Van kinine tot Leopold II, de weg naar de totale kolonisatie van Afrika

Nsala, een Congolese vader die de voet en de hand van zijn gekannibaliseerde dochtertje tot bij de missionarissen had gebracht. Een iconische foto genomen door Alice Seeley Harris. © Alice Seeley Harris

In november 1884 zaten alle belangrijke Europese landen samen in Berlijn om Afrika onder elkaar te verdelen. De Duitse kanselier Otto von Bismarck had hen samengeroepen in een poging om de opdeling vreedzaam te laten verlopen. Hoe was het zo ver kunnen komen?

(De)kolonisatie van Afrika?

In het midden van de 19de eeuw was Afrika het laatste continent dat weinig Europese kolonisatie had gekend. Rond 1870 was ongeveer een tiende van Afrika in Europees bezit, hoofdzakelijk een aantal kustgebieden. Het Verenigd Koninkrijk had enkele bezittingen in West-Afrika en de Kaapkolonie, het latere Zuid-Afrika.

Dat betekent niet dat de rest van Afrika nog geen enkele invloed had ondergaan van de buitenwereld. Er waren hier en daar handelsposten, en Europese staten sloten verdragen met de lokale machthebbers. Daarenboven had Afrika al eeuwenlang sterk te lijden gehad onder de Europese en Arabische slavenhandel.

Niettemin bleef het onmetelijke binnenland van Afrika voor de Europeanen grotendeels onbekend terrein. En lang zag het ernaar uit dat dat zo zou blijven. Grote delen van Afrika bestonden uit woestijn, waarvoor de grootmachten lange tijd weinig interesse betoonden, of uit tropische binnenlanden waar ziekten zoals slaapziekte en vooral malaria heersten, waartegen Europeanen nauwelijks bestand waren.

In 1868 boog het Britse parlement zich daarom over het nut van de Britse aanwezigheid in West-Afrika. De conclusie van het comité was verrassend in het licht van gebeurtenissen in de volgende decennia. De parlementsleden adviseerden een geleidelijke terugtrekking uit West-Afrika en een verminderde betrokkenheid van het Verenigd Koninkrijk in de regio. De Britse invloed uitbreiden, bijvoorbeeld door nieuwe verdragen met lokale heersers te sluiten, achtte het comité ‘onraadzaam’. Maar in dezelfde periode vonden er veranderingen plaats die de geschiedenis een heel andere richting uitstuurden.

De kaart van Afrika ingevuld

In de tweede helft van de 19de eeuw begonnen Europese ontdekkingsreizigers geleidelijk de blinde vlekken op de Afrikaanse kaart in te vullen. Kleurrijke figuren zoals David Livingstone, Henry Morton Stanley of de Fransman Pierre de Brazza trokken het Afrikaanse binnenland in.

Het veralgemeend gebruik van kinine, dat een zekere bescherming bood tegen malaria, speelde een belangrijke rol.

Het veralgemeend gebruik van kinine, dat een zekere bescherming bood tegen malaria, speelde daarin een belangrijke rol. Het binnenland van Afrika werd zo plots toegankelijker voor Europeanen, al bleven het klimaat, het landschap en de vegetatie aanzienlijke obstakels. De nieuwe ontdekkingen eisten de aandacht op in Europese politieke en ondernemende kringen. Misschien had het Afrikaanse binnenland toch iets te bieden?

Intussen had ook de industrialisatie zich doorgezet, niet meer enkel in het Verenigd Koninkrijk, maar ook in andere Europese staten. Dat leverde Europa de militaire, economische en technologische overmacht op om Afrika te veroveren, te bezetten en langdurig te domineren. De industrialisatie creëerde bovendien ook noden, waarin Afrika eveneens een rol kon spelen.

Industriëlen zagen Afrika als een reservoir van erg goedkope arbeid. Daarenboven zochten ze nieuwe afzetmarkten voor eenvoudige industriële producten. En natuurlijk hoopten ze ook dat de Afrikaanse bodem grondstoffen te bieden had.

De industrialisatie beïnvloedde ook de internationale handel en de scheepvaart. Dankzij het stoomschip werd het transport over het water erg belangrijk. Om dat vlot te doen lopen, was het zaak om de vitale vaarroutes open te houden. De schepen hadden op regelmatige afstanden opslagplaatsen voor steenkool nodig en veilige havens waar onderhoud en bevoorrading mogelijk was. Groeiende marines moesten die vaarroutes en tussenhaltes beschermen, maar ook zij hadden nood aan pleisterplaatsen.

Competitie op komst

Door de verspreiding van de Industriële Revolutie over het Europese continent, kwamen er nieuwe spelers op die de Britse dominantie bedreigden. Frankrijk, dat veel van zijn kolonies was kwijtgespeeld na oorlogen met het Verenigd Koninkrijk, kwam na 1850 opnieuw op de voorgrond als koloniale macht.

De eerste strubbelingen tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk over Afrika kwamen er in Egypte. De Fransen hadden daar in de jaren 1860 het Suezkanaal gegraven. Als maritieme macht vreesden de Britten de Franse controle over het belangrijke zeekanaal, dat voor een veel kortere route naar de Indische Oceaan zorgde. In 1882 ging het Verenigd Koninkrijk daarom over tot een militaire bezetting van Egypte, wat tot wrevel bij de Fransen leidde.

Ook België, of liever, de Belgische koning Leopold II, liet zich niet onbetuigd. Als vorst van een kleine maar sterk ontwikkelde industriestaat, had hij verreikende ambities. Leopold had eerder Stanley al op pad gestuurd om het oerwoud van Centraal-Afrika te exploreren. Hij richtte ook de ‘Internationale Congovereniging’ op, ogenschijnlijk uit liefdadigheid, maar in de praktijk om zijn eigen economische belangen te dienen.

Vooral de steile opgang van Duitsland was opmerkelijk. Dat land wierp zich sinds de eenwording in 1871 steeds meer op als potentiële rivaal voor het Verenigd Koninkrijk. Maar het was nog geen koloniale macht. De Duitse kanselier, von Bismarck, was zelf een koele minnaar van koloniale expansie. ‘Mijn kaart van Afrika ligt in Europa’ zei hij daarover, maar hij voelde ook wel de druk van de Duitse bevolking, die vond dat een wereldmacht kolonies moest bezitten. Om daar een antwoord op te bieden en om de Duitse invloed op Europees vlak te vergroten, riep de kanselier eind 1884 een conferentie samen in Berlijn.

Aan de tekentafel in Berlijn

Zowat alle belangrijke Europese landen zaten in Berlijn samen rond de tafel. Ook de Verenigde Staten hadden een plaatsje, al waren zij officieel gekant tegen kolonialisme. Notoir afwezig op een conferentie die de toekomst van Afrika moest bepalen, waren vertegenwoordigers van dat continent zelf.

Von Bismarck riep de conferentie samen achter een humanitaire façade.

Von Bismarck riep de conferentie samen achter een humanitaire façade. Het officiële doel was de Arabische slavenhandel een halt toe te roepen en restricties te bespreken over de verspreiding van alcohol en vuurwapens. Maar er was nog een achterliggende reden. De plotse rivaliteit over Afrika tussen de Europese mogendheden dreigde uit de hand te lopen. Omdat niemand gebaat was bij een oorlog tussen de Europese staten, moesten er spelregels vastgelegd worden om de wedloop over het Afrikaans grondgebied enigszins in goede banen te leiden.

De conferentie besloot tot vrije scheepvaart op twee van de belangrijkste rivieren van Afrika, de Niger en de Congo. Leopold II, die handig gemanoeuvreerd had tijdens de conferentie en de rivaliserende staten tegen elkaar uitspeelde, haalde zijn buit binnen. Kongo-Vrijstaat, onder zijn persoonlijke heerschappij, zag het levenslicht. Wel moest er vrijhandel heersen in het stroomgebied van de Congo.

Nog belangrijker waren de regels die de conferentie opstelde om nieuwe gebieden te koloniseren. Geen enkel land mocht een territorium aan de Afrikaanse kust claimen zonder de andere staten van zijn intenties op de hoogte te stellen. Gebieden formeel inlijven was enkel toegelaten wanneer het gebied ook daadwerkelijk bezet werd. Maar omdat er geen sanctiemechanisme bestond voor landen die de regels schonden, lapten de deelnemers de afspraken soms aan hun laars.

Van noord naar zuid, van oost naar west

De conferentie van Berlijn had nog geen oplossing geboden voor de conflicterende belangen die de Europese mogendheden hadden in Afrika. De eigen agenda van de verschillende landen was daarvoor te omvangrijk.

Het Verenigd Koninkrijk had uitgebreide bezittingen in zuidelijk Afrika, waar kolonisten steeds verder naar het noorden oprukten, en had ook in Egypte en Soedan al een heel wat in de pap te brokken. Heel wat Britten droomden ervan om die beide gebieden met elkaar in contact te brengen en zo een reusachtig aaneengesloten Afrikaans koloniaal gebied te creëren. Vooral de imperialist Cecil Rhodes propageerde dat idee bij het Britse publiek.

Dromen van een rode lijn: Cecil Rhodes

Cecil Rhodes trok in 1870 op zeventienjarige leeftijd naar het huidige Zuid-Afrika in de hoop daar een gezonder klimaat te vinden voor zijn zwakke gestel. Hij werd er getroffen door de diamantkoorts en richtte het diamantbedrijf De Beers op waarmee hij een fortuin verdiende. Hij stortte zich ook in de politiek en schopte het zelfs tot eerste minister van de Kaapkolonie.

