Dirk Rochtus

“Wanneer die twee ‘lastposten’ – Rusland en de Koerdische beweging – elkaar vinden, betekent dat een dubbele druk op Ankara”

Dirk Rochtus Doceert Internationale Politiek en Duitse Geschiedenis aan KU Leuven/Campus Antwerpen.

Als de Koerdische beweging nog meer toenadering tot Rusland kan vinden, moeten in Ankara angsten overwonnen worden, denkt Dirk Rochtus. “De AKP-regering van Erdogan moet zich wel blauw ergeren aan zoveel Russisch-Koerdische blijken van genegenheid.”

Turkije heeft het op het vlak van zijn binnen- en buitenlandse politiek niet onder de markt op het ogenblik. De relaties met Rusland zijn onder het vriespunt gedaald sinds de Turkse luchtmacht op 24 november een Russische jet neerschoot. Die zou tijdens een operatie in het noorden van Syrië – ook al was het maar heel even – het Turkse luchtruim hebben geschonden. De machthebbers in Moskou reageerden met zware economische sancties en houden het been stijf zolang Ankara geen excuses aanbiedt. Ondertussen woedt in verschillende steden in het zuidoosten van Turkije een bloedige strijd tussen het Turkse leger en opstandige Koerden, waarbij al vele tientallen doden gevallen zijn. Sommige waarnemers schuwen zelfs het woord ‘burgeroorlog’ niet. Het Turkse establishment ziet ook met lede ogen hoe de Syrische Koerden hun autonomie verstevigen in het noorden van Syrië aan de grens met Turkije. Daar zwaait nu de Syrisch-Koerdische PYD de plak, een partij die volgens Turkije een vertakking van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK), haar aartsvijand, zou zijn. Tot overmaat van ramp voor Ankara hebben diezelfde Syrische Koerden aan aanzien gewonnen in het Westen omdat ze hevig strijd leveren tegen Daesh, zoals de terreurorganisatie ‘Islamitische Staat’ (IS) ook wordt genoemd. Sommige Turkse regeringsgezinde kranten schreven vroeger zelfs al dat PYD ‘gevaarlijker’ is dan Daesh.

Gevoelige plek

Turkije heeft het dus niet alleen verkorven bij Rusland, maar ook bij een groot deel van zijn eigen Koerdische bevolking en dit ondermeer door zijn afwachtende houding tegenover de belegering van de Syrisch-Koerdische grensstad Kobane door Daesh in het najaar van 2014. Wanneer die twee ‘lastposten’ – Rusland en de Koerdische beweging – elkaar vinden, betekent dat een dubbele druk op Ankara, zowel van buiten als van binnen. In het verleden waren er al goede banden tussen de Sovjet-Unie en de Koerdische beweging. In de jaren ’80 van vorige eeuw zou Moskou de PKK zelfs hebben ondersteund en bood Syrië als toenmalig bondgenoot van de Sovjet-Unie onderdak aan deze gewapende beweging. Wanneer Moskou vandaag de dag weer de banden met de Koerden van zowel Turkije als Syrië aanhaalt, weet het daarmee Ankara op een gevoelige plek te raken. Zo verklaarde Mikhail Bogdanov, de Russische viceminister van Buitenlandse Zaken, na ontvangst van een PYD-delegatie in oktober 2015 dat het onmogelijk zou zijn in Syrië ‘een politieke hervorming door te voeren zonder de deelname van verschillende etnische en confessionele groepen binnen de Syrische maatschappij, waaronder de Syrische Koerden.’

Samenwerking

Het Kremlin legitimeert zijn steun aan de PYD met het argument dat de Koerden van Syrië een bondgenoot zijn in de strijd tegen het terrorisme. Een geruststellende factor zou ook zijn dat de Syrische Koerden zich niet willen afscheiden, maar slechts naar autonomie binnen de Syrische staat streven. Ook Amerika rekent op de PYD om het terrorisme te bestrijden, maar staat omwille van Turkse gevoeligheden wel afkerig tegenover de droom van de Syrische Koerden om het gebied tussen Afrin en Kobane – twee van hun drie autonome kantons – te veroveren. Turkije zou onder geen beding een situatie aanvaarden waarbij de hele grensstrook aan Syrische kant dan door de PYD zou worden gecontroleerd. Ankara heeft het niet begrepen op samenwerking tussen individuele staten en de Syrische Koerden, zeker niet als de PYD zou proberen Rusland en Washington tegen elkaar uit te spelen om die droom te verwezenlijken.

Signaal

Ook de Turkse Koerden mogen rekenen op Russische belangstelling. Afgelopen woensdag (23 december 2015) vond er in Moskou een ontmoeting plaats tussen Sergey Lavrov, de Russische minister van Buitenlandse Zaken, en Selahattin Demirtas, de voorzitter van de pro-Koerdische HDP, die 59 zetels heeft in het Turkse parlement. Demirtas smeerde honing aan de baard van de Russische beer door te zeggen dat zijn partij vanaf het begin van de crisis (ten gevolge van het neerhalen van de Russische SU-24) kritiek had op de positie van de Turkse regering. Door zijn bezoek wilde hij aantonen dat de HDP haar best doet om de relaties tussen Turkije en Rusland te helpen verbeteren, in het licht van de uitspraak van de Russische president Vladimir Poetin dat beide volkeren niet elkaars vijanden zijn. Maar het gesprek van Demirtas met Lavrov is ook een signaal aan het adres van de Turkse president Tayyip Erdogan dat de Koerdische beweging van Turkije internationaal meetelt en dus in eigen land niet zomaar kan worden gepasseerd.

Angsten

De AKP-regering van Erdogan moet zich wel blauw ergeren aan zoveel Russisch-Koerdische blijken van genegenheid. Ze ziet daardoor een front opdoemen van door Rusland gekoesterde Koerden die hogere eisen gaan stellen zowel in Turkije als in Syrië. Turkije zou Rusland de wind uit de zeilen kunnen nemen door meer begrip op te brengen voor het verlangen van de Koerden naar meer autonomie. Maar daarvoor zou het zijn oude angsten moeten overwinnen als zou Koerdische autonomie een bedreiging vormen voor de eenheid van de Turkse staat. Misschien valt die eenheid nog het best te bewaren door de erkenning – ook institutioneel – van de rijkdom aan volken en culturen op zijn eigen grondgebied.

Dirk Rochtus doceert internationale politiek aan de KU Leuven/Campus Antwerpen en publiceerde in 2011 het boek ‘Turbulent Turkije’.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content