Rudi Rotthier

Kailash Satyarthi, 20 jaar voor hij de Nobelprijs won

Twintig jaar geleden organiseerde de co-winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede, Kailash Satyarthi, een mars tegen kinderarbeid. Dat was geen succes, het was in sommige opzichten een ramp. Maar hij heeft van zijn mislukkingen geleerd. Portret door Rudi Rotthier, die meeliep met de mars en sprak met de man die nu gevierd wordt, maar toen genegeerd.

De eerste kennismaking vond plaats in Mukti Ashram, zijn opvangcentrum voor bevrijde kinderen in Delhi.

Ik kende hem niet, maar veel mensen vonden dat ik hem, in de voorbereiding op een boek over kinderarbeid en slavernij in India, dringend moest leren kennen.

Kailash Satyarthi, toen veertig, was molliger en groter, volumineuzer dan de meeste activisten, hij was stipter. (dat overtollig gewicht is hij intussen meer dan kwijt, blijkens foto’s)

Ik wist niet goed wat te verwachten van een plaats waar bevrijde slaven werden opgevangen, in afwachting van een hereniging met hun familie, of in afwachting van opname in een school. Ik had wellicht eerder euforie verwacht, of opluchting, vrolijkheid in elk geval. Die was er niet, of toch niet heel opvallend.. De kinderen werden nogal streng bejegend, als in een kostschool. Van de andere kant: ze werden, voor zover ik zag, goed behandeld, ze waren zichtbaar goed gevoed, goed gekleed en in veiligheid – dat was meer dan ze ooit gehad hadden. Ze deden braaf hun verhaal, wellicht voor de zoveelste keer. Of de vertalers vertaalden het voor de zoveelste keer.

Ik werd uitgenodigd op de mars die Kailash organiseerde. Dat was geen privilege. Men was op zoek naar belangstellenden. Een jaar eerder had hij al een kortere mars georganiseerd, maar nu zou die mars door heel India gaan, van het zuidelijkste punt van het land, Kanyakumari, naar hoofdstad Delhi, 2700 kilometer als je erg je best doet, maar deze mars zou omwegen maken zodat het makkelijk veel meer kon worden, en een maand zou duren.

Ik maakte de eerste week mee, en dan het einde, in Delhi.

Wespennest

Die mars was in vele opzichten een nachtmerrie – de belangstelling onderweg viel tegen, de organisatie was zozo, de persbelangstelling was minimaal, rivaliteiten tussen actiegroepen speelden op, en tegen het einde, toen er een crescendo moest komen, stonden we met 100 bevrijde kinderen en 100 andere belangstellenden in megastad Delhi, als mijn geheugen me niet bedriegt aan het Gandhi-monument. Als je niets organiseert, heb je daar doorgaans meer volk op de been.

Dat was niet de fout van Kailash, zo was India op dat moment. Gegoede mensen vonden het onbegrijpelijk dat ik mijn tijd verdeed door over armen te schrijven. Ze namen me zelfs tijdens de mars apart om me daar op te wijzen. Schrijf dan toch over de Taj Mahal. Over het mooie, het eeuwige India. Het India van de kleur en de wierook. Als het niet anders kan over het India van de sekstempels, maar toch niet over armoede en slavernij.

De kranten redeneerden vaak net zo. Wat voor zin heeft het over die mars te berichten? Het was een eeuwige waarheid dat kinderen in India werkten om niet van honger te sterven.

Zo zag de wereld eruit waarin Kailash en zijn voorgangers en navolgers acties organiseerden, het is amper 20 jaar geleden.

Ik vond de tocht om allerlei redenen toch interessant. De leiders, Kailash voorop, dweepten met Mahatma Gandhi, en de mars kopieerde tot op zekere hoogte de zoutmarsen van de Mahatma. Dit was een ietwat slap afkooksel. Gandhi wandelde echt, en tegen ijltempo. Wij wandelden even, ook wel snel, en reden vervolgens verder met jeeps of trucks.

Schoenpoetser

Kailash kon, als we ’s avonds in een tent neerstreken, de plekken tonen waar hij verwondingen had opgelopen. Een been en een arm gebroken. Kloppen op zijn kop gehad. Al zijn medestanders hadden gelijkaardige ervaringen. Je moest taai zijn om in India voor kinderrechten op te komen. De eigenaars die kinderen en slaven tewerkstelden hadden goons in dienst die niet liever deden dan activisten in mekaar knuppelen. Je moest als activist ook wel een pak slaag gekregen hebben, anders had je niet echt vreedzaam verzet gepleegd.

