehouden.’

Van der Hoeven, gewezen docent aan verschillende Nederlandse universiteiten, hoopt met haar boek een populair misverstand recht te zetten: in predigitale tijden fungeerden journalisten als poortwachters die het nieuwsaanbod filterden en hun publiek geverifieerde kwaliteitsinformatie serveerden. Niks van aan, betoogt ze in een chronologie die zestig jaar geleden begint.

***

Op 4 augustus 1964 werden in de Golf van Tonkin de Amerikaanse torpedobootjagers USS Maddox en USS Turner Joy door Noord-Vietnamese torpedomotorboten aangevallen. Het incident speelde zich af twee dagen na een gewapend treffen tussen de USS Maddox en Noord-Vietnamese boten. Was het de combinatie van de nachtelijke duisternis en de gespannen zenuwen van de operatoren die radars en sonars bedienden? Feit is dat de twee schepen urenlang een zigzagkoers aanhielden om te ontsnappen aan… fictieve torpedo’s. De gevolgen waren wel zeer concreet. Nog diezelfde dag, kort voor middernacht Amerikaanse tijd, verscheen president Johnson op alle nationale televisiezenders om represailles tegen Noord-Vietnam aan te kondigen. Drie dagen later werd de befaamde Tonkinresolutie nagenoeg unaniem door het Congres goedgekeurd. Maar het zou nog drie jaar duren vooraleer het telegram boven water kwam dat de boordcommandant van de USS Maddox onmiddellijk na het incident naar het Navy-opperbevel had verstuurd. Daarin uitte hij zijn twijfels over de aanval. Dat de presidentiële beslissing tot vergelding goeddeels steunde op onderschepte maar foutief vertaalde radiocommunicatie van de Noord-Vietnamese marine, dat cruciale feit werd pas bekend toen in 2005 een geheim rapport van het National Security Agency werd vrijgegeven.

Werd president Johnson zelf misleid?

Pien van der Hoeven: Johnson was oprecht woedend toen hij die represailles aankondigde. Een aanval op Amerikaanse marineschepen in internationale wateren, zo had minister van Defensie Robert McNamara hem gebrieft. Toen de eerste twijfels opdoken, waren de represailles al in voorbereiding en was terugkrabbelen geen optie meer. Het Tonkinincident is geruisloos verveld van een vergissing in een cover-up. McNamara’s rol is erg dubbel. Ook hij beschikte in die eerste uren niet over alle informatie, maar dat excuus gold niet meer toen hij een half jaar later voor het Foreign Relations Committee van de Senaat de thesis van de niet-geprovoceerde aanval door Noord-Vietnam agressief bleef verdedigen en alle kritische vragen schandalig noemde. Voor de bühne loog hij alsof het gedrukt stond, maar achter de schermen nam hij meteen maatregelen om qua voorlichting minder afhankelijk te worden van de militaire top. McNamara, de architect van het Amerikaanse Vietnambeleid, is na zijn politieke carrière een vredesduif geworden, gedreven door de ambitie om de volledige waarheid over Tonkin te onthullen.

De Amerikaanse pers stapte lange tijd volgzaam mee in de cover-up. Toch waren er uitzonderingen, zoals de linkse onderzoeksjournalist Izzy Stone, die in zijn nieuwsbrief I.F. Stone Weekly de officiële versie met gedegen bronnenmateriaal onderuithaalde. Waarom werd dat niet opgepikt?

Van der Hoeven: Als klein, onafhankelijk medium verzonk zijn stem in de massieve informatiestroom. Maar ook in grote kranten zoals TheNew York Times en TheWashington Post verschenen na verloop van tijd kritische stukken. Alleen moest je dat soort analyses op pagina 9 gaan zoeken, terwijl spectaculair voorpaginanieuws doorgaans uit officiële bronnen werd betrokken.

Veel Amerikanen zijn ervan overtuigd dat kritische media verantwoordelijk zijn voor het verlies in de Vietnamoorlog. Ze zouden het moreel van de troepen en de steun van het thuisfront hebben ondermijnd.

