Roy Cohn, de peetvader van het post truth-tijdperk: ‘Ga altijd in de aanval en excuseer je nooit’

ROY COHN showt in zijn huis een foto van hem en Donald Trump (1984). © GETTY IMAGES

Net nu Donald Trump op en tégen Twitter nog driester tekeergaat dan iemand ooit voor mogelijk hield, herinnert een documentaire eraan wie de echte mentor was van de Amerikaanse president: zijn voormalige advocaat Roy Cohn. Portret van een meestermanipulator, closetnicht en communistenjager.

‘Hij was een gluiperd, een nieuw soort schurk.’ ‘Hij had geen scrupules. Het enige wat hem interesseerde, was winnen.’ ‘Zijn devies was: altijd in de aanval gaan, nooit excuses aanbieden en zelfs je nederlagen presenteren als overwinningen.’ Het zijn maar enkele van de vele getuigen à charge die in Matt Tyrnauers documentaire Where’s My Roy Cohn? hun ongezouten mening geven over de New Yorkse advocaat. En het straffe is: het gaat meestal om familieleden en ex-medewerkers. Aan mededogen, matigheid en respect voor de wet had de ambitieuze Roy Cohn dan ook geen boodschap. In de jaren vijftig maakte hij aan de zijde van de infame senator Joseph McCarthy genadeloos jacht op communisten en homo’s, om zich daarna als advocaat te ontpoppen tot een manipulatieve pitbull in maatpak. Hij liet zich rondrijden in een Rolls-Royce die mee was betaald door de maffiosi voor wie hij als consigliere optrad.

Hoe slechter de adjectieven, hoe beter voor mijn business’, zei Cohn toen Esquire Magazine hem een ‘meedogenloze meester van smerige trucs’ had genoemd.

Geen wonder dat Cohn, mee geholpen door zijn akelig bleekblauwe ogen en pokdalige maar charismatische kop, het zinnebeeld werd van ‘de advocaat van de duivel’, een imago dat hij overigens koesterde. ‘Hoe slechter de adjectieven, hoe beter voor mijn business’, hoor je hem met sardonisch genoegen antwoorden wanneer een journalist hem vraagt wat hij ervan vindt om op de cover van Esquire Magazine een ‘meedogenloze meester van smerige trucs’ genoemd te worden. Met die omschrijving kwam hij overigens nog goed weg. Cohns curriculum leest als een stoet van schimmige deals met dubieuze figuren, en bij uitbreiding als een masterclass in intimideren en manipuleren, bedriegen en liegen. Tot zijn laatste snik – hij overleed in augustus 1986 op 59-jarige leeftijd – bleef hij beweren dat hij kanker had, hoewel zijn schaarse vrienden en vele vijanden donders goed wisten dat hij als levenslange closethomo aan aids leed.

Het zijn schokkende feiten en cassante anekdotes die van Cohn een vette voetnoot in de naoorlogse geschiedenis van Amerika maken. Maar sinds 8 november 2016 is hij meer dan dat. Tussen 1976 en 1986 was Cohn ook de mentor van de jonge Donald J. Trump. Hij leerde de opkomende vastgoedmagnaat hoe zich te bekwamen in demagogie en manipulatie, lang voor Breitbartbrein Steve Bannon in the picture kwam. ‘Ik heb altijd plezier gehad in het uitdagen van de macht en het establishment’, zegt Cohn in de film tegen de interviewer van Esquire. ‘Ik wil eender welk gevecht aangaan met eender wie.’ Dat martiale credo hoor je doorklinken in de statements van zijn pupil, die het in november 2016 tot verbazing en horreur van velen tot president van de Verenigde Staten schopte. Daarmee promoveerde Cohn postuum van legendarische rechtbankbully tot pionier en peetvader van het huidige post truth-tijdperk.

Nergens in de documentaire wordt het expliciet gezegd, maar de titel is een quote die aan Trump wordt toegeschreven, nadat die in 2018 speciaal aanklager Robert Mueller achter zich aan had gekregen, en tot zijn wanhoop ook moest toezien hoe de conservatieve rechter Jeff Sessions werd gewraakt als procureur- generaal. ‘Where’s my Roy Cohn?‘ zou Trump volgens insiders van het Witte Huis toen uitgeroepen hebben, wat duidelijk maakt dat hij zijn voormalige goeroe nog lang niet vergeten was. Het is alsof Cohn vanuit zijn graf als laatste lachte, nadat Trump hem vlak voor zijn dood had gedumpt.

