Jazzpianist Fred Hersch, na twee maanden coma: ‘Toen ik wakker werd, dacht ik aan Monica Seles’

Fred Hersch: 'Jongeren kennen de jazzgeschiedenis niet meer. Aan de conservatoria leren ze een paar "excuusstandards", meer niet.' © .
Bart Cornand

De meest lyrische pianist van de jazz stelt op Gent Jazz zowaar een bigbandproject voor. Een gesprek met Fred Hersch over de moeilijke liefde, zijn bijna-doodervaring en het belang van zijn potlood.

Gelukkige verjaardag, Fred, cheers! En dit jaar een goeie vrouw, hè. ‘

Het werd even stil aan de tafel van Toots Thielemans.

‘Ik, euh, ik zoek niet echt een vrouw, Toots’, fluisterde Fred Hersch.

Het was midden jaren tachtig, en de twee muzikanten klonken toch maar op het leven. Hoe wankel dat leven al was, werd op dat moment ook al niet uitgesproken. Hersch is geen man van grote woorden. Terwijl sommige collega’s zich toeleggen op genreoverschrijdende projecten of academische oefeningen kiest hij voor melodie en bevattelijke structuren. Noem hem geen ‘componist’, hij houdt meer van ’tune writer’.

Maar een monument is hij, op zijn 63e. Collega Jason Moran noemt hem niet voor niets ‘de LeBron James van de piano’. Enkele dagen geleden riep de redactie van het vakblad DownBeat zijn trio met bassist John Hébert en drummer Eric McPherson uit tot ‘beste jazzgroep’ ter wereld. En laten we niet vergeten dat Hersch een cruciale rol heeft gespeeld in de carrière van Toots: hun concert in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten in 1986 was, hoe gek het vandaag ook mag klinken, het begin van Thielemans’ erkenning in eigen land. ‘Met Toots spelen was als spelen met de beste zanger die er is’, vertelde hij aan Knack toen Toots overleed.

In New York vroeg ik me af of ik, gezien mijn seksuele identiteit, wel echt een deel van de jazzscene zou kunnen worden. Het was het begin van een gespleten leven.

Op 6 juli komt Hersch op Gent Jazz zijn nieuwe grote project voorstellen: Begin Again, een wandeling door zijn oeuvre in het gezelschap van de Duitse WDR Big Band, onder leiding van arrangeur Vince Mendoza. Aan stevige blazers geen gebrek, zult u merken, maar het is de compositie Out Someplace (Blues for Matthew Shepard) die u dagen zal achtervolgen. Shepard was een homostudent uit Wyoming die in 1998 meeging met twee mannen. Een van hen mishandelde hem zo zwaar dat hij aan zijn verwondingen overleed. Shepard werd een martelaar van de LGBT-beweging, al gaan sommigen ervan uit dat het om een uit de hand gelopen drugskwestie ging. Zware materie, dat stuk, maar laat het u vooral niet tegenhouden om Fred Hersch te gaan bekijken.

We treffen elkaar de ochtend na de première van de tournee. Hersch klinkt opgelucht.

Begin Again overspant in negen composities uw hele carrière. Was dat confronterend: uw leven samengevat zien in 56 minuten?

Fred Hersch: De oudste compositie, Rain Waltz, schreef ik in 1983. De jongste is het titelnummer, Begin Again, uit 2017. Zo kom je inderdaad uit bij een soort retrospectieve, maar dat was eigenlijk niet de opzet. Ik ben begonnen met een longlist van 25 songs. Die heb ik, samen met de partituren, naar Vince Mendoza gestuurd om te zien waar hij iets mee aankon. We kwamen uit op 11 stukken – twee hebben het album niet gehaald, maar spelen we wel live. Vince werkt al dertig jaar met de WDR Big Band, hij kent de kwaliteiten van elk orkestlid, en alle blazers kunnen uit de voeten op verschillende instrumenten, van sax tot klarinet en fluit. Daardoor kon hij heel orkestraal werken.

Hij schreef net als Duke Ellington partijen voor zijn muzikanten, niet voor een generiek instrument?

Hersch: Precies. De vraag om samen te werken kwam trouwens vanuit het orkest. Dat kwam goed uit, Vince en ik wilden al lang iets samen doen. Die man is een held voor mij: hij heeft de twee orkestrale platen van Joni Mitchell gearrangeerd, Both SidesNow en Travelogue. Dat zijn meesterwerken. Hij slaagt erin om nieuwe bewegingen bij mijn muziek te schrijven en toch het origineel te respecteren.

Bigbandalbums worden een rariteit. Smaken veranderen, en het kost ook een hoop geld.

