Wat als het Belgische kiessysteem meer op het Amerikaanse zou lijken?
Het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten verkeren in een constitutionele crisis. Een van de belangrijkste oorzaken is het meerderheidsstelsel bij verkiezingen. Toch gaan er ook in ons land stemmen op om die weg in te slaan.
164.930 stemmen. Zoveel steun behaalde Amerikaans president Donald Trump opgeteld in het district Washington D.C. en in de staat Alaska. Zijn opponent en verkozen opvolger Joe Biden deed het beter en kreeg in beide gebieden samen 387.808 kiezers achter zich. Ondanks dat aanzienlijke verschil gaan beide heren met drie kiesmannen en -vrouwen aan de haal. De oorzaak van die onevenredige vertegenwoordiging ligt bij het kiessysteem dat in de 48 van de 50 Amerikaanse staten gehanteerd wordt: het first-past-the-post-systeem. Door dat meerderheidsstelsel pakt degene die de meeste stemmen haalt ook de volledige buit.
Ook het Verenigd Koninkrijk hanteert men een first-past-the-post-systeem bij nationale parlementsverkiezingen. Vorig jaar behaalde de Conservatieve Partij van Boris Johnson bij de vervroegde stembusgang in december bijvoorbeeld 365 van de 650 zetels. Die comfortabele meerderheid staat in contrast met het feit dat conservatieven ‘slechts’ 44 procent van de kiezers wist te overtuigen. Een kleinere partij zoals de Liberal Democrats behaalde wel vier keer minder stemmen, maar moest het met maar liefst 35 keer minder zetels stellen. In sommige districten, zoals in het door de Labourpartij gewonnen Sheffield Hallam, volstond zelfs een aandeel van nauwelijks 34,7 procent om een zetel in Westminster voor de neus van alle andere partijen weg te kapen.
Daadkracht versus bedachtzaamheid
Een first-past-the-post-systeem heeft verstrekkende gevolgen voor de manier waarop een politiek landschap vorm krijgt. Volgens de Franse socioloog, politoloog en jurist Maurice Duverger zorgt dat kiesstelsel er doorgaans voor dat slechts twee partijen uiteindelijk om de macht strijden, zeker wanneer er maar één afgevaardigde per kiesdistrict verkozen kan worden. De oorzaak ligt onder meer bij het tactisch stemmen: kleinere partijen maken nauwelijks nog kans op de overwinning waardoor hun kiezers ertoe geneigd zijn om het bolletje van één van de kanshebbers aan te kruisen. Daardoor geraken mensen ook ontmoedigd om een nieuwe partij uit de grond te stampen wanneer ze ontevreden zijn over het politieke aanbod van dat moment.
Het meest uitgesproken voordeel van zo’n tweepartijensysteem is dat één regeringspartij relatief gemakkelijk haar verkiezingsbeloftes in de praktijk kan omzetten. Snelle daadkracht in plaats van zoutloze en lang aanslepende compromissen. Bovendien zorgt het binaire karakter van een tweepartijensysteem voor duidelijke tegenstellingen die het politieke gebeuren voor burgers relatief eenvoudig te begrijpen maakt. Tot slot wordt ervan uitgegaan dat de twee partijen in het centrum blijven om de andere niet te veel electorale speelruimte te geven. Die beweging naar het midden heeft als bijwerking dat radicale of extremistische partijen in de praktijk een hele grote drempel moeten overwinnen om aan de macht te komen.
Het meest uitgesproken voordeel van zo’n tweepartijensysteem: snelle daadkracht in plaats van zoutloze en lang aanslepende compromissen.
Maar een first-past-the-post-systeem en – bijgevolg – een tweepartijenstelsel heeft ook nadelen. Net omdat het een context schept die gericht is op een efficiënte productie van beslissingen, fnuikt het een omgeving waarin politici bedachtzaam en weloverwogen tot die beslissing komen. Daarom, en omdat kleinere partijen minder kans maken om aan de bak komen, worden de belangen van minderheden moeilijker vertegenwoordigd. Bovendien is de manier waarop een regeringspartij omgaat met de wetgevende en uitvoerende macht van groot belang. Wanneer er ijzeren partijdiscipline gevraagd wordt, dan bestaat het risico dat parlementsleden van de regeringspartij louter en alleen in de pas gaan lopen uit vrees om bij de volgende verkiezingen niet meer op de kieslijst te verschijnen. Op die manier dreigt de controlefunctie van het parlement in het gedrang te komen.
