Deborah Seymus

Samenwonen met een vluchteling: ‘Na enkele maanden vormden we een hecht team’

Deborah Seymus Freelancejournaliste

Deborah Seymus is freelancejournaliste en woont via het cohousingproject CURANT samen met de 22-jarige Afghaanse vluchteling Izat*. ‘Ik nam de zorgende functie op mij en veranderde van buddy in een soort van moederfiguur.’

Enkele maanden geleden maakte ik kennis met Izat. Izat ontvluchtte Afghanistan toen hij negentien jaar oud was. Daar woonde hij met zijn familie in Tagab, een dorp in het noordoosten van Afghanistan, waar de taliban sinds 1995 de plak zwaait. Izat spreekt Pasjtoe, een van de twee voertalen in Afghanistan. Omdat er sinds 2001 oorlog heerst en Tagab gelegen is tussen enerzijds de milities van de taliban en anderzijds de regeringssoldaten, ligt het dorp constant onder vuur. Naar school gaan was voor hem geen optie. Scholen bestaan er al een tijdje niet meer en gerekruteerd worden door de taliban betekent zoveel als zijn eigen doodvonnis tekenen. Daarom kwam hij naar hier.

Samenwonen met een vluchteling: ‘Na enkele maanden vormden we een hecht team’

Project Curant loopt bijna op zijn einde. Eind oktober verhuizen de laatste duo’s en zit het samenhuisproject er na drie jaar op.

Van 1 november 2016 tot 31 oktober 2019 kregen 81 nieuwkomers en 77 buddies de kans om zichzelf en andere culturen van dichtbij te leren kennen. 37 duo’s verbleven in een appartement met twee of vier slaapkamers, zes duo’s studeerden samen in een studentenpand, 16 duo’s kregen een plaats toegewezen in het gloednieuwe complex ‘BREM 16′ en 4 gematchte duo’s trokken in woningen die al eigendom waren van de stad Antwerpen. De bedoeling van het project was om huisvesting, onderwijs en een sociaal vangnet aan te bieden aan nieuwkomers die een erkend vluchtelingenstatuut hadden of recht hadden op subsidiaire bescherming.

Voor ik aan het project begon, stelde ik mezelf de vraag of ik wel geschikt was om in dit project te stappen. Ik had net mijn eerste gesprek achter de rug met de medewerkers van Vormingplus, die de selectiegesprekken van de buddies voor hun rekening namen. Tijdens dat gesprek werd er geïnformeerd naar mijn persoonlijkheid, wensen, seksualiteit, hobby’s en werksituatie. Op het einde van het gesprek kreeg ik te horen dat ik een prima kandidaat voor het programma zou zijn. De twee medewerkers stelden voor dat ik er nog even over zou nadenken en hen zou bellen zodra ik de knoop had doorgehakt.

Terwijl ik naar het station liep om de trein naar Amsterdam, mijn toenmalige woonplaats, te nemen botste ik op de ene na de andere vraag. Wat wil ik bereiken met het project? Sta ik wel écht open om met iemand van een andere cultuur samen te wonen? Wil ik aantonen dat Vlamingen wél tof zijn? Hoe kan ik ervoor zorgen dat hij zelfredzaam wordt? Ik merkte de terugkeer van één woord in al die vragen: ‘ik’.

Door mezelf die vragen te stellen besefte ik dat ik met een open blik en zonder verwachtingen in het project moest stappen. Mijn nieuwkomer zou het tempo gaan bepalen. Het draaide niet alleen om mijn verwachtingen, maar vooral om de zijne.

Het eerste contact verliep moeizaam. Izat vertrouwde mij (natuurlijk) niet meteen. Toch kwam hij na een aantal maanden steeds vaker zijn slaapkamer uit en raakten we regelmatig aan de praat. Zijn Nederlands evolueerde bewonderenswaardig snel aangezien hij fulltime naar de Nederlandse les ging en daarnaast de taal ook in het dagelijkse leven gebruikte.

Jammer genoeg was Izat rond die periode ook erg ziek. Hij leed aan tuberculose, een ziekte die redelijk laat bij hem werd vastgesteld en daardoor moeilijk te genezen bleek. Izat kampte vaak met buikpijn en at bepaalde periodes slechter waardoor ik me vaak zorgen maakte. Naar mijn mening werd zijn situatie ook niet goed genoeg opgevolgd door het OCMW en was er te weinig begeleiding. Dat lag niet aan de OCMW-medewerker zelf, maar wel aan het beleid dat veel te weinig tijd toelaat per cliënt.

