Jonathan Holslag

‘Veel landen zien Europa als opportunistische wapenhandelaar, niet als sterke veiligheidspartner’

Jonathan Holslag Politoloog en publicist.

De Fransen kregen recent een heuse diplomatieke dreun. Australië besliste plotsklaps om een order voor Franse onderzeeërs, goed voor tientallen miljarden euro’s, te schrappen en Amerikaanse schepen in de plaats aan te kopen. Vervolgens schoven India, Australië, Japan en de Verenigde Staten aan tafel voor strategisch overleg, zonder de Europeanen. Dat bevestigt een belangrijke realiteit: Europa heeft nog nauwelijks invloed in Oost-Azië en zal ook elders invloed verliezen, als het zo verder gaat.

Europa profileert zich in Oost-Azië als een economische en zachte macht, helemaal anders dan China en de VS. Maar zelfs zijn economische macht in de regio is niet indrukwekkend. Slechts 15 procent van de Oost-Aziatische uitvoer gaat naar Europa. De VS en weldra ook China zijn belangrijkere exportbestemmingen. Ook de Europese ontwikkelingshulp voor Oost-Azië neemt af. Behalve in China en Singapore groeien de investeringen in de meeste andere landen heel traag.

De zachte, normatieve macht is eveneens beperkt. Europa stelt dat het regels, mensenrechten en duurzaamheid promoot door nieuwe, geavanceerde handelsverdragen, maar die bestrijken amper 30 procent van de Europese handel met Oost-Azië. Europa heeft zo’n verdrag bijvoorbeeld niet met China. Een recente peiling in Zuid-Oost-Azië bevestigt dat burgers daar de Europese nadruk op duurzaamheid en mensenrechten wel waarderen, maar twijfels hebben bij het vermogen om leiderschap te tonen.

Er gaapt ook een grote kloof tussen de gretigheid in het discours van de Europese leiders en hun bereidheid om naar Azië af te reizen. Decennia al klagen Aziatische diplomaten over het gebrek aan aandacht van Europese regeringsleiders en hun beperkte aanwezigheid op topontmoetingen van regionale organisaties zoals ASEAN. En inderdaad, van alle bezoeken die de Franse president en de Duitse kanselier buiten de EU brachten, ging nog geen 15 procent naar Oost-Azië. China bleef veruit de meest begeerde Aziatische bestemming.

Op militair vlak is de Europese aanwezigheid in Oost-Azië betekenisloos. Frankrijk heeft zijn manschappen in de regio afgebouwd van 10.000 in 2000 tot ongeveer 2600 vandaag. Dat zijn geen goed uitgeruste gevechtseenheden, maar vooral soldaten voor de ordehandhaving in en rond overzeese gebieden zoals Nieuw-Caledonië en Martinique. Het heeft twee oude fregatjes om de gigantische zone rond die eilanden in het oog te houden. De Franse observatiesatellieten dekken naar verluidt niet eens de hele omgeving.

Het Verenigd Koninkrijk houdt slechts enkele honderden soldaten in Oost-Azië, voornamelijk Gurkha’s die zich daar scholen in de oorlogvoering in tropische gebieden. Londen besloot onlangs om twee patrouilleboten voor een langere periode uit te sturen. De Chinese pers stak er de draak mee en sprak van ‘niet erg krachtige schepen’. De zending van het Britse vliegdekschip Queen Elisabeth naar de Zuid-Chinese Zee blijft toch grotendeels symbolisch, want het VK kan zulke aanwezigheid daar niet volhouden.

Dat verklaart meteen waarom de Australiërs de Franse duikboten inruilden voor Amerikaanse. Het gaat hen niet zozeer om de – veel krachtigere Amerikaanse – onderzeeërs, maar om een levensverzekering nu China in de regio steeds machtiger wordt. In de laatste tien jaar is de Europese wapenuitvoer naar Oost-Azië stabiel gebleven rond 2,4 miljard dollar. Merkwaardig genoeg is Europa jaarlijks voor ongeveer 260 miljoen dollar blijven uitvoeren naar China, ondanks een wapenembargo. Daarom beschouwen veel landen Europa als een opportunistische wapenhandelaar, niet als een sterke veiligheidspartner.

Europa’s invloed in Oost-Azië is vluchtig en weinig tastbaar. Sommige globalisten houden vol dat macht vandaag onvermijdelijk efemeer is, dat ze meer te maken heeft met normen en netwerken dan met oorlogsschepen en megaprojecten. Europa, zo klinkt het, is beter een bescheiden partner dan een bullebak. Dat relaas overtuigt niet. Zuid-Oost-Azië rangschikt de Europese invloed achter China, de VS, Japan, het regionale samenwerkingsverband ASEAN en nét voor Zuid-Korea.

Europa’s Oost-Aziatische invloed is vandaag zo ontastbaar dat hij bijna triviaal wordt. Hoe meer Brussel uitpakt met strategieën die niet in de praktijk gebracht worden, hoe meer invloed het zal verliezen. Het halfslachtige Oost-Aziëbeleid gaat bovendien ten koste van meer urgente uitdagingen in Europa’s achtertuin: Oost-Europa, het Midden-Oosten en Afrika. Dat is waar Europa moet zijn. Het zal veel meer indruk maken op Aziatische landen als het hier werkt aan veiligheid en stabiliteit, dan dat het zo nu en dan met een vlootje door de Zuid-Chinese Zee vaart.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content