Dirk Rochtus

Politiek en media: een moeilijke relatie

Dirk Rochtus Doceert Internationale Politiek en Duitse Geschiedenis aan KU Leuven/Campus Antwerpen.

Het knetterde op de Duitse televisie. De voorzitter van de sociaaldemocratische partij kon de kritische vragen van een ZDF-journaliste niet smaken. Maar die vragen moesten nu eenmaal gesteld worden.

Het knetterde op de Duitse televisie. De voorzitter van de SPD, de sociaaldemocratische partij, kon de kritische vragen van de ZDF-journaliste niet smaken. Maar die vragen moesten nu eenmaal gesteld worden.

De tenoren van de Duitse christendemocratie (CDU/CSU) en sociaaldemocratie (SPD) sloten op woensdag 27 november een verdrag dat de basis vormt voor hun Grote Coalitie. Maar omdat er in de SPD nogal wat angst leeft voor zo’n GroKo (van Große Koalition) – angst dat de christendemocratische kanselier Angela Merkel de SPD weer zou oppeuzelen zoals tussen 2005 en 2009 – besloot de partijtop van de sociaaldemocraten de tekst van het coalitieverdrag voor te leggen aan de 470.000 partijleden. Als de partijbasis hem afwijst, komt de GroKo niet eens uit de startblokken. Dan zoekt Merkel de Groenen op of komen er nieuwe verkiezingen; de SPD zelf zou dan in een diepe crisis storten. Er staat dus heel wat spel, en de zenuwen staan dan ook gespannen bij de partijleiding van de SPD. Dat was te merken aan de manier waarop Sigmar Gabriel, de voorzitter van de SPD, reageerde op de vragen van Marietta Slomka, de topjournaliste van het nieuwsmagazine ‘heute journal’ van het Zweites Deutsches Fernsehen (ZDF) van de Duitse openbare televisieomroep.

Mandaat

Slomka had zich geïnformeerd over wat Christoph Degenhart, de befaamde professor staatsrecht van de universiteit Leipzig, zoal te zeggen had over de ‘Mitgliederbefragung’, het referendum of de vraag van de SPD aan haar partijleden om te stemmen over het coalitieverdrag. Degenhart keek naar artikel 38 van het Grundgesetz, de Duitse grondwet, dat het volgende bepaalt: ‘De volksvertegenwoordigers zijn niet gebonden door opdrachten en richtlijnen’. De parlementairen beschikken over een ‘vrij mandaat’, wat inhoudt dat de staatsrechtelijke bevoegdheden van een volksvertegenwoordiger aan hem of haar persoonlijk en niet aan zijn of haar fractie of partij of een ander zijn toegekend. Volgens Degenhart bevat het referendum onder de partijleden echter ‘elementen van een imperatief mandaat’, waarbij de partijleden hier als het ware een mandaat geven om het coalitieverdrag goed te keuren.

Degenhart geeft zelf toe dat het resultaat van het referendum formeel niet bindend is voor de parlementairen. Bovendien zijn het niet de parlementairen, maar is het de top van de partij die van de partijleden een mandaat krijgt om ervoor te zorgen dat er een meerderheid voor de goedkeuring van het coalitieverdrag tot stand komt. Niettemin heeft Degenhart een punt als hij zegt dat de stemming onder de partijleden in de buurt komt van een handleiding voor de parlementairen hoe ze moeten handelen. Het lijkt inderdaad niet voorstelbaar dat de sociaaldemocratische volksvertegenwoordigers in deze kwestie een handelswijze aan de dag zouden leggen die in tegenspraak is met wat de partijbasis heeft beslist. Degenhart beklemtoont dat hij de procedure op zichzelf niet als ongrondwettelijk beschouwt, maar wel als iets wat niet strookt met de ‘bedoeling van de constitutie’.

Bars

Het was deze denkwijze van Degenhart die Slomka ertoe inspireerde om de vraag op te werpen of de leden van de SPD dan niet bovenproportioneel geprivilegieerd tegenover de rest van de bevolking zouden zijn, dat ze als het ware een ‘extra stem’ zouden hebben om over het lot van de natie te beslissen. Daarop begon een welles-nietes spelletje over wat democratie is, ook binnen de partij, waarbij Gabriel tenslotte de hele discussie als ‘Quatsch‘ (flauwekul) afdeed en zelfs suggereerde dat Slomka het op de SPD gemunt had (en zodoende dus haar neutraliteit in twijfel trok).

De bitse woordenwisseling tijdens de nieuwsuitzending deed heel wat stof opwaaien in Duitsland over de vraag hoe politiek en media met elkaar omgaan. Gabriel verdedigde zijn barse optreden daarmee dat hij erover verbaasd was dat iemand van de openbare zender ‘zo weinig over de grondwet weet’. Maar in feite is dat het punt niet. Als zelfs een grondwetspecialist vraagtekens plaatst bij de procedure van de SPD, waarom zou een journaliste dan niet het recht hebben deze vragen voor te leggen aan een toppoliticus die over de vorming van de nieuwe regering gaat? Zeker nu een GroKo 80% van de zetels in het parlement bekleedt, de oppositie tot een schamele 20% is teruggebracht, voerde Slomka ter verdediging van haar kritische vraagstelling aan hoe belangrijk het is dat ‘critici, afwijkende meningen en minderheidsposities tenminste via de media nog gehoor vinden’.

Advocaat van de duivel

Achteraf sprong zelfs Gabriel de kritische journaliste bij door te stellen dat beide in een geest van ‘verstärkte Höflichkeit‘ (versterkte beleefdheid) hadden gesproken en dat ‘zo vrij als zij is in de manier van haar vragen, ik het ben in mijn antwoorden’.

Helemaal anders reageerde Horst Seehofer, de topman van de CSU, de Beierse christendemocraten, die meende Gabriel te moeten verdedigen door zich in een brief aan Thomas Bellut, de intendant van het ZDF, te beklagen over de ‘absurde vragen’ die tijdens het interview waren gesteld. Bellut liet er echter geen twijfel over bestaan dat Slomka een ‘uitstekende journaliste en uithangbord van het ZDF is.’

Zo ging het steekspel een tijdje door. Eén les valt er alvast uit te trekken: tot de democratie moet ook de mogelijkheid behoren om op een beschaafde manier de ‘advocaat van de duivel’ te spelen, zoals Slomka deed.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content