Boris Johnson en Donald Trump
Dat is net wat ruim een jaar geleden in het Verenigd Koninkrijk gebeurde. Om chaos te voorkomen grepen 21 parlementsleden uit de partij van Boris Johnson – premier én partijvoorzitter – in september in door een harde brexit zonder akkoord wettelijk onmogelijk te maken. Die laatste reageerde als door een wesp gestoken en besloot daarop om Westminster – de moeder aller parlementen – buitenspel te zetten. Het Britse Hooggerechtshof oordeelde een maand later dat het manoeuvre van Johnson zowel onwettelijk als ongrondwettelijk was. Ruim de helft van de zogenaamde rebel alliance werd daarop uit de partij gezet.
Het voorval was geen accident de parcours. Anderhalve maand geleden introduceerde de Britse premier een wetsvoorstel waarmee het terugtrekkingsakkoord met de Europese Unie – een volgens het internationaal recht geldend verdrag – wordt geschonden als Brussel en Londen geen brexitakkoord vinden. Uit onvrede met de gang van zaken keurde het House of Lords vorige week amendementen goed waarmee die specifieke bepalingen uit het wetsvoorstel worden geschrapt. Toch hebben Johnson en co. intussen aangekondigd dat ze deze bepalingen opnieuw zullen toevoegen aan het wetsvoorstel. Johnson wil dus opnieuw geen rekening houden met (een deel van) het Britse parlement.
Nog problematischer wordt het wanneer een regerende partij in een tweepartijensysteem niet alleen ijzeren partijdiscipline vraagt, maar ook verregaande invloed kan uitoefenen op het juridisch apparaat. Op die manier worden de zogenaamde checks and balances verder verzwakt en dreigt de geïnstitutionaliseerde controle op de uitvoerende macht nog meer te eroderen. De afgelopen dagen zijn de gevolgen van deze manier van werken duidelijk geworden aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. Daar rekent zittend president Donald Trump na zijn verkiezingsnederlaag op een door hemzelf gecreëerde meerderheid in het Hooggerechtshof om alsnog een tweede ambtstermijn uit de brand te slepen.
Tot slot duwt het meerderheidsstelsel politici in het Verenigd Koninkrijk als de Verenigde Staten niet noodzakelijk meer naar het centrum. President Trump, voormalig Labourleider Jeremy Corbyn en de brexitfractie binnen de Conservatieve Partij gaan of gingen niet op zoek naar de gemiddelde en gematigde centrumkiezer, maar stuwden de partij net doelbewust richting de uitersten van het spectrum. Een tweepartijensysteem biedt door de hoge kiesdrempel een sterke buffer tegen kleinere, radicale partijen, maar garandeert nauwelijks institutionele buffers die de groten ervan weerhouden extreem te worden. Op die manier dreigt het stabiele en noodzakelijke centrum te verdwijnen en loert politiek tribalisme om de hoek.
Bart De Wever
Kortom: een tweepartijenstelsel – dat dus door een first-past-the-post-systeem gestimuleerd wordt – heeft in theorie enkele heilzame effecten wanneer er aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt. Mocht het op België worden toegepast, dan worden de ellenlange regeringsonderhandelingen waarschijnlijk een stuk gemakkelijker en kunnen bepaalde structurele problemen in dit land efficiënter worden aangepakt.
Maar ook hier kan het systeem in democratisch opzicht minder voordelig uitdraaien. Net zoals in de Verenigde Staten worden ook in België rechters in het Grondwettelijk Hof – de helft moet zelfs een carrière in het federaal parlement achter de rug hebben – politiek benoemd. En net zoals in het Verenigd Koninkrijk verwachten de Belgische partijen van hun parlementsleden reeds een aanzienlijke discipline die openlijke kritiek bemoeilijkt. Tot slot is het maar de vraag of de twee grootste partijen aan beide kanten van de taalgrens – op dit moment de N-VA en de PS – in het centrum zullen blijven en of ze een akkoord zullen vinden gezien de verplichte pariteit in de federale regering.