Van der Hoeven: Dat is een mythe. Na de oorlog hebben enkele onafhankelijke journalisten hun rol fel opgeblazen. Dat was erg dankbaar voor het Witte Huis en het Pentagon, zo hadden ze meteen een zondebok voor hun eigen falen. De Amerikaanse politoloog Daniel Hallin heeft die mythe definitief ontkracht in The ‘Uncensored War’, een baanbrekende studie over de Vietnamberichtgeving van drie televisiezenders en The New York Times. Zijn stelling: zolang de politiek eensluidend is, blijft de berichtgeving netjes binnen de officiële lijn omdat alle media op dezelfde overheidsbronnen steunen. Als er al afwijkende stemmen weerklinken, dan worden die door de heersende ideologie gemarginaliseerd en monddood gemaakt. Vietnam is daar een perfect voorbeeld van: de kritiek in de media brak pas los toen Washington na het Tet-offensief intern verscheurd raakte door twijfels over de zin en de slaagkansen van de oorlog. Zelfs in die fase bleven de media zich op officiële bronnen baseren, alleen waren die niet langer eensluidend. De media volgen dus, maar leiden niet. Die conclusie wordt bevestigd door de andere cases in mijn boek.

***

De schattingen liepen met iedere versie op, maar in het zwartste scenario zijn meer dan 300 borelingen gestorven bij de couveuseroof in drie ziekenhuizen van Koeweit Stad. De eerste meldingen van deze oorlogsmisdaad doken in september 1990 op in de Amerikaanse pers, met verwijzingen naar ooggetuigen die uit veiligheidsoverwegingen anoniem wensten te blijven. De publieke verontwaardiging bereikte een hoogtepunt tijdens een hoorzitting op 10 oktober in het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden. Aanwezigen werden tot tranen toe bewogen door de 15-jarige Nayirah, een beeldschone, perfect Engels sprekende scholiere die op het moment van de invasie als vakantievrijwilliger werkte in een ziekenhuis in haar vaderland. Zo had ze gezien hoe Iraakse soldaten weerloze, vroeggeboren baby’s uit hun bedje gooiden en op de koude ziekenhuisvloer lieten sterven. Dat was van a tot z gelogen. Een jaar later zou een wakkere journalist trouwens onthullen dat Nayirah de dochter was van de Koeweitse ambassadeur in Washington. De couveuseroof, een klassieker in alle handboeken propaganda, kwam uit de koker van Hill & Knowlton, een pr-bureau dat door de Koeweitse autoriteiten was ingehuurd en uitstekende relaties had in de hoogste politieke regionen. Ze organiseerden zelfs de hoorzitting en met een budget van 12 miljoen dollar overstelpten ze de Amerikaanse media met getuigenissen, rapporten en gratis te verspreiden videobeelden om de monsterlijkheid van Saddam Hoessein in de verf te zetten.

U legt een causaal verband tussen de couveuseroof en operatie Desert Storm. Hoezo?

Van der Hoeven: De oorlogsresolutie werd in de Senaat met een krappe meerderheid van vijf stemmen goedgekeurd. Zes senatoren hebben later verklaard dat hun stemgedrag door de couveuseroof werd bepaald. Zonder de stemmingmakerij was de resolutie wellicht nooit door het Amerikaanse parlement geraakt.

Niet alleen de media, ook Amnesty International heeft zich zwaar verbrand aan de couveuseroof. Onbegrijpelijk, want de mensenrechtenorganisatie werd al vroeg door een betrouwbare bron gewaarschuwd voor de hoax.

Van der Hoeven: Klopt, een Saudische onderzoeker van de mensenrechtenorganisatie Middle East Watch was tot bevreemdende constateringen gekomen. Nergens vond hij een spoor van de ouders van al die dode baby’s. Het aantal slachtoffers overtrof ruimschoots het aantal couveuses in Koeweit, een van de betrokken ziekenhuizen had zelfs geen kraamafdeling. Middle East Watch heeft Amnesty International gevraagd zich van het verhaal te distantiëren, maar het tegendeel is gebeurd. Een week voor operatie Desert Storm heeft de directeur van de Amerikaanse afdeling van Amnesty in het Huis van Afgevaardigden de moord op de Koeweitse prematuren krachtig bevestigd. Zelfs toen het verhaal na het staakt-het-vuren door verschillende bronnen werd doorgeprikt, bleef Amnesty er nog enkele weken achter staan.

