Opgroeien na 9/11: ‘Plots werd ik in mijn eigen straat de pas afgesneden door een zwart politiebusje en gefouilleerd’

Lotfi El Hamidi: ‘Wij wisten donders goed dat de Nederlandse cultuur veel vrijer was dan de onze.’ © LINELLE DEUNK

In Generatie 9/11 getuigt Lotfi El Hamidi over de zoektocht van zijn generatie na de aanslagen van 11 september 2001. ‘Blanke Nederlanders wonen óók in een parallelle samenleving.’

Hij denkt niet dat zijn ouders zijn boek zullen lezen. Ze spreken wel degelijk Nederlands, benadrukt hij. ‘Ze kunnen probleemloos krantenberichtjes, Teletekst of brieven van de gemeente lezen. Maar een boek lezen met veel abstracte woorden zal waarschijnlijk niet lukken. Het is de tragiek van de meeste migranten: het is moeilijk om je de taal eigen te maken waarin je niet droomt.’

Wandel met Lotfi El Hamidi door een lukrake straat in Rotterdam en de kans is groot dat hij u terstond onderhoudt over de rol die die plek in de kleurrijke geschiedenis van de stad heeft gespeeld. Als kind las hij zowat alles wat er in de plaatselijke bibliotheek over zijn geboortestad te vinden was. Het zou hem finaal inspireren om geschiedenis te studeren, journalist te worden en een boek te schrijven over de stad waarin hij opgroeide. In Generatie 9/11 vertelt El Hamidi hoe in de nasleep van de aanslagen van 11 september 2001 in de VS het leven fundamenteel veranderde voor Nederlandse Marokkanen, en bij uitbreiding voor zowat de hele moslimgemeenschap in West-Europa.

Rotterdam heeft de – overigens volledig terechte – reputatie de lelijkste stad van Nederland te zijn. ‘En toch is het veruit de interessantste’, betoogt El Hamidi. ‘In de Tweede Wereldoorlog is Rotterdam haast volledig platgebombardeerd. Bij de wederopbouw werden op enorme schaal gastarbeiders ingezet, eerst uit Zuid-Europa, vervolgens uit Marokko en Turkije. Migratie heeft deze stad vormgegeven. Rotterdam is in het algemeen heftiger dan andere Nederlandse steden. De armoede was hier altijd schrijnender, de woonomstandigheden waren armoediger, de stakingen gewelddadiger. Het is de enige plek in Nederland waar ooit rassenrellen hebben plaatsgevonden, toen autochtone Nederlanders in 1972 op de vuist gingen met Turkse gastarbeiders in de Afrikaanderwijk. Daar is het migratiedebat eigenlijk begonnen. Het was de eerste manifestatie van het idee dat Nederland straks Nederland niet meer zou zijn.’

Veel moslims geloven niet dat Arabieren geraffineerd genoeg zijn om een uitgekiend plan als 9/11 te bedenken en uit te voeren.

U groeide op in Delfshaven, een van de ruigste buurten van Rotterdam. Hoe was dat?

Lotfi El Hamidi: Achteraf bekeken was dat best wel heftig. In de jaren tachtig ging Rotterdam erg achteruit. De industrie trok weg. Door de gezinshereniging kreeg je een enorme onderklasse die slecht gehuisvest was. De blanke Rotterdammers die het konden betalen, verhuisden naar de buitenwijken. Als je in de jaren negentig in het Centraal Station aankwam, zat je meteen te midden van de daklozen en de drugsverslaafden. Je zag bijna alleen mannen op straat. Vanaf het eind van de jaren tachtig had je een heroïne-epidemie, waardoor je overal op straat injectienaalden vond. In de wijk waar ik woonde, liepen voortdurend verwarde mensen en prostituees rond.

Hoe keek u daarnaar als kind?