Aangezien het meerderheidsstelsel tot een tweepartijensysteem leidt, is het wensdenken dat kleinere partijen hun eigen afschaffing zullen goedkeuren.
In die context is het opvallend dat N-VA-voorzitter Bart De Wever – ook CD&V-voorzitter Joachim Coens is het idee genegen – ervoor pleit om het systeem van proportionele representatie naar Angelsaksisch voorbeeld te hervormen. Eerst en vooral leert navraag van verscheidene Belgische universiteiten dat iets meer dan zestig procent van de bevolking het voorstel van De Wever niet ziet zitten. Daarnaast vereist de hervorming een grondwetswijziging en dus een tweederdemeerderheid in beide taalgroepen. Aangezien het meerderheidsstelsel tot een tweepartijensysteem leidt, is het wensdenken dat kleinere partijen hun eigen afschaffing zullen goedkeuren.
Naast de timing van De Wevers uitspraak – op het moment dat het begon te dagen dat zijn partij in de federale oppositie zou belanden – speelt er ook meer. Volgens politoloog Carl Devos (UGent) passen de gevolgen van een meerderheidsstelsel in de toekomstvisie die De Wever voor België voor ogen heeft. ‘Door een kiessysteem naar Angelsaksisch model zou de N-VA veel meer zetels in het parlement verwerven. Aan de andere zijde van de taalgrens zou de PS flink groeien. Dan krijg je inderdaad nog meer uitgesproken de twee democratieën in één land waar De Wever vaak over spreekt en het confederalisme waar de partij naartoe wil.’
Verhofstadt ging er ooit vanuit dat Vlaanderen zou veranderen in een tweepartijensysteem waarbij enkel een liberale en een socialistische partij zouden overblijven.
De analyse van Devos wordt kracht bijgezet door een simulatie die Anne-Charlotte Seynaeve twee jaar geleden aan de Katholieke Universiteit Leuven maakte. Zij berekende – het model houdt geen rekening met tactisch stemmen – de impact van een Angelsaksisch meerderheidsstelsel op het partijensysteem bij de federale verkiezingen van 2014. Daaruit blijkt dat de N-VA in 2014 maar liefst 82 van de 87 Vlaamse zetels zou bemachtigen, een stijging van 49 zitjes met een absolute meerderheid tot gevolg. Enkel Open VLD en CD&V vinden aan Vlaamse zijde nog de weg naar het federaal halfrond met respectievelijk 4 en 1 zetel(s). Aan de andere kant van de taalgrens zou de PS de grote slokop zijn met 43 van de 63 zitjes, 20 stuks meer dan bij proportionele representatie.
Guy Verhofstadt
De Wevers voorstel is geen primeur. In zijn burgermanifesten pleitte toenmalig PVV-voorzitter Guy Verhofstadt (Open VLD) begin jaren negentig reeds voor een meerderheidsstelsel naar Brits voorbeeld. Op basis van de kiesuitslag in 1991 zou zijn partij door de CVP van de kaart geveegd worden. Maar Verhofstadt ging er toen vanuit dat het politieke landschap in Vlaanderen zou veranderen in een tweepartijensysteem waarbij enkel een liberale en een socialistische partij zouden overblijven. Verhofstadt zag kansen.
Tien jaar later was Verhofstadt eerste minister toen hij met de paars-groene regering de kieswet hervormde met kieskringen op provinciaal niveau en een kiesdrempel van vijf procent. Toenmalig N-VA-voorzitter Geert Bourgeois sprak destijds van een anti-Vlaamse en ondemocratische coup: ‘Dit is met een rekenmachientje in de hand uitgerekend en komt niet toevallig enkele maanden voor de verkiezingen.’ De stembusgang werd inderdaad gewonnen door de socialisten en de liberalen, al verdween Agalev (nu Groen) helemaal van het toneel. Bourgeois wist toen als enige van zijn partij een zetel te bemachtigen in de Kamer.
Verhofstadt en Bourgeois hebben het nationale politieke toneel intussen verlaten en ingeruild voor het Europees parlement. Als beide heren vandaag over het Kanaal en de Atlantische Oceaan turen, dan zien ze de meest recente ontwikkelingen met lede ogen aan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier