‘Waarom de Amerikaanse democratie niet zoveel te vrezen heeft van Trump’

‘Amerikaanse democratie zal een betwiste verkiezingsuitslag wel overleven’, zegt politicoloog Alexander Cohen. ‘Het land heeft wel zwaardere tijden gekend.’

Nu de uitkomst van de Amerikaanse presidentsverkiezingen nog afhangt van een handvol stemmen in swing states, heeft president Donald Trump zijn overwinning al uitgeroepen en de gang naar het Hooggerechtshof aangekondigd.

Joe Biden stelde daar tegenover dat “het niet aan hem of Donald Trump is om te bepalen wie deze verkiezingen heeft gewonnen. Dat is de beslissing van het Amerikaanse volk.”

De situatie vergroot de zorgen bij sommige mensen dat een betwiste verkiezingsuitslag de Amerikaanse democratie ondermijnt, angst die ook voor de verkiezingen al bestond. Maar de VS hebben een lange geschiedenis van betwiste verkiezingen. Met slechts één uitzondering, schaadden die het Amerikaanse politieke systeem niet ernstig.

Vreedzame transities

De betwiste verkiezingen van 1860 – die een burgeroorlog in gang zetten – vonden plaats in een unieke context. Als politiek wetenschapper die verkiezingen bestudeert, verwacht ik dat de Amerikaanse democratie wel overleeft als Donald Trump – of minder waarschijnlijk Joe Biden – de uitslag aanvecht.

De meeste betwiste presidentsverkiezingen bleken geen bedreiging voor de legitimiteit van de regering.

Legitimiteit, of de collectieve erkenning dat een regering het recht heeft een land te besturen, is essentieel voor een democratie. In een legitiem systeem wordt impopulair beleid grotendeels geaccepteerd, omdat burgers vinden dat de regering het recht heeft dat beleid te voeren. Zo kan een burger belastingen verachten, maar tegelijkertijd de overtuiging hebben dat de overheid het wettelijke recht heeft ze te innen. Niet-legitieme systemen, die niet gesteund worden door burgers, kunnen instorten of een revolutie veroorzaken.

In democratieën gaan verkiezingen gepaard met legitimiteit, omdat burgers mede bepalen welke leiders gekozen worden.

In het verleden hebben betwiste verkiezingen de democratie niet ernstig beschadigd, omdat de regels voor het omgaan met dergelijke disputen werden gevolgd. Hoewel politici en burgers allebei stelden dat hun verlies oneerlijk was, legden ze zich erbij neer.

Eerdere spanningen

In 1800 kregen Thomas Jefferson en Aaron Burr evenveel stemmen in het Kiescollege. Omdat ze allebei geen duidelijke meerderheid hadden, volgde het Huis van Afgevaardigden de Grondwet en werd een speciale sessie belegd om de impasse te doorbreken via een stemming. Na 36 stemrondes ging de zege naar Jefferson, en dat werd alom geaccepteerd.

In 1824 haalde Andrew Jackson een meerderheid in de strijd tegen John Quincy Adams en twee andere kandidaten, maar wist hij niet de benodigde meerderheid in het Kiescollege te halen. Het huis volgde opnieuw de grondwettelijke procedure en wees Adams aan als winnaar, in plaats van Jackson.

De verkiezingen van 1876 tussen Rutherford B. Hayes en Samuel Tilden werden betwist omdat diverse zuidelijke staten geen duidelijke winnaar hadden. Dit werd opgelost door onderhandelingen tussen de partijen door een Kiescommissie die werd ingesteld door het Congres. Hayes werd president, en er werden concessies aan het Zuiden verstrekt die een einde maakten aan de Reconstructie.

Stemfraude

De strijd tussen Democraat John F. Kennedy en Republikein Richard Nixon in 1960 ging gepaard met beschuldigingen van stemfraude, en Nixon-aanhangers eisten op agressieve wijze hertellingen in veel staten. Uiteindelijk accepteerde Nixon de uitslag met tegenzin en voorkwam daarmee burgerlijke onenigheid tijdens de toch al intense periode van spanningen met de Sovjet Unie tijdens de Koude Oorlog.

In 2000 struikelden de Republikeinse kandidaat George W. Bush en Democraat Al Gore over de betwiste stemming in Florida. Het Hooggerechtshof beëindigde een hertelling en Gore erkende de legitimiteit van de overwinning van Bush met de woorden “hoewel ik het absoluut oneens ben met de beslissing van het Hof, accepteer ik hem.”

In alle gevallen, was de verliezende partij ongelukkig met de verkiezingsuitkomst. Maar in alle gevallen, accepteerde de verliezer het wettelijk bereikte resultaat, en het Amerikaanse politieke systeem overleefde.

Ineenstorting van het systeem

De verkiezingen van 1860 waren een ander verhaal. Nadat Abraham Lincoln drie andere kandidaten had verslagen, weigerden de zuidelijke staten eenvoudig om de uitslag te accepteren. Ze zagen de verkiezing van een president die de slavernij niet zou beschermen als niet-legitiem en negeerden de verkiezingsuitslag.

Pas na een bloedige burgeroorlog werden Noord en Zuid weer een geheel. Het dispuut over de legitimiteit van deze verkiezingen, had zijn basis in fundamentele verschillen tussen Noord en Zuid en kostte 600.000 Amerikanen het leven.

Wat is nu het verschil tussen de politieke ineenstorting van1860 en de continuïteit bij andere betwiste verkiezingen? In alle gevallen waren burgers politiek verdeeld en werd de verkiezingsuitslag betwist.

Maar 1860 is duidelijk anders omdat het land verdeeld was over de morele vraag van de slavernij, en omdat deze verdeeldheid zich afspeelde volgens geografische lijnen die het mogelijk maakten een revolutie in gang te zetten. Daarnaast was de zuidelijke Confederatie via klassenlijnen redelijk eensgezind.

Het Amerika van vandaag is zeker verdeeld, maar die verschillen in politieke ideeën zijn veel meer verspreid en veel complexer dan de ideologische cohesie van de Confederatie.

Rechtsstaat

De geschiedenis suggereert dat, zelfs als Trump of Biden de uitslag aanvecht, de gevolgen daarvan niet catastrofaal zullen zijn.

De Grondwet is er duidelijk over: in de eerste plaats kan een president verkiezingen niet ongeldig verklaren. In de tweede plaats worden ongeregeldheden bij het stemmen onderzocht door de staten die verantwoordelijk zijn voor de integriteit van hun electorale proces. De kans dat de gerapporteerde uitslagen hierdoor zullen veranderen, is uitermate klein, want verkiezingsfraude komt zelden voor.

De volgende stap kan een beroep bij het Hooggerechtshof zijn, of een zaak tegen de staten. Om een beslissing van een staat aan te vechten, is stevig bewijs nodig van fraude of een verkeerde telling.

Als deze pogingen om fraude of ongeregeldheden aan te tonen mislukken, wordt de gekozen president volgens de wet geïnstalleerd op de inauguratiedag. De president kan volledig legitiem functioneren en alleen nog afgezet worden via een impeachmentprocedure.

Hoewel veel kiezers niet blij zullen zijn met de verkiezingsuitslag van 2020, verwacht ik dat de rechtsstaat zal zegevieren. De historische, sociale en geografische krachten die leidden tot de totale mislukking van 1860, zijn vandaag eenvoudigweg niet aanwezig.

Alexander Cohen is politicoloog aan de Clarkson University in Potsdam (New York) in de Verenigde Staten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content