El Hamidi: We vonden dat de gewoonste zaak van de wereld. Je denkt dat het leven er nu eenmaal zo uitziet: een beetje armoedig, morsig, luidruchtig. Soms kijk ik er zelfs met lichte nostalgie op terug. Er gebeurde altijd wel wat als je voortdurend op straat leefde.

U hebt uw boek opgedragen aan alle medeleerlingen die ooit Turks Fruit zijn beginnen te lezen, omdat ze dachten dat het over Turken ging.

El Hamidi: Dat is echt een collectieve ervaring voor migrantenkinderen. Als je in het middelbaar onderwijs een lectuurlijst in je handen krijgt gestopt, is er doorgaans geen enkel boek dat je aanspreekt. Maar plots zie je tussen al die titels Turks Fruit van Jan Wolkers staan, en denken veel jonge Turken of Marokkanen: eindelijk een boek dat over ons gaat! Ik heb de fout zelf ook gemaakt. (schatert) Het was al na enkele bladzijden duidelijk dat het waarschijnlijk niet over Turken zou gaan.

Beïnvloedt zo’n boek waarin er duchtig op los wordt geleefd uw beeld van wat Nederlandse cultuur is?

El Hamidi: Oh nee! Wij wisten donders goed dat de Nederlandse cultuur veel vrijer was dan de onze. Wij beseften bijvoorbeeld perfect dat Nederlanders vrijer waren om met meisjes te slapen en een losbandig leven te leiden.

Was die vrijheid dan niet aanlokkelijk?

El Hamidi: Absoluut. Je snapt dat het leven voor jongemannen natuurlijk een stuk leuker is als je een beetje je gang kunt gaan. Het is de typische verscheurdheid die eerste- en tweedegeneratiemigranten ervaren. Je komt uit een wereld vol geschreven en ongeschreven wetten. Je kunt perfect uitgaan, alcohol drinken en met meisjes omgaan, maar alleen als je het stiekem doet. Natuurlijk wil je dat allemaal wel, maar tegelijk is er een stem die je tegenhoudt: het hoort niet, je verloochent jezelf. Migranten die zich ergens vestigen, zijn altijd bang om iets te verliezen. Ze proberen iets van hun geboorteland in zich te bewaren door zich vast te klampen aan tradities.

Bestaat dat stemmetje in uw hoofd nog?

El Hamidi:(denkt na) Nee. Ik heb het idee dat wie ik nu ben redelijk goed aansluit bij wie ik wil zijn. Ik besef dat ik nooit een volwaardige Nederlander zal zijn. Dat klinkt dramatischer dan hoe ik het bedoel. Maar het is wel zo dat veel mensen op straat mij altijd zullen bekijken alsof ik net uit het asielcentrum kom. Op dezelfde manier word ik in Marokko altijd als een westerling beschouwd. Ik heb me ermee verzoend dat ik me nooit ergens helemaal thuis zal voelen. Een van de voordelen van een buitenstaander zijn, is dat het me de mogelijkheid geeft om te observeren. Migranten kennen de Nederlandse cultuur gewoon veel beter dan de Nederlanders zelf.

New York, 11 september 2001 ‘Mijn ouders zagen die aanslagen en snapten meteen dat wij de klos waren.’
New York, 11 september 2001 ‘Mijn ouders zagen die aanslagen en snapten meteen dat wij de klos waren.’ © LINELLE DEUNK

Hoe zou u de Nederlandse cultuur omschrijven?