Elektrische stoel

Begin jaren vijftig werd Cohn, die nota bene uit een Democratisch nest kwam, een nationale beroemdheid toen hij als raadgever van de Republikeinse senator Joseph McCarthy een sleutelrol speelde in de heksenjacht op vermeende communisten. Hij vervolgde ook overheidsmensen die ervan verdacht werden homoseksueel te zijn, hoewel hij zelf gay was maar zijn leven lang in de kast bleef zitten – ondanks zijn decadente levenswandel vol jetsetfeestjes, hoogblonde vriendjes en knappe, mannelijke stagiairs die hij ontving in zijn privékantoor met een bed en spiegels aan het plafond.

Cohn was bij McCarthy, eveneens vrijgezel en closethomo, op de radar gekomen nadat hij er in 1953 als piepjonge openbaar aanklager in geslaagd was om het echtpaar Julius en Ethel Rosenberg te laten executeren op de elektrische stoel, wegens het lekken van nucleaire informatie aan de Sovjets. De zaak rook van mijlenver naar antisemitisme en bewijs dat Ethel iets met spionage te maken had, werd nooit aangedragen. Maar dat hield Cohn – zelf Joods, al werd hij daar niet graag aan herinnerd – niet tegen om het Koude Oorlogklimaat leep uit te buiten en aldus een eerste, moreel en juridisch hoogst dubieus succes te boeken.

Tegen zijn bewonderaar Roger Stone, de Republikeinse lobbyist die in 2016 mee Trumps campagneteam adviseerde en eind vorig jaar in het Mueller-onderzoek veroordeeld werd wegens obstructie van het gerecht, zou hij jaren later bekennen: ‘Als ik zelf de hendel had moeten overhalen, dan had ik dat meteen gedaan.’ Bovendien leerde de zaak-Rosenberg Cohn al op jonge leeftijd dat je de waarheid zo veel geweld kunt aandoen als je wilt, zolang je er voor de publieke opinie maar een portie patriottisme en een paar ‘God Bless America’s’ overheen kiepert.

Met zijn melange van losgeslagen achterdocht en door de staat gesponsorde intimidatie van burgers was het mccarthyisme een van de zwartste pagina’s uit Amerika’s naoorlogse geschiedenis, en Citizen Cohn doopte de pen gretig mee in de inkt. Als McCarthy’s favoriete raadsman fluisterde hij zijn baas in hoe hij verdachten in de hoek moest zetten, al dan niet binnen de marges van de wet. Maar Cohn was ook degene die hem ervan wist te overtuigen om in april 1954 de top van het Amerikaanse leger op de beklaagdenbank te zetten. Volgens Cohn was die geïnfiltreerd door communisten.

ROY COHN was 'kwaadaardig, gemeen, walgelijk en een bedreiging voor de democratie'.
ROY COHN was ‘kwaadaardig, gemeen, walgelijk en een bedreiging voor de democratie’.© GETTY IMAGES

De zogeheten Army-McCarthy Hearings werden live op tv uitgezonden. Maar wat wellicht ’s werelds eerste realitysoap was, draaide catastrofaal uit voor Cohn en McCarthy. Al gauw werd immers duidelijk dat de ware motivatie achter de hoorzittingen niet van ideologische of vaderlandslievende aard was. Waar het écht om ging, was het feit dat G. David Schine – McCarthy’s raadgever en Cohns ‘vriend’ met wie hij in Europa weleens vanuit knusse hotels op communisten ging jagen – geen voorkeursbehandeling had gekregen van Uncle Sam en alsnog als soldaat onder de wapens geroepen werd.

Achter de schermen had Cohn, die wellicht voor het eerst in zijn leven verliefd was, hemel en aarde bewogen om voor zijn atletische, blonde vriend een beter postje te forceren. McCarthy en Cohn werden voor de ogen van John en Jane Doe bespot als ‘nichten’ en ontmaskerd als de demagogen die ze altijd al waren. McCarthy zou de klap nooit te boven komen, en zoop zichzelf twee jaar later de kist in. Cohn daarentegen ging als advocaat aan de slag in New York, dat in een mum van tijd zijn speeltuin van geld, macht en corruptie werd.

