Johan Van Overtveldt (N-VA)

Is de eurocrisis voorbij?

Johan Van Overtveldt (N-VA) Europarlementslid, voormalig minister van Financiën en ex-hoofdredacteur Trends en Knack.

Alhoewel betrokken politici steeds luider het tegendeel beweren, is het enige correcte antwoord op de titelvraag: neen. ECB-voorzitter Draghi verdoofde de eurocrisis maar dreigt zijn aanpak als een boomerang in het gezicht te krijgen.

Op de Europese herfsttop van eind vorige week in Brussel gingen de Noord Afrikaanse boorvluchtelingen en de spionerende Amerikanen intens over de lippen. Volgens het officiële verslag van de top besteedden de regeringsleiders ook heel wat aandacht aan digitale economie, innovatie en diensten alsmede aan de jeugdwerkloosheid en de financiële noden van vooral de kleinere ondernemingen. De verdere uitbouw en versterking van de eurozone werd doorgeschoven naar de top van eind december, in de hoop dat er tegen die tijd een nieuwe Duitse regering terug voluit aan de discussies kan participeren.

Heel opmerkelijk was een analyse van de stand van zaken binnen de eurozone die parallel met de top in Brussel op de website van het nieuwsagentschap Reuters verscheen. Daarin werd verslag gedaan van off the record gesprekken met wat omschreven wordt als “vier senior beleidsmensen uit de eurozone”. Het verhaal liep onder de titel: “De eurozone leidt aan integratiemoeheid”. Eén van de vier seniors omschrijft in het artikel de inspanningen tot nu toe reeds geleverd in het kader van de redding van de eurozone als “ingegeven door de angst voor desintegratie en veel minder een uiting van reële integratiedrang”. De sense of urgency is weg en, zo zegt een tweede de van de Reuters-bronnen, “er is geen enthousiasme meer om verder bevoegdheden naar de Europese Commissie of naar ‘Brussel’ te transfereren”. Een derde van de Reuters-bronnen verwijst naar het gevoel dat bij betrokken politici overheerst dat “de crisis voorbij is” en omschrijft dat gevoel als “compleet prematuur enthousiasme”.

De boodschap gebracht in de Reuters-analyse spoort perfect met de boodschap die naar voren komt uit eigen off the record contacten met direct bij de eurocrisis betrokkenen. Er is vooruitgang geboekt maar de af te leggen weg is nog zeer lang, zo kan die boodschap samengevat worden. Veel krediet voor de relatieve kalmte die nu al ruim een jaar heerst op de markten wordt gegeven aan Mario Draghi, de voorzitter van de Europese Centrale Bank (ECB). Zijn “ik zal alles doen om de euro te redden en geloof me, het zal genoeg zijn”-uitspraak van juli 2012 is een mijlpaal in de turbulente eurogeschiedenis. Hoe langer hoe meer dreigt voor Draghi echter een boomerang-effect. De enorme impact van zijn uitspraak en daaropvolgende plannen is allicht de hoofdoorzaak van het wegebben van de sense of urgency bij de politieke bewindslui. Méér dan ooit is evenwel net politieke actie nodig om er voor te zorgen dat Draghi’s morfine kan vervangen worden door reële heling van de eurowonden.

Waar staan we vandaag met de eurocrisis? Ten gronde blijft de discussie zoals ze nu al bijna een halve eeuw verloopt rond het thema van een monetaire unie in Europa dezelfde. Alles draait daarbij rond de vraag hoe men een destabilisering van de monetaire unie kan voorkomen. Excessieve schuldoploop en verlies aan concurrentievermogen bij één of meerdere van de lidstaten zijn de belangrijkste bronnen van destabilisering. Twee wegen kunnen bewandeld worden om destabilisering te voorkomen: ofwel kiest men voor volledige politieke integratie met omvangrijke transfers van nationale bevoegdheden naar het Europese niveau, ofwel voor een doorgedreven responsabilisering van het beleid in elk van de lidstaten. Omdat de eerste optie voor veel landen al te gevoelige snaren raakt, lag tot nu toe de nadruk op het tweede. Via bijvoorbeeld normen inzake begrotingstekorten en schuldvolume en via het opleggen van een no bail out-clausule werd getracht tot responsabilisering te komen. De no bail out-clausule diende er voor te zorgen dat elke lidstaat zelf zou moeten opdraaien voor de fouten in de eigen beleidsvorming. Geen afwenteling dus op de rest van de monetaire unie.

