Joris Leverink

Repressie in Turkije: van leraar naar verdachte in hongerstaking

Joris Leverink Freelancejournalist

Sinds de couppoging in Turkije zijn duizenden mensen hun baan kwijt geraakt wegens vermeende banden met de beweging van Fethullah Gülen. Semih Özakca is een van hen. Hij wou gewoon les geven, maar is nu al meer dan twee maanden in hongerstaking.

Het verhaal van Semih Özakca leest als het script van een typische arthouse film. Een jonge leraar uit het westen van Turkije wordt aangesteld als docent in een klein bergdorpje in het oosten van het land. De hele school wordt samengepakt in een enkel lokaal. Leerlingen van alle leeftijden zitten naast elkaar op de houten bankjes, terwijl buiten het extreme winterweer het leven haast onmogelijk maakt – ‘hondendoder’, zo noemen de dorpelingen de ijzige kou die het dorp in z’n greep heeft.

De kamer die Semih toegewezen krijgt is onbetamelijk smerig, maar gelukkig krijgt hij van een sympathieke buur een grote deken te leen. In z’n kamer krijgt hij slechts met grote moeite de kachel aan de praat, hij is immers een stadsjongen en het dorpsleven is hem vreemd. Toch geeft Semih niet op, want hij herinnert zich de moeite die het hem en zijn familie heeft gekost om zover te komen.

‘Mijn familie heeft veel opgeofferd zodat ik mijn opleiding kon afronden,’ schrijft hij. ‘Hun enige doel was om voor mij een goede toekomst te verzekeren.’

In de loop der maanden bouwt Semih een nauwe band op met zijn leerlingen, zijn ‘oogappels’. Hij leert hen Turks en luistert naar hun dromen voor de toekomst. Als schooljaar het ten einde loopt, dient Semih een verzoek in om overgeplaatst te worden naar de Mardin-provincie in het zuidoosten van het land, waar zijn vrouw – eveneens een lerares – werkzaam is. En dan slaat op 15 juli het noodlot toe.

‘We zijn niet bang van een beetje honger’

In de nasleep van de mislukte couppoging verliest Semih zijn baan. Hij wordt ervan beschuldigd lid te zijn van een terroristische organisatie, een standaardformulering die inmiddels tienduizenden mensen hun baan gekost heeft. Semih besluit zich te verzetten. Maar met het rechtssysteem onverdeeld op handen van de regerende AKP ziet hij geen andere keuze dan zijn eigen lichaam in de strijd te gooien. Letterlijk.

Inmiddels heeft Semih al bijna zeventig dagen niet gegeten.

Samen met de bevriende academicus Nuriye Gülmen is Semih sinds 9 maart in hongerstaking. Zeven dagen per week, 24 uur per dag houden zij samen met vrienden en supporters wake voor het Monument van de Rechten voor de Mens in Ankara met slechts één enkele eis: ‘wij willen onze banen terug.’

Hun protest begon op 9 november, de eerste dag dat zij zich voor het monument in de hoofdstad verzamelden om tegen hun ontslag te protesteren. Sindsdien zijn ze al 27 maal door de politie aangevallen, gearresteerd en gemarteld, zo stellen Semi en Nuriye in een verklaring. Maar tot dusver hebben de Turkse autoriteiten het verzet van de twee hongerstakers en hun vrienden, collega’s en sympathisanten nog niet kunnen breken. Iedere dag verzamelen zij zich opnieuw voor het monument en weigeren ze toe te geven aan de druk en de dreigementen om hun protest te beëindigen.

‘We zijn niet bang van een beetje honger,’ schrijft Nuriye in haar persoonlijke verklaring. ‘We zullen onze honger dragen als een mantel ter bescherming van onze eer. We geven ons niet over. We geven niet op. We zullen nooit jullie onrechtvaardigheid gehoorzamen. Jullie zullen ons zien. Jullie zullen ons horen. We zullen jullie ertoe dwingen onze banen terug te geven.’

Leraren en academici in Turkije knokken van de bergdorpjes in het oosten tot de straten van de hoofdstad, van het klaslokaal tot de rechtszaal voor het eenvoudige recht hun leerlingen en studenten les te kunnen geven. In de woorden van Semih: ‘We ambiëren niet om helden te zijn. Ze kunnen ons terroristen noemen, maar deze strijd zullen we nooit opgeven.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content