Wonder boy

Cohn wist niet alle zaken te winnen, maar zelfs zijn tegenstanders moesten toegeven dat zijn talent als redenaar indrukwekkend was. Als hij niet won met urenlange, grotendeels geïmproviseerde betogen voor de balie, dan won hij wel met getouwtrek en gesjoemel in de coulissen. Niet voor niets was hij een wonder boy die op zijn 20e al zijn rechtendiploma had behaald aan Columbia University, hoewel je minstens 21 moest zijn om aan de balie te kunnen worden ingeschreven. Bovendien zag Cohn als geen ander het belang in van het uitbouwen van een netwerk. Zonder de minste scrupules sprak hij zijn contacten aan om rechters en getuigen onder druk te zetten, of om bevriende journalisten te voorzien van sappige verhalen waarmee ze hun roddelrubrieken konden vullen. Kwestie van de opinies al te masseren nog voor de toga’s werden aangetrokken.

Lang duurde het niet vooraleer Cohn, die zich als een vis in het water voelde in de glamourwereld van The Big Apple, beschikte over een uitgebreide portefeuille van maffiose klanten. Zo was hij jarenlang raadsman van de beruchte Gambino-clan, een van de vijf New Yorkse maffiafamilies. Hij hielp ‘The Dapper Don’ John Gotti wegkomen met slechts twee jaar effectief, hoewel die een rivaal had neergeschoten in een restaurant voor de ogen van meerdere getuigen. Het waren onwaarschijnlijke resultaten, die het geld bij bakken deden binnenstromen ten kantore Cohn. Dat vertaalde zich in een almaar flamboyanter publiek profiel, inclusief feestjes op zijn privéjacht of in de legendarische nachtclub Studio 54, waarvan hij juridisch raadgever was, tot de belastingdienst er in 1979 de stekker uittrok.

Tijdens zijn feestjes liet Cohn – immer zongebruind en plastisch bijgewerkt, ook al bleef hij dat laatste glashard ontkennen – zich graag spotten in het gezelschap van beroemdheden. Schrijver Norman Mailer, poparticoon Andy Warhol, 60 Minutes– verslaggever Mike Wallace, NBC-mediaster Barbara Walters, van wie hij overigens beweerde dat ze zijn verloofde was, hoewel zij daar zelf niet van op de hoogte was: allen waren ze vaste gasten, net als de jonge Donald Trump. Toen die midden jaren zeventig op de bühne verscheen en zijn vastgoedimperium wilde uitbouwen, zag hij in Cohn al snel een natuurlijke mentor en partner in crime. In hartje Manhattan liet hij de Trump Tower optrekken door Poolse immigranten die illegaal in de VS waren en niet of nauwelijks kregen betaald. Dat leidde tot een rechtszaak en een minnelijke schikking, maar – met dank aan Cohn – niet tot een veroordeling, laat staan excuses. Bovendien werd het megalomane project gegoten in beton, wat hoogst ongebruikelijk was voor wolkenkrabbers, maar wat op zijn beurt netjes geregeld was door Trumps fixer, die goede banden had met de New Yorkse maffia die de betonhandel bestierde.

Het complete gebrek aan mededogen en menselijkheid had Roy absoluut van zijn moeder.

Liegen, bedriegen, sjoemelen en sjacheren. In feite heeft Cohn nooit wat anders gedaan. Aanklachten wegens aandelenfraude, obstructie, meineed, omkoping en samenzwering: telkens wist hij ze op miraculeuze wijze te omzeilen. Tenminste: tot hij in 1986 dan toch van de balie werd geweerd, omdat hij jaren daarvoor tevergeefs had geprobeerd de erfenis op te strijken van een steenrijke klant die terminaal ziek was. Cohn had zich daarbij verkleed – geen grap! – als verpleger en deed de hoogbejaarde, comateuze entrepreneur een testament ondertekenen dat hij buiten diens medeweten om had opgesteld. Diens dochter rook echter onraad, sleepte Cohn voor de rechter en liet daarmee voor de donkere prins van de Amerikaanse jurisdictie dan toch het doek vallen.

Laatste avondmaal

Enkele weken na zijn royering wegens onethisch gedrag gaf Cohn, die toen ook zelf al zwaar ziek was, toch opnieuw een feestje, maar niemand kwam opdagen. Zelfs zijn protégé Trump niet, die onder zijn impuls inmiddels was uitgegroeid tot Amerika’s bekendste vastgoedtycoon én tot een populaire tv-persoonlijkheid, met dank aan mediamagnaat Rupert Murdoch aan wie Cohn hem had voorgesteld. Het moet een pijnlijk en eenzaam laatste avondmaal zijn geweest. De enigen die na zijn val nog een beetje naar hem omkeken, waren zijn vrienden Nancy en Ronald Reagan – op dat moment president van de VS. In alle discretie probeerden ze een speciale behandeling tegen aids voor hun gevallen, bevriende adviseur te regelen, hoewel ze de ernst van de epidemie voor de camera, hun conservatieve electoraat en de Amerikaanse natie altijd zouden blijven minimaliseren.