Pien van der Hoeven, Spoken.Nepnieuws en de Amerikaanse oorlogen in Vietnam en de Golf, 272 blz., 22,50 euro
Pien van der Hoeven, Spoken.Nepnieuws en de Amerikaanse oorlogen in Vietnam en de Golf, 272 blz., 22,50 euro

Hoe is dat mogelijk?

Van der Hoeven: Blijkbaar zijn zelfs mensenrechtenorganisaties niet immuun voor de heersende ideologie. Wellicht vreesde Amnesty International dat het weerleggen van het couveuseverhaal verkeerd geïnterpreteerd zou worden, alsof dan meteen de spons ging over andere, echte misdaden van het Iraakse invasieleger. Middle East Watch heeft overigens geen stappen gezet om het nepverhaal te ontkrachten. Wij maken rapporten over echte schendingen van mensenrechten, zeiden ze, fake news weerleggen, dat is eigenlijk de taak van de media. Tja, daar valt niks op af te dingen.

***

Op 1 april 2003 werd de 19-jarige Jessica Lynch door Amerikaanse Special Forces bevrijd uit een ziekenhuis in Nasiriya. De landing met helikopters en de bestorming van het door Iraakse troepen gecontroleerde ziekenhuis werden gefilmd, met als orgelpunt het moment waarop de zwaargewonde gijzelaar voorzichtig van haar bed werd getild. Lynch, zo vernamen de Amerikaanse televisiekijkers tijdens de ontbijtshows op 2 april, maakte deel uit van een logistiek konvooi dat al op de eerste dag van de Amerikaanse invasie door een navigatiefout in Nasiriya was gestrand, een stad die zwaar verdedigd werd door Saddams troepen. Terwijl om haar heen verschillende Amerikaanse soldaten sneuvelden, verdedigde de dappere trooper zich tot haar laatste kogel. Uiteindelijk werd ze zwaargewond krijgsgevangen genomen en mishandeld. Het thuispubliek smulde van het heroïsche verhaal, waarvan alleen de aanloop klopt. Lynch’ konvooi was in een hinderlaag gereden, maar de hele bevrijdingsoperatie werd in scène gezet toen het Iraakse leger Nasiriya al had verlaten.

Het militair-industrieel complex” leek me zo’n marxistische term. Maar het beleid van de VS is echt te koop.

Wat was de bedoeling van de propaganda?

Van der Hoeven: Iedereen weet dat president George W. Bush – een president van wie Heer Bommel gezegd zou hebben dat hij geen groot denkraam heeft – zich de invasie heeft laten aanpraten door neoconservatieve haviken in zijn administratie. Ze hadden hem een snelle overwinning voorspeld. Het Iraakse volk zou de rode loper uitrollen voor de geallieerde troepen die de vreselijke dictator Saddam Hoessein kwamen omverwerpen. Dat viel lelijk tegen, het Iraakse leger bood hardnekkig weerstand. Amerikaanse en Britse soldaten werden in bodybags gerepatrieerd, er kwamen berichten over verkeerd gelopen bombardementen en burgerslachtoffers. De kritiek in de media zwol aan, de president en de militaire leiders dreigden de regie te verliezen. In die omstandigheden was een pr-succes meer dan welkom. Dat werd dus de heroïsche bevrijding van Jessica Lynch, een jonge, blonde vrouw met de looks van the girl next door.

Lynch liet zich niet zomaar manipuleren. Na de oorlog heeft ze haar echte verhaal voor de televisie en in een autobiografisch boek verteld, ze ging zelfs getuigen voor het Oversight Committee van het Congres. Ze had helemaal niet gevochten, maar raakte meteen zwaargewond toen haar Humvee onder vijandelijk vuur crashte.

Van der Hoeven: Haar verontwaardiging was begrijpelijk. Volgens het nepverhaal werd ze mishandeld, terwijl de Iraakse artsen in werkelijkheid alles hebben gedaan om haar leven te redden. Ze gebruikten zelfs schaarse middelen van hun intensive care. Voor een vijand dus, ten koste van hun eigen Iraakse patiënten. Het toppunt was dat de Special Forces bij hun gefingeerde bevrijdingsoperatie grote vernielingen in het ziekenhuis hebben aangericht. Lynch heeft al die leugens rechtgezet, maar het was mosterd na de maaltijd want ze werd tijdens haar maandenlange revalidatie van de buitenwereld afgeschermd. Pas na haar ontslag uit het leger, lang na het einde van operatie Iraqi Freedom, is ze naar de media gestapt. Te laat dus om het effect te voorkomen van het nepnieuws waarin ze ongewild werd meegesleurd. Bizar genoeg vond ze dat niet erg, ze noemde het zelfs prima dat haar geënsceneerde redding het enthousiasme voor de invasie had aangewakkerd. Ze bleef dus in de noodzaak van de oorlog geloven.