El Hamidi: (grinnikt) Nu dreig ik natuurlijk zelf zeer generaliserende uitspraken te doen. Het eerste wat opvalt, is die zelfgenoegzaamheid. Die volharding om geen mondkapjes te dragen tijdens de pandemie, terwijl dat overal ter wereld doodnormaal was! Nederlanders denken echt dat de rest van de wereld gek is, en niet wijzelf. Ik vind Nederland een in zichzelf gekeerde natie, die eigenlijk behoorlijk gesegregeerd is. Tegenwoordig hebben politici het om de haverklap over ‘de parallelle samenleving’. Daarmee bedoelen ze natuurlijk dat het een probleem is dat al die Turken en Marokkanen bij elkaar wonen en onder elkaar trouwen. De grap is natuurlijk dat al die blanke Nederlanders volgens die logica óók in een parallelle samenleving wonen. Ik heb nog lesgegeven in Bergschenhoek, een blanke wijk vanwaar je in vijftien minuten in het stadscentrum staat. De leerlingen daar vonden dat Rotterdam voor hen ‘niet als Nederland’ aanvoelde. Dat is toch enorm raar? De manier waarop zij leven, is evenmin representatief voor hoe Nederland er vandaag uitziet.

Was de technische term ‘kutmarokkaan’ op u van toepassing tijdens uw jeugd?

El Hamidi: Als tiener? Heel zeker. Ik was een rotjochie. Ik ben nooit ver over de schreef gegaan, maar ik heb bepaalde leerkrachten wel echt het leven zuur gemaakt. Ik ben opgegroeid in een soort van enclave. Op mijn basisschool had je bijna geen autochtone Nederlandse leerlingen. Het was een enorm hechte gemeenschap, waarin je altijd de drang voelde om de groep te verdedigen. Ik besefte wel dat bepaalde buurtjongens dingen deden die niet door de beugel konden, maar toch verdedigde ik hen. Het waren misschien schoffies, maar dan toch onze schoffies.

Uw voormalige geschiedenisleerkracht was een van de oprichters van Leefbaar Rotterdam, de partij waarmee Pim Fortuyn in maart 2002 de gemeenteraadsverkiezingen zou winnen.

El Hamidi: Ik heb hem slechts een paar keer als invaldocent gehad, maar ik denk wel dat wij Marokkaanse jongeren daar een rol in hebben gespeeld. Wij waren enorm opstandig en brutaal. Sommige leerkrachten wisten daar echt geen raad mee. Mijn maatschappijleerkracht was een geitenwollensokker, een typische GroenLinks-kiezer. En toch verkondigde die man na de gemeenteraadsverkiezingen dat hij op Fortuyn had gestemd, en dat hij zich er niet voor schaamde. Achteraf denk ik dat hij het vooral voor zichzelf wilde goedpraten.

Hoe keek u op die leeftijd naar het fenomeen Pim Fortuyn?

El Hamidi: Ik zag hem uiteraard als een bedreiging. Deze man beledigde de religie van mijn ouders. Ik zag hem als een soort Nederlandse versie van Jean-Marie Le Pen, die in Frankrijk al jaren succes had met het Front National. Ik vond dat wij geviseerd werden, zelfs als ik achteraf besef dat Pim Fortuyn op bepaalde punten gewoon gelijk had. Hij had gelijk dat homoseksuelen in bepaalde wijken niet over straat kunnen. Er was in die tijd een probleem met overvallen en winkeldiefstallen. Er was geen enkel politicus die dat durfde te benoemen, maar de daders waren toen bijna uitsluitend Marokkaanse jongens. Ik heb meermaals gezien dat jongens uit de wijk naar het stadscentrum gingen, en enkele uren later terugkwamen met allerlei gestolen merkkledij.

Je kunt onze reactie op Pim Fortuyn en de aanslagen van 11 september niet begrijpen zonder de tweede Palestijnse intifada. Die tweede opstand werd binnen de Marokkaanse gemeenschap totaal anders beleefd dan in de rest van Nederland. Het conflict kwam alleen op televisie als er weer een zelfmoordcommando een bus opblies. Er was nauwelijks aandacht voor het lot van de Palestijnen. Maar Marokkaanse Nederlanders kregen al die beelden zonder enige filter te zien via de satellietzender, en wij identificeerden ons enorm met de Palestijnse zaak. Die Palestijnen leken op ons, namen het op tegen een bezettingsmacht van geüniformeerde soldaten en agenten. We begrepen niet dat Nederlanders daar totáál niet mee bezig waren.