Hersch: Ik had nog nooit opgenomen met een bigband, dus ik vond het vooral spannend om te doen. Dat er nauwelijks nog bigbandalbums worden gemaakt, heeft natuurlijk te maken met de jonge generatie. Jongeren kennen de jazzgeschiedenis niet meer. Aan de conservatoria leren ze een paar ‘excuusstandards’, een stuk of vijftig klassiekers die ze móéten kennen omdat het nu eenmaal een jazzopleiding is. Terwijl ik uit een generatie kom waaruit we alléén maar jazztunes speelden. Heel veel standards, en na een tijd begin je je eigen muziek te schrijven – maar dan wel diep geworteld in de traditie.

Tegenwoordig hoor ik heel andere dingen. De complexiteit van de jazztaal is veranderd. Nu er software bestaat om muziek mee te noteren hoor ik geregeld getalenteerde muzikanten die heel ingewikkelde composities maken, maar ik voel de meerwaarde niet. Waar is het verhaal, denk ik dan. Ik zal wel ouderwets zijn, maar ik geloof in frasering, in verhaallijnen, in herkenbare akkoorden, in goed kunnen swingen. Dat laatste kan de meeste jonge muzikanten gestolen worden, hun grooves komen uit andere muziekstijlen.

Jazzpianist Fred Hersch, na twee maanden coma: 'Toen ik wakker werd, dacht ik aan Monica Seles'
© Jim Wilkie

Ik heb mijn vak geleerd in de bars en clubs, tussen de grote jongens van de jazz. Ik was 24 jaar toen ik mijn eerste eigen nummer componeerde en 30 toen mijn eerste album uitkwam. Zo ging dat in mijn tijd. Nu gaan kinderen op hun twaalfde op jazz-zomerkamp, hebben ze jongerenconcoursen, en tegen de tijd dat ze uit de muziekschool komen hebben ze hun eerste album klaar. Met eigen nummers – de canon kan hun echt niet schelen.

Ach, zo gaat het in het leven. Als ik jonge kerels met ingewikkelde computermuziek hoor, dwing ik mezelf om niet te mompelen: ‘Zie me hier zitten, ik schrijf nog met potlood.’ Ik kan iets wat zij niet kunnen, en dat is ook mooi. Iedereen moet vooral doen waar hij zich goed bij voelt, en zijn eigen stem vinden.

Vorig jaar bracht u de trioplaat Live in Europe uit, goed voor een Grammy-nominatie én de Klara Prijs. U nam ze op in Flagey in Brussel. Wat maakte die avond zo bijzonder?

Hersch: We waren toen erg goed op dreef. En wat ook hielp: mijn manager, Rob Leurentop, had me wel verteld dat het concert zou worden opgenomen, maar ik was het vergeten. Van stress was geen sprake, en dat hoor je. Die zaal klinkt fantastisch. Veel heeft met het hout en de constructie van het podium te maken, maar in sommige zalen voel je ook de geschiedenis van het gebouw en de fantastische muzikanten die er hebben gestaan. Flagey heeft dat, de Village Vanguard in New York heeft dat ook.

Laten we even teruggaan naar het eerste grote scharniermoment in uw leven. Wanneer besefte u dat u een wonderkind was?

Hersch: Ik begon te spelen toen ik vier was. Ook toen improviseerde ik al veel, maar het klonk als klassieke muziek – dat was de muziek waarmee ik in ons gezin opgroeide. Mijn moeder hoorde dan dat er iets niet klopte, en riep: ‘Je oefent niet echt!’ (lacht) Ik fakete het, maar het was fun. In mijn jonge jaren kreeg ik theorielessen, componeerde ik, leerde ik op het gehoor partituren uitschrijven: ik kreeg het perfecte gereedschap mee. Tegen de tijd dat ik een jaar of dertien was, kende ik alles wat een tweedejaars aan het conservatorium hoort te kennen. Maar het enige pad dat in die tijd voor pianisten bestond, was: je wordt klassiek concertpianist, of helemaal niets. Ik ontdekte de jazz pas toen ik een jaar of zeventien was.

Dat brengt me meteen bij het tweede scharniermoment. Als een gay jongen die nergens bij hoorde, had ik tijdens mijn middelbare school geregeld last van depressies. Toen ik de jazz ontdekte, kwam ik terecht in een nogal losgeslagen groepje mensen die samengebracht werden door die muziek. We gingen naar nachtclubs, het was allemaal opwindend en romantisch. Dáár, bij die mensen en met die muziek, kon ik eindelijk mezelf zijn. Ik verhuisde naar New York, begon te spelen met de zwaargewichten van de jazz, en… vroeg me af of ik, gezien mijn seksuele identiteit, wel echt een deel van de jazzgemeenschap zou kunnen worden. Het was het begin van een gespleten leven dat jaren zou duren. (zwijgt even) En toen kwam de diagnose: ik had hiv opgelopen.