Daarom nam ik steeds vaker het heft in eigen handen, van een doktersafspraak regelen en Izat leren bankoverschrijvingen te doen, tot hem helpen met zijn medicatie en gezonde voeding. Ik nam een zorgende functie op mij en transformeerde van buddy tot een soort moederfiguur. Ik en Izat voelden ons daar prima bij, het voelde alsof we voor het eerst een team vormden, weliswaar tégen het OCMW.

We hadden steeds vaker gesprekken die dieper gingen dan ooit en vaak uren duurden. Tijdens die gesprekken vertelde hij ook dingen die hij had meegemaakt in Afghanistan en tijdens zijn vlucht. Het vredevol hoeden van dieren overdag stond in schril contrast met het dicht tegen zijn broertjes en zusjes aankruipen wanneer de bommen ’s nachts vielen. Zijn verhalen – over doodgeschoten vrienden en kennissen of mensen die gevangen werden genomen door IS – deden ons aanvankelijk erg veel, maar alles went.

Ik merkte dat Izat dagelijks een interne strijd voerde omdat hij nu een leven in België aan het opbouwen was en zich emotioneel steeds minder betrokken voelde bij alle horror die er in Afghanistan plaatsvond. Dit zorgde voor verwarring en daarenboven kon hij het ook nog eens goed vinden met een vrouw die geen familie of partner was. Izat begon zich opnieuw meer in zijn slaapkamer op te sluiten, nodigde vaker mannelijke vrienden uit en bleef steeds vaker weg van huis. Hij viel terug op de islam, de religie die een belangrijke rol speelde in zijn opvoeding.

Bij het aanbreken van de ramadan, de vastenmaand, liet hij me weten dat hij die maand minder vaak naar huis zou komen. Naar de moskee gaan, bidden, vasten, naar school gaan, werken en ’s nachts eten zou zoveel tijd in beslag nemen dat hij het makkelijker vond die met vrienden door te brengen. Althans, dat was wat hij me vertelde…

Achteraf bleek dat hij niet naar huis kwam omdat hij, zo zei hij me, ’tijdens de ramadan niet in contact mocht zijn met een vrouw van Allah’. Ik probeerde online te weten te komen waarom de Koran dat voorschreef, maar kon geen duidelijk antwoord vinden op mijn vraag. Wel las ik dat een moslim geen onkuise gedachten mag hebben tijdens de ramadan. Ik besefte dat ik het me niet mocht aantrekken, maar ergens deed het wel pijn en maakte het me vooral boos. Ik kan namelijk nog steeds niet begrijpen waarom er binnen de islam altijd een nadruk gelegd wordt op de verschillen tussen man en vrouw. Hoe je het ook draait of keert, dat staat in schril contrast met ons denken.

Ik kan nog steeds niet begrijpen waarom er binnen de islam altijd een nadruk gelegd wordt op de verschillen tussen man en vrouw.

Een maand voor de ramadan had ik al besloten het project eerder stop te zetten vanwege een buitenkans met een nieuwe woonst. Ergens had ik gehoopt dat we de laatste twee maanden nog genoeg tijd hadden om onze band te herstellen. Binnen enkele weken verhuis ik en naar mijn gevoel heb ik gefaald in het project.

Natuurlijk stelt een eerlijke analyse dat niemand gefaald heeft, maar dat de te grote religieuze en cultuurverschillen ervoor gezorgd hebben dat samenwonen op lange termijn niet haalbaar was. Dat bleek ook toen onze OCMW-medewerker hem uitlegde dat ik zou verhuizen en hem de vraag stelde of hij nog opnieuw met een Vlaamse vrouw zou samenwonen. Een schamperende ‘nee’ volgde. Dat ene woordje raakte me recht in mijn hart, al weet ik dat hij het niet slecht bedoelde en zich vooral sterk hield omdat hij het jammer vond dat ik zou vertrekken.

Wetende dat ik hem Vlaanderen heb leren kennen en dat we prachtige momenten hebben gedeeld, neem ik vrede met de situatie. Wie weet brengt de toekomst toch nog een mooie vriendschap.

Tijdens het schrijven van deze laatste column krijg ik een berichtje: ‘hey Deborah, voor jij verhuist ga ik nog eens koken voor jou’. Eind goed, al goed.

* Izat is niet zijn echte naam.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content