De wereld hoefde helemaal niet op Lynch te wachten om de waarheid te kennen. Twee weken na haar bevrijding, in volle oorlog, gingen een Amerikaanse en een Britse journalist onafhankelijk van elkaar op eigen houtje op onderzoek in Nasiriya. Hun verslag in The Washington Post en in The Times liet geen spaander heel van het officiële verhaal.

Van der Hoeven: Knap werk, maar hun onthullingen kregen nauwelijks weerklank. Het artikel in The Washington Post, nota bene de eerste kwaliteitskrant die het nepverhaal had gelanceerd, verscheen alweer op de binnenpagina’s. De falsificaties stootten bovendien op breed ongeloof omdat ze steunden op Iraakse bronnen. Ook dat is een constante: mediagebruikers laten zich leiden door hun eigen vooroordelen, ze maken integraal deel uit van het systeem waarin nepnieuws kan gedijen.

Uiteindelijk komt de waarheid bovendrijven, met dank aan volhardende journalisten die kritische vragen stellen en zelf op onderzoek trekken. Zijn de Pulitzerprijzen die ze daarmee winnen het schaamlapje voor een beroepsgilde die te ver achter de feiten aanloopt?

Van der Hoeven: Zo scherp wil ik het niet stellen. Journalisten voeren een ongelijke strijd tegen een machtige overheid die een leger aan voorlichters kan ontplooien. Ze worden tijdens zo’n oorlog bovendien bedolven onder een gigantische informatiestroom. Nee, die Pulitzerprijzen vind ik wel terecht.

Het persbeleid van het Pentagon was onderhevig aan een slingerbeweging tussen coulant en streng. Kregen journalisten in Vietnam de vrije hand, dan werden ze tijdens de Golfoorlog ver van het strijdtoneel in een poolsysteem opgesloten. Tijdens de Irakinvasie werd een hybride formule gehanteerd: journalisten mochten ‘embedded’ mee met Amerikaanse en Britse troepen op patrouille. Maakte dat verschil voor de kwaliteit van de verslaggeving?

Van der Hoeven: Minder dan je zou verwachten. De Golfoorlog was natuurlijk een dieptepunt, toen hebben journalisten zich laten reduceren tot reclamemakers voor wapenproducenten. Dat nooit meer, was de reactie op alle hoofdredacties. Na onderhandelingen met de militaire leiding werd in Irak het embeddedsysteem uitgerold. Beter dan het poolsysteem, journalisten mochten filmen, fotograferen en schrijven wat ze wilden, zolang ze de veiligheid van de troepen niet in het gedrang brachten. Toch pakte dat vooral voor het Pentagon goed uit: de berichtgeving bleef overwegend positief voor de oorlogsinspanning, en het leed van de Irakezen kwam nauwelijks in beeld. Overigens waren lang niet alle journalisten embedded, de grote meerderheid moest zich tevreden stellen met voorgekauwde kost van militaire voorlichters in een reusachtig mediacentrum in Qatar. Dat was wel erg vergelijkbaar met de situatie tijdens de Golfoorlog toen journalisten het hele conflict vanuit Saudi-Arabië moesten verslaan. Ze hadden er beter aan gedaan uit protest op te stappen, maar daar waren ze niet kritisch of moedig genoeg voor.

U ziet achter de drie oorlogen het Amerikaanse militair-industrieel complex. Zijn dat de echte spoken waar de titel van uw boek naar verwijst?