Waarom deed hij het, duizenden kilometers reizen om eventueel kinderen te helpen, in een land dat onverschillig was?

Het was hem overkomen op zijn zesde, zei hij. Hij woonde toen in de buurt van Bhopal, later beroemd geworden omwille van zijn chemische ramp. Zijn ouders waren niet rijk maar in elk geval welvarend. Hij kwam buiten en hij zag een leeftijdgenootje schoenen poetsen. Dat vond hij zo… Hij zocht naar het woord. Dat kon gewoon niet. Dat aspect van de werkelijkheid was onaanvaardbaar. Op alle gebied onaanvaardbaar, ook al vond niemand anders het blijkbaar erg. Op zijn zesde was hij activist geworden, en op zijn 26ste gaf hij zijn baan op om de tweede in rang te worden van die andere anti-slavernij activist in India, Swami Agnivesh.

De anderen, die hem langer kenden, en het verhaal al gehoord hadden, deden er het zwijgen toe.

Hij vertelde over zijn realisaties en zijn plannen, kinderen te bevrijden, de politie in te schakelen om op te treden tegen eigenaars (dat was niet zo simpel, de politie stond doorgaans aan de kant van de eigenaars), en dan de kinderen te herenigen met hun ouders. Op de langere termijn waren zijn doelstellingen niet anders dan die van Agnivesh: gecontroleerd minimumloon voor de ouders zodat die niet langer van hun kinderen afhankelijkheid waren, gecontroleerde schoolplicht tot 14 (er was al leerplicht, maar die werd niet opgevolgd), gratis schoolmaaltijden zodat kinderen niet voor hun overleven zouden moeten werken.

De groep wikkelde zich in handgesponnen stof en sliep enkele uren alvorens de tocht tegen moordend tempo werd verdergezet.

Kailash was duidelijk de leider van deze onderneming, maar de breuk met Agnivesh was vers en nog rauw. De meningen waren verdeeld. De meesten waren Kailash gevolgd, niet altijd van harte, maar onder meer omdat hij buitenlandse sponsoring had.

Opnieuw verkocht

Rai, een van de activisten die prominent in de mars aanwezig was, nam me apart, en zei dat niet alles liep zoals Kailash beweerde. Ja, er werden bij de honderden, duizenden kinderen bevrijd, en dikwijls werd zo’n bevrijding gefilmd. Maar heb je je wel eens afgevraagd wat er naderhand met die kinderen gebeurt?

“Laten we gaan kijken”.

Een paar maanden later organiseerden we een expeditietje naar Bihar, toen de armste en de meest criminele staat van India. Vanuit die staat werden tienduizenden kinderen weggehaald, versjacherd, om in de tapijtindustrie van buurstaat Uttar Pradesh te werken.

We reden over nauwelijks gemarkeerde wegen naar een dorp waarvan we wisten dat er kinderen waren bevrijd en herenigd met hun ouders.

Rai tolkte met ouders en dorpsleiders. Er waren, zo telden ze, zes maanden tevoren 21 slavenkinderen teruggekeerd naar het dorp, bevrijd van hun weefgetouwen. De ouders hadden geweend van vreugde – voor de camera’s en weg van de camera’s. En naderhand waren er 22 kinderen terug verkocht, dikwijls dezelfde kinderen voor de tweede keer aan dezelfde tussenpersonen.

Waarom? Omdat niet ver van het dorp een dam was gebouwd die landbouw zo goed als onmogelijk had gemaakt. De meeste dorpelingen waren werkloos geworden. En wat doe je dan met een hongerig kind? Wat doe je als je dochter moet trouwen en de traditie eist dat daarvoor een bruidsschat nodig is? Dan verkoop je een zoon om je dochter in staat te stellen te trouwen. Natuurlijk waren die ouders er niet blij om, ze betreurden ook wel hun beslissing, maar de bruidsschatten waren hun manier om fatsoenlijk te zijn, en het ene fatsoen woog zwaarder dan het onfatsoen dat ze ervoor over hadden.