Rhodes zag Britten als het ‘leidende ras’ in de wereld en had uitgesproken imperialistische ideeën. Zijn ideaalbeeld was een onafgebroken ‘rode lijn’ van Britse bezittingen van het noorden naar het zuiden van Afrika. Een spoorweg tussen de Kaap en Caïro moest voor een vlotte verbinding zorgen.

Rhodes nam zelf initiatieven om dat doel te bereiken en ontwikkelde een vorm van ‘privékolonialisme’. Hij gebruikte zijn eigen vermogen om het Britse Rijk uit te breiden. Hij sloot verdragen met lokale stamhoofden in de regio ten noorden van de Kaapkolonie en stuurde er goudzoekers en kolonisten heen. Dat was het begin van de kolonisatie van het huidige Zambia en Zimbabwe. Rhodes vernoemde de kolonie zelfs naar zichzelf: Rhodesië.

Ook Portugal had zijn eigen agenda: zijn kolonie in Zuidwest-Afrika, Angola, verbinden met de bezittingen in Mozambique en zo zijn eigen oostwestas vormen. Dat botste uiteraard met de Britse aspiraties in zuidelijk Afrika. In 1890 vaardigden de Britten een ultimatum uit. De Portugese troepen moesten vertrekken uit het huidige Zimbabwe en Malawi. Dat was een regio waarop het Verenigd Koninkrijk zijn oog had laten vallen om zijn noord-zuidas te creëren. De Portugezen haalden bakzeil.

Gevaarlijker voor het Verenigd Koninkrijk waren de Franse aspiraties. Ook dat land wilde een doorlopende as door Afrika creëren, met name een oost-westas door het noordelijke stuk van Afrika heen, van Dakar in Senegal tot de Hoorn van Afrika. Zo zou Frankrijk het gebied tussen de Atlantische Oceaan en de Rode Zee beheersen en de handelsroutes in de Sahel controleren.

Botsing in de Sahel

Wanneer je de Britse ambities (een lijn van de Kaap naar Caïro) naast de Franse (van Dakar tot de Hoorn van Afrika) legt, dan snijden die lijnen elkaar ergens in de Sahel, in oostelijk Soedan. Daar, nabij het stadje Fashoda, kwam de wedloop om Afrika in 1898 tot een climax die bijna tot oorlog leidde tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Een Franse expeditie kwam er oog in oog te staan met Britse troepen.

Een patstelling in Fashoda

In 1897 vertrok een Franse expeditie met 120 Senegalese troepen vanuit Brazzaville in Frans-Congo. Met een boot die ze van de Belgen hadden geleend, voer de groep onder leiding van kapitein Jean-Baptiste Marchand de rivier Ubangi op richting Soedan. Het doel was om van de regio van de Witte Nijl een Frans protectoraat te maken.

Na een zware tocht van veertien maanden kwam de expeditie in juli 1898 aan in Fashoda en nam er een klein fort in. In september arriveerde een groot Brits leger, geleid door veldmaarschalk Kitchener. De ontmoeting tussen Kitchener en Marchand verliep vreedzaam, maar de patstelling hitste de gemoederen op in Europa. De oorlogsdreiging leek reëel.

Uiteindelijk moesten de Fransen zich terugtrekken, zodat de Britten de controle over de regio verwierven. De Franse droom van een oost-westas ging in rook op, maar ook de Britten zagen hun ambities niet helemaal vervuld. Hun lijn tussen Caïro en de Kaap werd gedwarsboomd door de Duitsers die intussen Duits-Oost-Afrika, het huidige Tanzania, hadden ingepalmd. Ook een omweg via Congo was niet meer mogelijk, dat was al stevig in handen van Leopold II. Pas na de Eerste Wereldoorlog zouden de Britten alsnog hun zin krijgen, nadat ze Tanzania in handen kregen.

In enkele decennia tijd was de kaart van Afrika in elk geval volledig veranderd. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog was bijna 90 procent van Afrika in Europese handen. Dat had verreikende gevolgen. De wedloop om Afrika bepaalde voor een groot deel de huidige grenzen in het continent. De Europese staten hielden daarbij absoluut geen rekening met historische banden of culturele overeenkomst. Stammen en naties werden in tweeën gedeeld. De haastige kolonisatie zorgde er ook voor dat de Afrikaanse economie in een razendsnel tempo werd gemoderniseerd. Dat leidde tot blijvende afhankelijkheid van het Westen, zelfs nadat de Afrikaanse staten hun politieke vrijheid hadden verworven.

Dit artikel komt uitKnack Historia: Van Empire tot Brexit – 500 jaar Britse Rijk. De volledige uitgave kunt u hier bestellen.

Partner Content