Waarom Trump nu ook het ministerie van Onderwijs wil ontmantelen

Donald Trump
Walter Pauli

Als een metronoom gaat president Donald Trump door met de ontmanteling van de Amerikaanse overheid. Het federale ministerie van Onderwijs is zijn jongste target.

Donald Trump heeft aangekondigd dat hij een executive order aan het voorbereiden is om het United States Department of Education af te schaffen. Dat zal niet eenvoudig zijn, want daarvoor heeft hij in het Congres een meerderheid nodig waarover hij (nog) niet beschikt. Maar het plan is blijkbaar in volle voorbereiding.

Het heeft er alle schijn van dat het de volgende stap is in een goed voorbereide operatie. Ook al repte Donald Trump er in zijn verkiezingscampagne amper met een woord over – hij beperkte zich tot sneren naar de ‘radicalen, de zeloten en de marxisten’ die het departement bezetten – de brede Republikeinse achterban deed dat wel.

In het beruchte ‘Project 2025’ van de rechtsconservatieve Heritage Foundation wordt gehamerd op de noodzaak om het departement Onderwijs te sluiten, dat wordt bemand door werknemers die ‘racistische, anti-Amerikaanse, ahistorische propaganda in de Amerikaanse klaslokalen injecteren’.

Het document stelt dat scholen moeten reageren op ouders in plaats van op ‘linkse voorstanders die uit zijn op indoctrinatie’: ‘Dit ministerie is een voorbeeld van federale inmenging in een traditioneel staats- en lokaal domein’, aldus de blauwdruk van Project 2025.

‘In het belang van Amerikaanse kinderen zou het Congres het moeten sluiten en de controle over het onderwijs terug moeten geven aan de staten.’ Dat de onderwijsbudgetten van de staten dan exponentieel zullen stijgen, neemt The Heritage Foundation niet mee in het debat.

Majeure besparing

Michael C. Bender, een Witte Huis-journalist van The New York Times, zegt dat Donald Trump met die maatregel zowel zijn eigen Make America Great Again (MAGA)-beweging als de traditionele, conservatieve Republikeinse achterban pleziert. Voor zowel de aanhangers van de minimal state als zij die vanuit politiek-filosofisch standpunt vinden dat de federale overheid werkelijk niets te maken heeft met de manier waarop Amerikaanse ouders hun kinderen opvoeden, is het federale departement onderwijs al langer een doorn in het oog.

Nochtans had de federale overheid al van in de negentiende eeuw een aantal onderwijstaken op zich genomen. In 1864 tekende president Andrew Johnson (die zelf een jeugd in armoede had doorgebracht, zonder school te kunnen lopen) een wet ter oprichting van een Department of Education. De opdracht van dat ministerie was op federaal niveau hulp en ondersteuning bieden aan de scholen, net zoals bijvoorbeeld het Department of Agriculture een aantal federale programma’s runde om de landbouwsector te helpen. Het kwam er op verzoek van pedagogen.

De federale overheid moest doen wat het statelijk niveau oversteeg of wat staten niet konden (of wilden) doen, zoals het bijeenbrengen van cijfers en gegevens voor een degelijke nationale onderwijsstatistiek, of het zorgen voor onderwijs voor specifieke etnische groepen.

Toen bedoelde men daarmee ‘indianenkinderen’, kinderen van Native Americans die in pas opgerichte reservaten leefden (de Indian Removal Act dateert uit 1830), maar ook Afro-Amerikaanse kinderen: met de afkondiging van het Dertiende Amendement in 1865 werd slavernij onwettig). Van meet af aan was er ook verzet tegen een federale overheid die zichzelf taken toekent die eigenlijk de burgers en lokale overheden zouden toekomen.

Het ministerie werd in zijn huidige vorm opgericht door de democratische president Jimmy Carter. Die splitste het met de ondertekening van de Department of Education Organization Act op 17 oktober 1979 af van een overkoepelend departement van Gezondheid, Opvoeding en Welzijn. Maar al tijdens de daaropvolgende presidentscampagne van 1980 maakte zijn Republikeinse uitdager (en latere president) Ronald Reagan een punt van de afschaffing ervan.

De toenmalige Republikeinen vonden al dat er voldoende onderwijsstructuren waren: privaat onderwijs natuurlijk, maar ook onderwijs dat op het niveau van de staten werd ingericht. ‘Washington’ moest er zich niet mee bemoeien. Ook bij zijn State of the Union in 1982 beloofde Reagan een ‘majeure besparing’ door het departement te sluiten. Hij kon zijn belofte niet waarmaken omdat de Democraten een meerderheid hadden in het Huis van Afgevaardigden.

