Sus van Elzen

‘Soft Power met Chinese karakteristieken’

Sus van Elzen Sus van Elzen is journalist en auteur

Journalist Sus Van Elzen is op doorreis in China. Voor Knack.be houdt hij een blog bij waarin hij voorbij het nieuws van de dag kijkt. In deze vijfde en laatste aflevering neemt hij de buitenlandse politiek onder de loep.

Pekingse noedels eten met stokjes blijft een glibberige aangelegenheid, je denkt ze te hebben maar zo zijn ze weer ontsnapt. Je zou het opgeven, maar daar zijn ze te lekker voor. Mijn Italiaanse vriend die al een half leven in Peking woont heeft daar geen last van: het is geen kneep, het is een kunde zoal geen kunst, die komt met vele jaren oefening.

Wij praten over de Chinese buitenlandse politiek, waar mijn Engelstalige Chinese pseudo-krantjes als de China Daily en de Global Times bol van staan. Hij knikt: het is een boeiend onderwerp, maar het is opaker dan ooit. Als je denkt een los eind vast te hebben om het kluwen te ontwarren, glibbert het weer tussen je stokjes weg. Die krantjes spuien de propaganda van het moment, en dat op heel korte termijn: wat hun overheden willen dat expats en buitenlanders nu geloven. Dat kan snel veranderen. Dus je moet je houden aan wat meetbaar is, of verifieerbaar. En ook dat kan veranderen. Neem de weer opflakkerende, al jaren aanslepende ruzie over rotsen en eilanden in de Zuid-Chinese Zee. Er zijn er te veel van om ze hier op te sommen, ze worden opgeëist als eigendom mét territoriale wateren (dàt is vaak precies waar het over gaat, dàt en de mogelijke olie eronder) door zowat alle buurlanden, én door de Chinese Volksrepubliek zelf, die een soort grote lus over de zeekaart getekend heeft – de “negen stroken grens” – die bijna de hele zee omvat, en wat daarbinnen valt tot “onvervreemdbaar en soeverein Chinees grondgebied” verklaard heeft. Volgens Vietnam zitten daar Vietnamese eilandjes tussen, volgens Japan Japanse, volgens Indonesië… Volgens de Filippijnen Filippijnse, terwijl China met Taiwan natuurlijk zijn eigen specifieke boontjes te doppen heeft.

Vrede of oorlog met Japan?

Typisch aan de meeste van die buurlanden is dat ze tot niet zo lang geleden deel uitmaakten van een pro-Amerikaanse en anticommunistische alliantie van Zuid-Aziatische staten, de ASEAN, waar de Volksrepubliek uit de aard der zaak niet bij was. Van al die landen lijkt alleen Japan sterk genoeg om tegen China iets te ondernemen, en dat lijkt het dan ook al een tijd te overwegen. Ging het met Japan tot een oorlog komen? Dat was de afgelopen paar jaar een terugkomend refrein onder waarnemers. Maar sinds de Japanse premier Shinzo Abe met China’s president Xi Jinping kwam praten veranderde dat in, ging het met Japan tot vrede komen? En Peking zet wel een grote mond op telkens als er in de buurt iemand een schijnbeweging maakt in de richting van zo’n eilandje, maar toch echt treffen komt het haast nooit. Maar nu hadden de Verenigde Staten willens en wetens een oorlogsschip de door Peking opgeëiste zone ingestuurd, uiteraard zonder toestemming te vragen. Wat nu?

“Kijk eens,” zei mijn Italiaanse vriend. “Oorspronkelijk zouden ze een vliegdekschip sturen, en het is een destroyer geworden.”

Maar het is een dilemma, opperde ik. De VS kunnen zich zomaar niet laten doen waar hun bondgenoten van de ASEAN erop staan te zien. Hun geloofwaardigheid als bondgenoot is daar nu al aan het afkalven. Maar militair écht iets ondernemen kunnen ze ook niet.