Zoals bekend mislukte die responsabiliseringsoefening tot nu toe in hoge mate. Begrotingsnormen werden meer niet dan wel nageleefd. Tijdens de recente crisis ging de no bail out-clausule geheid de raam uit waardoor de Europese instanties een belangrijk drukkingsmiddel om beleidswijzigingen te forceren bij individuele lidstaten ontnomen werd. In de loop van de crisis kwamen er zowel inzake de begrotingsnormen als inzake de governance omtrent het economisch beleid striktere normen en afspraken tot stand. Het oogt alsof de Europese Commissie over belangrijkere bevoegdheden en interventiemodaliteiten beschikt dan voorheen maar dat is grotendeels schijn. Nationale regeringen schermen maar wat graag met de kreet “omdat het moet van Europa” als ze weer eens moeten sleutelen aan hun begrotingen maar als puntje bij paaltje komt kan de Commissie niet zomaar haar wil opleggen. De dreiging met boetes is politiek omstreden, economisch onzin en juridisch erg betwistbaar. Minder dan voorheen blijven er in de hele governance van de eurozone te veel vrijheidsgraden en daardoor te veel mogelijkheden tot ontsporingen. De pijnlijke onderhandelingen met een land als Griekenland bewijzen dat telkens weer opnieuw.

Een andere belangrijke pijler van een degelijke institutionele structuur voor de eurozone is de vorming van een bankenunie. Een duurzame bankenunie bestaat uit drie componenten: een Europees toezichtorgaan, een Europees resolutiemechanisme en een Europese depositoverzekering. Wat de laatste component betreft, kunnen we kort zijn. Inzake een Europese depositoverzekering staan we vandaag nog nergens. Onder meer Duitsland weigert simpelweg om hierover te praten. Het resolutiemechanisme is nodig om voor de opvang van noodlijdende banken te zorgen. Hieromtrent werden al enkele vage principes uitgezet maar aan de concrete uitwerking moet nog begonnen worden. Dit is een politiek zeer gevoelige materie want een goed werkend Europees resolutiemechanisme zal op bepaalde momenten de bevoegdheid over belangrijke banken moeten overnemen. Vooral in Parijs, Berlijn, Rome en Madrid ligt dat heel moeilijk.

Inzake de eerste component, de bankensupervisie, werd wel reeds belangrijke voortgang geboekt. De ECB zal een 130-tal systemische banken binnen de eurozone van nabij gaan controleren. De relatie tussen ECB en nationale regulatoren bevat nog onduidelijkheden maar het grote probleem inzake de supervisierol van de ECB ligt elders. In de loop van komende jaar gaat de ECB een intense controle uitvoeren van de toestand waarin die grootbanken reëel vertoeven (de zg. asset quality control). De ECB liet reeds duidelijk verstaan niet de blunder van vorige stress tests te willen herhalen toen zeer lichtzinnig een ok gegeven werd voor, bijvoorbeeld, de gezondheid van de Ierse en de Spaanse banken.

Een ernstige bankencontrole houdt echter ook risico’s. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zullen bij nogal wat van de systemische banken kleine tot (zeer) grote kapitaaltekorten worden vastgesteld. De bereidheid van de markten om die kapitalen te verschaffen zal aandelenkoersen vergen die afdoende de bekende en minder bekende risico’s verscholen in de bankbalansen weerspiegelen, wat dan weer forse oppositie van de bestaande aandeelhouders zal uitlokken. Vaak zal de kapitaalbehoefte dan ook bij de overheid worden neergelegd. Maar wat als die overheid zelf qua budgettair vermogen op haar tandvlees zit? Overal, en zeker binnen de ECB, vallen in deze context de namen van Spanje en Italië, al is ook Frankrijk nooit ver weg.

Mario Draghi en andere directeuren van de ECB kunnen slechts met moeite hun ongerustheid verbergen. Met toenemende nadruk pleiten ze voor snelle politieke actie, niet enkel inzake het resolutiemechanisme maar ook voor het maken van duidelijke afspraken hoe noodlijdende banken die niet bij hun nationale overheid terecht kunnen toch op een Europese geldpot zouden kunnen terugvallen. Bovendien speelt al het voorgaande zich af tegen een achtergrond van toenemende ongerustheid over de overlevingsproblemen van veel ondernemingen in de periferie van de eurozone. In Portugal, Spanje en Italië zit respectievelijk 50%, 40% en 30% van de schuld van ondernemingen aan de banken bij bedrijven die niet eens voldoende winst maken om hun interestlasten te dragen.

In haar jongste nummer schrijft het Britse kwaliteitsweekblad The Economist dat “de eurocrisis omgevormd is van een acute crisis naar een chronische”. Per definitie weegt een chronische crisis ook chronisch op de perspectieven in de eurozone qua groei, investeringen en tewerkstelling. De politieke klasse begaat een vergissing van formaat door de sense of urgency rond de eurocrisis te laten wegebben.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content