Hoe keek u naar de Palestijnse zelfmoordaanvallen?

El Hamidi: Die praatte ik goed. De Palestijnen doen dit alleen omdat ze zo wanhopig zijn: dat idee.

Wat herkende u in die Palestijnse intifada?

El Hamidi: Toen Fortuyn opkwam, waren wij ervan overtuigd dat die intifada ook naar hier kwam. Straks zijn wij aan de beurt, en probeert blank Nederland ons te isoleren en het leven zuur te maken. Toen Leefbaar Nederland aan de macht kwam, gebeurde dat in zekere zin ook. Mijn wijk werd plots aangewezen als ‘risicogebied’. Ik werd in mijn eigen straat de pas afgesneden door een zwart politiebusje en gefouilleerd. Als zestienjarige denk je echt dat dat voortaan je leven is. Het erge is dat je je daaraan aanpast. Het versterkte ons minderwaardigheidscomplex. Ik werd daar heel recalcitrant van.

© LINELLE DEUNK

Wat dacht u toen de aanslagen van 11 september plaatsvonden?

El Hamidi: Mijn eerste gedachte was: nu zijn die Palestijnen echt te ver gegaan.

Hoe keek u naar een figuur als Osama Bin Laden?

El Hamidi: Wij hadden een zekere sympathie voor hem. We herkenden ons in hem: elke Marokkaan heeft wel een oom die fysiek een beetje op Bin Laden kijkt. Je moet ook beseffen dat dit allemaal gebeurde in het pre-internettijdperk. Op café verstomden de gesprekken toen Al Jazeera zijn speeches uitzond. Dan werd het muisstil, en werd met ontzag naar hem geluisterd. Bin Laden was retorisch enorm sterk, wat je natuurlijk enkel merkt als je Arabisch verstaat. Er was een brede sympathie voor die man, ook al waren wij zeker geen fundamentalisten.

Over de aanslagen van 11 september circuleren in de moslimgemeenschap de wildste samenzweringstheorieën. Was dat toen al zo?

El Hamidi: Grappig genoeg twijfelde niemand er aanvankelijk aan dat Osama Bin Laden die aanslag had gepland. Maar na drie maanden begon het plots te keren, en geloofde niemand meer dat het Arabieren waren die de Twin Towers hadden neergehaald.

Hoe verklaart u die omslag?

El Hamidi: Ik denk dat het een soort geïnternaliseerd racisme is. Veel moslims geloven niet dat Arabieren geraffineerd genoeg zijn om een uitgekiend plan als 9/11 te bedenken en uit te voeren. Dat moet wel de Mossad zijn geweest, of de CIA. Of beide!

Bestaan die theorieën nog?

El Hamidi: Nou en of. Veel moslims geloven liever niet dat moslims tot zoiets in staat zouden zijn. Ik heb dat altijd een vreemde gedachte gevonden, want in de rest van de wereld waren moslimfundamentalisten maar wát bereid om aanslagen te plegen. De CIA-theorie werd nadien sterker omdat veel moslims een lijn zagen. Na 9/11 is Amerika eerst Afghanistan en dan Irak binnengevallen: dan moest 9/11 ook wel een complot geweest zijn.

Uw ouders snapten al heel snel wat die aanslagen betekenden. Mag ik dat verwonderlijk vinden?

El Hamidi: Zij zagen die aanslagen, en snapten meteen dat wij de klos waren. Ze beseften dat dit het anti-islamsentiment sterk zou aanjagen. Ik denk dat het ermee te maken heeft dat ze eerstegeneratiemigranten zijn. Als eerstegeneratiemigrant heb je het idee dat alles tijdelijk is. De koffer waarmee je gekomen bent, is de koffer waarmee je ook vertrekt. En dus drukten ze me op het hart dat we op school niet over politiek mochten praten.

U hebt die goede raad niet echt ter harte genomen.