Van der Hoeven: Onrechtstreeks wel. De titel slaat op de fictieve vijandbeelden waarmee het militair-industrieel complex ons via de media manipuleert. Ik was aanvankelijk erg sceptisch over een begrip dat klinkt als een versleten cliché uit marxistische handboeken, ideaal om samenzweringstheorieën mee te kruiden. Maar toen ik dit boek schreef, ben ik gaan inzien dat die marxistische analyse nuttig is om de historische waarheid te achterhalen. Het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten is te koop, en de hoogste bieder is het militair-industrieel complex. De voorbeelden zijn legio, maar het meest flagrante is wellicht de rol van de neocons in de Irakoorlog. Donald Rumsfeld, Dick Cheney, Paul Wolfowitz, de architecten van de invasie, onderhielden nauwe banden met de defensie-industrie. In diezelfde kringen werd het web van leugens gesponnen om de oorlog te verkopen. Saddam Hoessein bouwde massavernietigingswapens en onderhield nauwe banden met Al-Qaeda, dat was de false flag waaronder Iraqi Freedom werd gelanceerd.

Er waren dus verschillende soorten misleiding. Nepnieuws op microniveau zoals de zaak-Jessica Lynch viel nog relatief makkelijk te doorprikken, maar het was voor de media veel moeilijker om de constructie achter zo’n oorlog te doorgronden. Mijn boek is geen aanval op de Amerikaanse democratie, waar burgers nog altijd vrijheden genieten die in grote delen van de wereld ondenkbaar zijn. Het beste bewijs daarvan is dat Jessica Lynch alsnog de kans kreeg om de waarheid te vertellen. Dat zou in Rusland of China nooit gebeurd zijn. Maar we moeten alert zijn voor zwakheden, zoals de ongezonde machtspositie van de defensielobby. President Dwight Eisenhouwer, een gewezen generaal en oorlogsheld nota bene, heeft daar al in 1961 in zijn afscheidstoespraak voor gewaarschuwd.

Ziet u ook spoken aan het werk in de huidige Oekraïnecrisis?

Van der Hoeven: Zeker is dat Poetin met leugens strooit en buitenlandse vijandbeelden opblaast als afleiding van de binnenlandse misère. Lastiger te beoordelen is of hetzelfde gebeurt in de VS. Ik herkende vorige week wel een patroon, toen er vanuit het State Department op een persconferentie werd geschermd met geheime inlichtingen over een Russische nepvideo die in de maak zou zijn. Het was een veeg teken dat de voorlichter geen bewijs op tafel legde, maar vond dat de journalisten hem op zijn woord moesten geloven en zich anders maar beter bij de Russen konden aansluiten. We moeten scherp opletten, want ook Oekraïne is een conflict dat vanuit de Amerikaanse industrie al veel langer als een markt wordt beschouwd.

Fake news heeft dankzij Donald Trump een heel andere betekenis gekregen. Journalisten mogen factchecken en falsificeren tot ze een ons wegen, het maakt geen indruk op mediagebruikers die in een bubbel op een dieet van alternatieve waarheden leven. Was het echt niet beter in de goede oude tijd toen informatie niet via sociale media circuleerde?

Van der Hoeven: Natuurlijk zijn die filterbubbels met fake news gevaarlijk, maar er is niet alleen reden voor somberheid. We zitten in een fase waarin heel pessimistisch wordt gedaan over de rol van de sociale media. Maar herinner u de Arabische Lente. Toen waren de nog prille sociale media de beste bondgenoot om de democratische heilstaat tot stand te brengen. Al mijn studenten wilden toen papers schrijven over de Facebookrevolutie in Egypte, vandaag promoveren ze op de gevaren van de sociale media. Beide posities zijn overtrokken en bewijzen vooral hoe moeilijk we met nieuwe media omgaan. Ik vind het alvast een goede zaak dat informatieverstrekking wordt gedecentraliseerd en niet langer het monopolie is van een klein kransje mediabedrijven.

Westerse oorlogsjournalistiek: 'Journalisten gedroegen zich als reclamemakers voor wapenindustrie'

Pien van der Hoeven

1967: geboren in Ermelo

Studie: geschiedenis (Universiteit van Amsterdam), doctoreert aan Universiteit Leiden

2008-2013: docent journalistiek (Rijksuniversiteit Groningen)

2014: docent moderne geschiedenis UvA

Schreef boeken over de Marshall-hulp aan Nederland en de geschiedenis van NRC Handelsblad

Publiceert gastbijdragen in o.a. de Volkskrant en NRC Handelsblad

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content