Kailash wist hier natuurlijk van. Als ik nu in alle overzichten lees dat hij en zijn groep 80.000 kinderen hebben bevrijd, kan ik moeilijk anders dan me afvragen hoeveel van die kinderen echt werden bevrijd en hoeveel er opnieuw zijn verkocht. Hij heeft gaandeweg zijn aanpak veranderd, en sluit nu, heb ik gelezen, overeenkomsten zodat dorpen er zich toe verbinden geen kinderen meer te laten werken.

Ik vond het destijds nogal moeilijk te verteren dat hij dit probleem officieel negeerde. Het had ook te maken met buitenlandse geldschieters. Westerse donoren kunnen niet om met ingewikkelde situaties. De Duitse organisatie Brot für die Welt zocht fondsen met een campagne: geef ons 1 D-Mark en wij bevrijden een kind voor jou. Daarbij werden de bevrijdingsfilms van Kailash getoond.

Het was een heel succesrijke campagne, ze bracht geld op en gaf degene die 1 mark doneerde een goed gevoel. Voor die ene mark knipte men in tien seconden de ketenen door, maar daarna was het geld op en was het kind nog altijd niet echt geholpen. (er zijn sindsdien nog ettelijke gelijkaardige campagnes gevolgd: geef x en we zullen een kind in jouw naam…)

Standvastig

Twintig jaar later vind ik de houding van Kailash minder laakbaar (in tegenstelling tot de campagne van Brot für die Welt, die ik nog altijd vies vind). Wat was, vanuit zijn standpunt, het alternatief? Niks doen? Hij had toen niet de middelen om meer te doen dan hij deed: bevrijden, en hopen dat er iets op gang kwam. En mettertijd won hij het vertrouwen van de donoren en kon hij meer doen.

Het was wel duidelijk waarom westerse organisaties hem verkozen boven pakweg zijn mentor Agnivesh (na een periode van onderlinge verwijten, praten ze terug, en werken ze zelfs weer samen). Agnivesh, een religieuze goeroe in saffraan, een peacenik met de attitude van een krijger, heeft waarschijnlijk nog nooit aan boekhouding gedacht. Als het hem uitkwam, versaste hij geld van het ene project naar het andere, dat hem dringender leek. Of begon hij in een buitenlands gezelschap dat daar niet op zat te wachten zijn liefde voor het communisme te bezingen. Agnivesh wilde op alle fronten handelen, omdat alle aspecten hun belang hadden: tegen de bruidsschat, tegen de dam, tegen het kastensysteem, en natuurlijk ook tegen slavernij en kinderarbeid.

Swami Agnivesh, samen met activist Nafisa Ali, tijdens een Greenpeacecampagne - een van de vele projecten waarvoor hij in het gelid treedt
Swami Agnivesh, samen met activist Nafisa Ali, tijdens een Greenpeacecampagne – een van de vele projecten waarvoor hij in het gelid treedt© Reuters

Kailash had zijn zaken, had zijn boodschap beter onder controle. Hij beperkte zich tot één thema. Hij werkte op de langere termijn.

Hij regisseerde meer. Agnivesh zei dingen als: ga eens in Kanpur kijken en praat daar eventueel met zus of zo. Je ziet wel hoelang het interessant is, en kom naderhand eens vertellen wat je vindt. Of niet. Bij Kailash wist je min of meer op voorhand wat je zou krijgen, en werd je geacht dat snel op te rapen – een bezoek aan een project van hem was meer een invuloefening, gericht op journalisten die een halve dag de tijd hadden, foto’s of film inbegrepen.

Keurmerk

Hij stond, daarvoor was hij in die tijd in onze contreien het meest bekend, aan de wieg van het keurmerk voor tapijten. Industriëlen die zich ertoe verbonden niet langer kinderen tewerk te stellen, en hun weverijtjes open te stellen voor controle, kregen zo een keurmerk, dat hun voordeel zou opleveren op westerse markten.

In het begin zaten er veel gaten in het systeem, maar ook daar zou men gaandeweg de aanpak strakker en sluitender hebben gemaakt.

Is deze Nobelprijs verdiend? Ik vind van wel. Al was het maar omdat Indiërs nu een van de hunnen moeten vieren die ze tot dusver grotendeels genegeerd hebben – waarbij ze niet zullen kunnen nalaten het ook over de problemen te hebben die hij aankaart.

En dat met Kailash en de Pakistaanse Malala twee figuren bekroond worden die pleiten voor onderwijs als middel tegen misstanden, is ook mooi. Wat hebben we anders in deze tijden van zinsverbijstering?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content