El Hamidi:(grinnikt) O nee. Wij vonden dat Osama Bin Laden een punt had, en lieten dat maar wat graag weten aan onze leerkrachten.

Als u dat nu zou doen, zou u waarschijnlijk van radicalisering beschuldigd worden.

El Hamidi: Dat verwijt hebben we eigenlijk nooit gekregen. Er werd bij ons vooral – heel Nederlands – doorgevraagd: waarom vind je dat? Wat bedoel je nou juist? Onze docenten hadden wel door dat wij gewoon jongens met een grote bek waren. Ze zagen ook wel dat wij geen Amerikanenhaters waren, want we dompelden ons onder in de Amerikaanse cultuur. Wij hebben nooit het idee gehad om iets op te blazen. Het was vooral frustratie. Een zoektocht naar identiteit, zeg maar.

Dyab Abou Jahjah begreep niet wat ons probleem was. Hij had als referentiekader Antwerpen en Brussel, waar het racisme véél brutaler was dan hier.

Een van uw absolute jeugdhelden is Dyab Abou Jahjah.

El Hamidi: Oh ja, wij keken enorm naar hem op. Hij was een rolmodel, een soort popster aan wie wij ons probeerden te spiegelen. Hij liet zien hoe je verbaal je mannetje kon staan. Ook in Nederland praatte hij iedereen onder tafel. We hadden in Nederland niemand met dat soort charisma. Grappig genoeg snapte hij ook niet wat wij in hem zagen. Toen hij uitgenodigd werd om in Nederland een afdeling van de Arabisch-Europese Liga op te richten, snapte hij niet waarom wij dat zo graag wilden. Zijn referentiekader was Antwerpen en Brussel, waar het racisme véél brutaler was dan hier. Onze achterstandswijken lagen er misschien niet kraaknet bij, maar het was niet te vergelijken met hoe het in België was. Hij vond de Nederlandse omgang met de moslimgemeenschap eigenlijk heel gemoedelijk. Hij snapte letterlijk niet wat ons probleem was.

Vindt u het vreemd dat Nederland, waar de emancipatie van minderheden toch sneller leek te gaan, nooit een dergelijke figuur heeft voortgebracht?

El Hamidi: Ik moet het jullie nageven: Belgische activisten zijn toch altijd wat echter en origineler dan Nederlanders. Onze versies van Dyab Abou Jahjah of Filip Dewinter kunnen nooit echt tippen aan het origineel. Wat zeker ook meespeelde in zijn succes, is het feit dat hij Libanees was. Abou Jahjah was nooit succesvol geweest als hij een Marokkaan was geweest.

Leg dat eens uit.

El Hamidi:(grijnst) Omdat Marokkanen onderling altijd een soort krabbenmand vormen. Dat komt nooit goed. Als Libanees was hij een soort buitenstaander, waardoor hij aan die onderlinge strijd ontsnapte. Het plaatje moet gewoon kloppen. Geert Wilders zou ook nooit succes hebben als hij een Amsterdammer was geweest.

Abou Jahjah lijkt de impact van discriminatie tegenwoordig enigszins af te zwakken. Hoe kijkt u nu naar hem?

El Hamidi: Voor mij is hij gestold in de tijd. Ik heb niet zoveel met die hele woke-discussie. Ik vermoed dat hij het gedeeltelijk doet omdat hij recalcitrant is. Hij vindt het verschrikkelijk als je hem gelijk geeft.

Het meest opmerkelijke aan het migratiedebat is dat het nauwelijks vooruit schijnt te gaan.

El Hamidi:(knikt) Het migratiedebat zit in een totale patstelling. Eigenlijk zeggen politici al twintig jaar hetzelfde. Onlangs hield Wopke Hoekstra, onze christendemocratische minister van Buitenlandse Zaken, een lezing waarin hij het voorbeeld gaf van een man met een baard die namens zijn vrouw praat, geen handen met vro-uwen wil schudden en gebrekkig Nederlands praatte. Dat beeld scheppen politici al twintig jaar.