Angels in America

De immorele intriges, de stuitende hypocrisie, de achterbakse trucs, het vuile geld en de vele vrienden uit de hoogste echelons van media en politiek: het doet Cohns leven lezen als een hollywoodiaans schurkenverhaal, en dus hoeft het niet te verbazen dat hij ook regelmatig opduikt in de popcultuur. Acteur Joe Pantoliamo incarneerde hem in de film Robert Kennedy and His Times (1988) en James Woods in de biopic Citizen Cohn (1992). Maar hij is ook het hoofdpersonage in Tony Kushners met de Pulitzerprijs bekroonde toneelstuk Angels in America, dat in 2003 ook een HBO-serie opleverde, met Al Pacino als de aan aids lijdende Cohn, die op zijn sterfbed wordt opgejaagd door de geest van Ethel Rosenberg.

Ook Cohns eigen Joodse familie moest weinig van hem hebben, een sentiment dat volledig wederzijds was. Zijn jongere neef Dave Marcus, die journalist is en hem al kende als kind, zei ooit tegen The New York Times: ‘Roy Cohn was kwaadaardig, gemeen, walgelijk en een bedreiging voor alles waar we als maatschappij om geven, te beginnen bij democratie. Maar hij was ook een uitermate boeiend karakter.’

Feit is dat hij als enig kind uit een upperclass-clan – zijn vader was hoge rechter – als een prins werd opgevoed door zijn moeder Dora Marcus, die zijn homoseksualiteit nooit onder ogen wilde zien. Ze was volgens velen al even dwingend, obsessief en fysiek afstotelijk als haar enige zoon, die in haar ogen nooit iets fout kon doen. Nog een onwaarschijnlijke anekdote uit de Cohn-kroniek? Toen de dienstmeid van de familie tijdens Pesach plots dood werd aangetroffen in de keuken, besloot Dora haar lijk gewoon onder de dis te verstoppen aangezien het familiefeest voorrang had. ‘Het complete gebrek aan mededogen en menselijkheid had Roy absoluut van haar’, aldus Dave Marcus, die er als uk bij was tijdens dat morbide feest.

Uiteindelijk betaalde Cohn zowel professioneel als privé het gelag voor zijn losbandige en onethische, zeg maar gerust criminele gedrag. Dat kan vooralsnog niet worden gezegd van zijn meest notoire pupil Donald Trump, net als Cohn een non-conformistisch rijkeluiszoontje dat zich met een astronomisch zelfvertrouwen, een agressieve retoriek, halve waarheden, hele leugens en een weliswaar danig minder eloquent vocabulaire voorbij alles en iedereen wist te bluffen en te blaffen.

Vijf maanden voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen maakt Trump nog altijd een goede kans om voor een tweede ambtstermijn verkozen te worden. En dat ondanks het feit dat hij speciaal aanklager Robert Mueller achter zich aan kreeg, de Democraten hem poogden te impeachen, verschillende vrouwen hem beschuldigden van seksueel misbruik, de belastingdienst nog steeds op zijn aangifte zit te wachten, om van de talloze anderen die hij dupeerde, schoffeerde of intimideerde nog te zwijgen. Altijd in de aanval gaan, nooit excuses aanbieden en zelfs je nederlagen presenteren als overwinningen: meester Cohn zou trots zijn op The Donald.

Where’s My Roy Cohn? Is te zien op Play More.

Roy Cohn

– 1927: geboren in New York

– 1946: diploma in de rechten aan Columbia Law School

– 1953: wordt hoofdraadgever van senator Joseph McCarthy

– 1954: gaat aan de slag als advocaat in New York. Bekende klanten: maffiabazen Tony Salerno, Carmine Gambino en John Gotti, zakentycoons Aristoteles Onassis, Rupert Murdoch en Donald Trump

– Was adviseur van de Republikeinse presidenten Richard Nixon en Ronald Reagan.

– 1984: wordt gediagnosticeerd met aids, hoewel hij tot aan zijn dood in 1986 blijft volhouden dat hij kanker heeft

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content