Veilige scholen

Al onder zijn opvolger George W. H. Bush sr. lieten de Republikeinen die claim vallen. Een Huis van Democraten en Republikeinen schaarde zich achter de zogenaamde ‘Goals 2000’  om tegen het millennium de uitkomst van het Amerikaanse onderwijs danig te verbeteren. De Democratische president Bill Clinton zette er in 1994 zijn handtekening onder.

De ambitie was onder meer om 90 procent van de Amerikaanse jongeren in de high school te krijgen en zowel leerkrachten en leerlingen beter voor te bereiden op de ‘information superhighway’ die er zat aan te komen, met computers in elke klas.

Ook moesten alle Amerikaanse scholen een veilige omgeving worden, zonder geweld en drugs en de ‘niet-toegestane aanwezigheid van vuurwapens en alcohol’.

Er kwam nog een afgeslankte opvolger, het ‘No Child Left Behind’-programma uit 2001 van de Republikeinse president George W. Bush jr., maar de ambitieuze doelstellingen van in het begin werden nooit gehaald, ook al omdat de oorspronkelijke programma’s moesten terugvallen op een uitgeholde financiering.

Vandaag is het United States Department of Education het kleinste ministerie dat in het kabinet met een minister vertegenwoordigd is. Het kan bogen op ongeveer 4000 werknemers en een budget van 268 miljard dollar. Dat is ongeveer 4 procent van de federale overheidsuitgaven.

‘Het sluiten van het ministerie van Onderwijs maakt deel uit van een poging om de democratie te ontmantelen die generaties lang kan nagalmen.’

Pen America

Het heeft vier doelstellingen. Eén: beleidslijnen opstellen voor federale financiële hulp voor het onderwijs en de verdeling en monitoring van die gelden en fondsen verdelen en monitoren. Twee: data verzamelen over Amerikaanse scholen en onderwijs en op basis daarvan onderzoek stimuleren. Drie: aanbevelingen opstellen voor verdere onderwijshervorming en ten slotte vier, last but not least: discriminatie verbieden en gelijke toegang tot onderwijs garanderen.

Het federale ministerie beheert een waaier van onderwijsinstellingen, bureaus en initiatieven, zoals het Office of Migrant Education, of verschillende zogenaamde ‘White House Initiatives on Educational Excellence’ (for Asian Americans, Native Hawaiians and Pacific Islanders; for Hispanics; on American Indian and Alaska Native Education en ten slotte for African Americans).

Merkwaardig toch: onder het federale departement onderwijs valt ook het Office of English Language Acquisition. Men mag toch aannemen dat dit een onmisbaar instrument zou blijven voor het beleid van Trump, gezien hij pas zaterdag een decreet heeft ondertekend dat van het Engels de enige officiële taal in de Verenigde Staten maakt.

Ideologische controle

Verder beheert en subsidieert het departement ook een aantal specifieke onderwijsinstellingen, zoals het Nationaal Technisch Instituut voor Doven, maar bovenal Howard University, bijgenaamd ‘het zwarte Harvard’.

Howard University is de bekendste van de zogenaamde ‘historically black universities’ en zorgt nog altijd voor het hoogste aantal Afro-Amerikaanse studenten met een doctoraat.  Daarvoor krijgt het jaarlijks 235 miljoen dollar subsidies van het federale departement onderwijs. Die financiering is nu onzeker geworden.

Natuurlijk leidde de aankondiging van Donald Trump tot felle kritiek. Zo verklaarde de Amerikaanse afdeling van de internationale schrijversorganisatie PEN: ‘Het sluiten van het ministerie van Onderwijs maakt deel uit van een poging om de democratie te ontmantelen die generaties lang kan nagalmen.

In tegenstelling tot de bewering dat dit Witte Huis fraude, verspilling en misbruik wil elimineren, weerspiegelt het sluiten van het ministerie van Onderwijs de ongekende poging van deze regering om ideologische controle uit te oefenen op het onderwijs, inclusief het dicteren van wat wel en niet mag worden onderwezen, zelfs welke woorden wel en niet op elke school mogen worden gebruikt.’

Verder: ‘Deze illegale en zeer impopulaire poging om het Congres en de wil van het Amerikaanse volk te ondermijnen via een presidentieel besluit in plaats van via wetgeving zal zeker voor de rechter worden aangevochten, maar de verwoestende impact op studenten, leraren, ouders en de Amerikaanse democratie zal onmiddellijk en langdurig zijn. Hervorming is één ding. Het departement decimeren is iets anders. Studenten zullen de verliezers zijn als dit plan doorgaat.’

Partner Content