Hoe oud was u toen?

Hersch: Dertig. Ik had geen idee hoelang ik nog te leven had, aids was toen nog een doodsvonnis.

En de eenzaamheid die Matthew Shepard in zijn laatste uren doormaakte, en die u op Begin Again zo snijdend op muziek hebt gezet, werd ook de uwe.

Hersch: Ja. Matthew is meegegaan met twee kerels. Die jongen was ook maar op zoek naar zichzelf, volgens mij hoopte hij gewoon op wat fun. Hij was goedgelovig. Ze hebben hem zo goed als dood geslagen. (stilte) Mijn compositie is heel filmisch opgebouwd. Ze begint met de klank van de winter en de schraalheid van het landschap in Wyoming. Geleidelijk aan voel je de verleiding. Dan twee heel gewelddadige passages. Waarna een fade-out, bij de herinnering aan een gast van 21 die vastgebonden aan een paal doodvriest. Ik heb Matthews verhaal pas aan de muzikanten verteld nét voor het rode licht voor opname aanging. Iedereen was diep onder de indruk.

Jezelf aanvaarden is belangrijk. Jezelf vergeven. Dankbaar zijn om wat je wel nog kunt. Het heeft mijn pianospel wat losser gemaakt dan vroeger.

Hoe belangrijk is Matthew Shepard geweest voor de Amerikaanse homobeweging?

Hersch: Van kolossaal belang. Door zijn dood is er een wet gekomen tegen haatmisdrijven. Iemand aftuigen omdát hij homo of zwart of transseksueel is, is sindsdien meer dan een aanslag op één persoon, het is een misdrijf tegen een gemeenschap. Dat wordt zwaarder bestraft.

In 2008 zakte u weg in een coma die twee maanden zou duren. Hebt u bij het ontwaken grote beslissingen genomen over het verdere verloop van uw leven?

Hersch: Toen ik wakker werd, kon ik niets meer. Al mijn spieren waren weg. Ik kon niet stappen, niet slikken, mijn handen niet bewegen, niets. Ik woog nog 45 kilo. Het leven was me ontsnapt, zo voelde het. Maar toen dacht ik aan tennis.

Excuseer?

Hersch: Herinner je je Monica Seles nog? In 1993 werd ze in de schouder gestoken door een gestoorde fan van Steffi Graf. Daarna is ze nooit meer echt dezelfde geweest. She lost her mojo. Dat zou mij niet overkomen, prentte ik mezelf in. Ik moest zo snel mogelijk weer aan de piano gaan zitten. Ik ontwaakte in augustus 2008 uit mijn coma, in oktober speelde ik voor het eerst weer voor een publiek, en drie maanden later stond ik een hele week in de Village Vanguard. Daar zat ik dan, met mijn voedingssonde in mijn maag. Het zullen niet mijn beste concerten ooit zijn geweest, maar wel de belangrijkste.

En wat die grote beslissingen betreft: ik ben sindsdien weer aardiger voor mezelf geworden. Jezelf aanvaarden is belangrijk. Jezelf vergeven. Dankbaar zijn om wat je wel nog kunt. Het heeft mijn pianospel wat losser gemaakt dan vroeger.

Misschien is de grote levensles wel die van dichter Walt Whitman, aan wie u in 2005 een album wijdde. ‘I celebrate myself’, níét uit hoogmoed…

Hersch:(snel) … maar vanuit de liefde voor je partner, voor de natuur, voor de kunst. Dat is dé les die ik geleerd heb, ja. Whitman blijft mijn grootste inspiratie.

Fred Hersch & WDR Big Band with Vince Mandoza, Begin Again, is uit bij Palmetto.

Concert mét bigband: 06/07, Gent Jazz.

Fred Hersch

– 1955: geboren in Cincinnati, Ohio

Studie: jazz aan New England Conservatory

– 1984-1990: vaste pianist van Toots Thielemans

– 1992-2018: veelvuldig genomineerd voor Grammy Awards

– 1993: komt uit de kast en maakt bekend dat hij sinds 1984 hiv heeft

– 2008: twee maanden in coma

– 2011: brengt de theatervoorstelling My Coma Dreams

– 2017: publicatie autobiografie Good Things Happen Slowly

– 2019: brengt eerste bigbandalbum uit, Begin Again

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content