Jonathan Holslag

‘We mogen de interne markt niet opgeven aan ecologische dumpers van buiten Europa’

Jonathan Holslag Politoloog en publicist.

‘De Europese interne markt, nog steeds de op twee na grootste van de wereld, moet een veilige haven blijven voor bedrijven die een stuk de Europese idealen helpen realiseren’, schrijft Jonathan Holslag (VUB).

In de zomerluwte heeft de Europese Commissie haar langverwachte masterplan tegen de uitstoot van broeikasgassen afgerond. Met Fit for 55 wil ze die uitstoot tegen 2030 met 55 procent verminderen tegenover referentiejaar 1990. Dat is een ambitieuze doelstelling, want we zitten nu nog maar aan 24 procent. De nieuwe regelgeving is een kans om een nieuwe industriële revolutie in gang te zetten. Maar dan moet Europa de stap durven te zetten naar een groene machtspolitiek. De technocraten hebben hun werk gedaan, nu wordt het menens.

Die machtspolitiek begint in Brussel zelf. De komende jaren zal hard gelobbyd worden om uitzonderingsmaatregelen en subsidies. We moeten erop toezien dat het uiteindelijke pakket geen slag in de lucht wordt. Politiek is de kunst van het haalbare, maar dat haalbare moet wel relevant blijven.

Een tweede strijd zal geleverd worden in de lidstaten. Europa wacht een zware strijd om de harten en geesten van de burgers, de protesten van de gele hesjes indachtig. Zeker na de recente overstromingen maken veel mensen zich zorgen over de klimaatopwarming, maar de komende jaren zal die nog meer pijn doen in onze portemonnee. Klimaatsceptici zouden dan terrein kunnen winnen. De instellingen zullen meer dan ooit moeten uitleggen dat de welvaart van Europa bedreigd wordt en dat, om de strijd te winnen, we allemaal onze bijdrage zullen moeten leveren. Voor de zwaksten zullen er heel concrete begeleidende maatregelen moeten komen.

We mogen de interne markt niet opgeven aan ecologische dumpers van buiten Europa.

Maar laat die communicatie niet een zoveelste stortvloed van slogans en autocuetoespraken worden. De allerbelangrijkste hefboom om de harten en geesten te winnen, blijft het beleid: nieuwe banen scheppen, nieuwe perspectieven bieden in het onderwijs, ruimte creëren voor nieuwe ondernemers, terrein winnen op buitenlandse concurrenten en – bovenal – een nieuw gevoel van trots opwekken dat we iets moois bouwen voor de komende generaties. Dat valt bijna letterlijk te nemen: het mag niet alleen gaan om weinig ’tastbare’ CO2. De verandering moet mooi en zichtbaar zijn, zichtbaar in de architectuur, in de steden, in de openbare ruimte, met meer bomen, meer bossen om in te sporten. De industriële revolutie die in de negentiende eeuw piekte, was een opstoot van trots. Deze revolutie moet dat opnieuw zijn. In de strijd om de harten en geesten is het hart even belangrijk.

Een derde laag van machtspolitiek betreft de verhouding met landen buiten de EU. Het Carbon Border Adjustment Mechanism, een CO2-heffing op producten van buiten de EU, moet ervoor zorgen dat Europese ondernemers minder worden belaagd van buitenaf. De huidige heffing blijft beperkt, maar ze is een eerste stap. Nu al wordt Europa van alle kanten bedreigd. China, Rusland en de Verenigde Staten staan wantrouwig tegenover de maatregel. En als Europa naast de CBAM-heffing aan de grens ook nog eens eigen bedrijven gaat subsidiëren, liet het Internationaal Monetair Fonds weten, zou dat protectionisme zijn.

De essentie van de grensheffing blijft echter dat de normen voor alle bedrijven gelden, Europese en niet-Europese. Van discriminerend protectionisme is dus geen sprake. En laten we vooral niet naïef zijn. De andere grote spelers discrimineren al decennialang. China is met zijn industriepolitiek het beste voorbeeld. Maar ook de Verenigde Staten richten hun energiebeleid op het bevoordelen van de eigen industrie – al boekt Europa met de Verenigde Staten, in tegenstelling tot China, nog steeds een handelsoverschot. Grote Europese bedrijven zullen nog meer geïntimideerd worden. Maar als we de interne regels aanscherpen zonder ze te koppelen aan buitenlandse handel, wordt de levensnoodzakelijke industrie geheid het kind van de rekening.

Het is de installateurs van zonnepanelen, uitbaters van windmolenparken en investeerders in gascentrales gegund, maar naast die diensten moet Europa een industriële doorstart maken. De Europese interne markt, nog steeds de op twee na grootste van de wereld, moet een veilige haven blijven voor bedrijven die een stuk de Europese idealen helpen realiseren. Hoe meer we van die markt opgeven aan ecologische dumpers buiten Europa, hoe meer de resterende bedrijven onder druk zullen staan om hun heil elders te zoeken. Openheid is een must, maar aan het einde van de rit, zo leert de geschiedenis ons, kiezen de grote spelers voor hun eigenbelang. Europa moet niet buigen voor het argument van openheid als dat wordt aangedragen door landen die hun eigen bedrijven beschermen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content