Gelooft u dat Hoekstra die anekdote verzonnen heeft?

El Hamidi: Ik wil Hoekstra geen leugenaar noemen, maar eigenlijk geloof ik hem niet.

Lotfi El Hamidi, Generatie 9/11, Pluim, 120 blz., 22,99 euro.
Lotfi El Hamidi, Generatie 9/11, Pluim, 120 blz., 22,99 euro. © National

U kunt toch moeilijk ontkennen dat dergelijke types bestaan?

El Hamidi: Ik zeg niet dat zulke figuren niet bestaan, en ik zal altijd zeggen dat dergelijk gedrag onaangepast is. Mijn punt is vooral dat dit de énige figuren zijn die politici opvoeren. Al twintig jaar gaat het net over die ene stereotiepe migrant met een dikke snor die slecht Nederlands spreekt. Het is een vals beeld, omdat het een marginaal verschijnsel is. Twintig jaar geleden was er al het schrikbeeld dat hele wijken gerund zouden worden door dat soort patriarchale fundamentalisten. Maar ondertussen is het toch duidelijk dat dit niet bewaarheid is geworden? Er wonen al zestig jaar Turken en Marokkanen in Nederland. Het begint stilaan wel echt lang te duren voor we de boel overnemen.

U bent in uw boek vooral hard voor progressieve politici.

El Hamidi: Ik erger me er dood aan dat politici in het debat over multiculturaliteit voortdurend lijken te spreken over mensen die ze niet of nauwelijks kennen. Veel politici op links hebben een soort wensbeeld van hoe een migrant eruitziet dat totaal niet beantwoordt aan de realiteit. Wij horen al meer dan twaalf jaar van links tot rechts dat je alles kunt worden in Nederland, want Ahmed Aboutaleb is burgemeester van Rotterdam.

Is dat geen positieve gedachte?

El Hamidi: De redenering daarachter is dat jongeren die klagen over discriminatie hun best niet doen. Niet zeiken, want in dit land kun je burgemeester worden als je maar een beetje doorzet. Elke politicus die dat zegt, maakt voor mij duidelijk dat hij geen benul heeft voor welke uitdagingen Marokkaanse jongeren in dit land staan. Als je net voor de vijftigste keer een stageplek bent geweigerd, wil je echt niet horen dat Marokkanen hier gewoon burgemeester kunnen worden.

Hebt u de hoop dat dit debat ooit overgaat?

El Hamidi: Ik ben voorzichtig optimistisch. Tijdens de pandemie was het islamdebat plots verdwenen. Ook bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam werd er niet over gepraat. Ergens hoop ik dat we stilaan op een punt komen waarin Nederland aanvaardt dat de islam nu eenmaal deel uitmaakt van Nederland. En tegelijk denk ik dat we maar één aanslag verwijderd zijn van het moment dat het allemaal weer opnieuw begint.

Toen onlangs een aanslag op Salman Rushdie werd gepleegd, ging de islamkritiek wel weer snel liggen.

El Hamidi: Inderdaad, toen bleek dat hij het zou overleven, hield het debat vrijwel meteen op. Ironisch genoeg probeerde net ik als journalist om die affaire op te rakelen en helemaal uit te leggen. Ik heb de indruk dat mensen stilaan doorhebben dat het een klein, obscuur deel van de moslim-gemeenschap is. Twintig jaar geleden was er nog verwarring, ook voor ons. Vandaag is het duidelijk dat er nau-welijks sympathie bestaat voor die gekkies.

Lotfi El Hamidi
– 1986: geboren in Rotterdam

– 2011-2015: studeert maatschappijgeschiedenis aan de Erasmusuniversiteit Rotterdam

– Journalist bij De Groene Amsterdammer (2016-2017) en NRC Handelsblad (sinds 2017)

– Auteur van Generatie 9/11 (2022)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content