“Ze kunnen een hoop dingen doen. Niet militair, maar met soft power. Daarin zijn ze veel sterker dan de Chinezen. Peking gelooft nog steeds dat bevelen en blaffen de juiste houding is, en dat de anderen dan wel zullen gehoorzamen. De Amerikanen komen als vrienden. Met raadgevingen en complimenten. Ze zouden de buurlanden kunnen bewerken, ze overhalen hun handel met Peking te beperken. In een periode van vertragende economie zou dat pijn kunnen doen.”

Hij pakte weer een noedel. Ze probeerde nog te ontsnappen, maar ze had geen kans.

Aan hem dacht ik de volgende dagen bij het lezen van mijn krantjes, en het volgen, min of meer, van de koortsachtige activiteit die Xi Jinping en zijn eerste minister Li Keqiang ontwikkelden.

Bij de Queen op de thee

Het was begonnen met een triomfantelijk bezoek aan Londen, waar hij door de koningin en de premier en al wie telde in de watten werd gelegd — en daar tegenover stonden voor Groot-Brittanië uiterst lucratieve contracten en investeringsbeloften. Wie daar niet zo enthousiast over waren, waren de VS. Nauwelijks was Xi terug, of een stoet Europeanen kwam op gang, met mevrouw Angela Merkel en de Franse president François Hollande als aanvoerders. Hun karavanen zwarte limousines, die steevast het verkeer op de ringen rond Peking lam leggen, waren de stad nog niet uit of Xi Jinping ging zelf weer op reis. Hij ging naar Vietnam, praten over samenwerking en traditionele vriendschap tussen buur- en broederlanden, en zwijgen over de sino-vietnamese oorlog die Deng Xiaoping nog begonnen was in februari 1979. Praten over handel en, misschien ook wel, over bepaalde eilanden in de Zuid-Chinese Zee. Hij ging naar Singapore, praten over samenwerking enzovoort, want Singapore is een sleutel van succes, diplomatie en internationale netwerken in Zuidoost-Azië, en het is ook, eigenlijk niet langer verholen, het reëel bestaande, werkzame model in miniatuur dat Peking voor ogen staat als “harmonieuze sociale, economische en politieke samenleving”. Dat wil zeggen, zonder gehannes van democratie en politieke partijen.

In Singapore was een speciale ontmoeting voor hem belegd, en wel met de heer Ma Ying-jeou, die de huidige president van de Republiek China op Taiwan is, voormalig partijleider van de Kuomintang. Een historische ontmoeting schreven de krantjes, en dat zal wel zo zijn, het is zeker niet elk seizoen dat de respectieve, elkaar niet als dusdanig erkennende, staatshoofden van de Volksrepubliek en Taiwan elkaar begroeten. Er was nog een hoop oosterse diplomatie aan te pas gekomen om vast te leggen hoe de twee elkaar precies gingen aanspreken: “president” kon alvast niet. Tot ieders voldoening werd overeengekomen dat Xi en Ma mekaar met “meneer” zouden aanspreken.

Maar er zal toch meer zijn dan dat. Taiwan, Vietnam, Singapore, de Filippijnen… Intussen was de Chinese eerste minister Li Keqiang in gesprek met de Zuid-Koreaanse president Park Geun-Hye en Shinzo Abe, Japans eerste minister. Waarover zij zullen gepraat hebben in al hun geheime gesprekken is uiteraard niet bekend, de koehandels die zij gesloten hebben zullen bedekt blijven. Geen van al deze landen blinkt uit in transparantie, zeker niet inzake de hogere landsbelangen. Maar men kan vermoeden dat zich hier iets ontwikkeld heeft dat je misschien de naam “soft power met Chinese karakteristieken” zou kunnen geven. En dat een politieke activiteit en soepelheid verraadt die de wereld tot voor kort eigenlijk niet gewend was van de reusachtige, gefigeerde Chinese Volksrepublliek. Onvatbaar als Pekingse noedels, en niet transparant.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content