Wouter Wolfs

‘Het referendum was geen homerun voor Orban, maar een nederlaag zeker ook niet’

Wouter Wolfs Docent vergelijkende en internationale politiek (KU Leuven)

Viktor Orban lijdt een pijnlijke nederlaag. Dat is de algemene teneur van de berichtgeving over het Hongaarse referendum van afgelopen zondag. Klopt niet, zegt KU Leuven-onderzoeker Wouter Wolfs.

Viktor Orban lijdt een pijnlijke nederlaag. Dat is de algemene teneur van de berichtgeving over het Hongaarse referendum van afgelopen zondag. De opkomstdrempel van 50 procent werd niet gehaald en dus is de volksraadpleging ongeldig. In (West-)Europa wordt dat als een overwinning onthaald. Wij bekijken het referendum echter door een te Belgische en Europese bril. De echte inzet van het referendum was immers niet het Europese spreidingsplan van de vluchtelingen, maar het beleid van Viktor Orban. Het resultaat geeft aan dat de Hongaarse leider amper aan populariteit heeft ingeboet.

Referenda als politiek breekijzer

De afgelopen jaren zijn referenda in Hongarije een instrument geworden van de politieke partijen om hun eigen aanhang te mobiliseren en te vergroten. Het eigenlijke onderwerp van het referendum is daarbij van ondergeschikt belang, zolang het maar in de kaarten speelt van de initiatiefnemers.

Zo dwong Fidesz, de partij van Viktor Orban, in 2008 vanuit de oppositie een referendum af tegen de verhoogde dokters- en ziekenhuiskosten en het inschrijvingsgeld van de universiteit die de socialistische regering had ingevoerd. Orban zelf speelde een prominente rol in de campagne en won het referendum: meer dan 80 procent stemde tegen. Het was het beginpunt van een groeiende populariteit van Orban en zijn partij. Twee jaar later won hij met een tweederde meerderheid afgetekend de Hongaarse parlementsverkiezingen.

De socialistische partij – sinds 2010 in de oppositie – probeerde de afgelopen jaren dezelfde tactiek toe te passen. Zo was ze er na enkele pogingen in geslaagd om een referendum af te dwingen over de verplichte sluiting van winkels op zondag, een maatregel die in 2015 door Fidesz werd ingevoerd en waar tweederde van de Hongaren het niet mee eens was. Om de socialistische partij de wind uit te zeilen te halen en het referendum overbodig te maken, heeft de regering zelf de verplichte zondagssluiting opnieuw ingetrokken.

‘Het referendum was geen home run voor Orban, maar een nederlaag zeker ook niet’

De oppositie heeft ondertussen haar zinnen gezet op een ander referendumonderwerp. Ze willen de Hongaren bevragen over de verkoop van landbouwgronden in handen van de Hongaarse overheid, een praktijk van Fidesz die al op hevige kritiek stuitte. Een van de socialistische initiatiefnemers heeft al verklaard dat het referendum niet alleen gekant is tegen de verkoop van landbouwgrond, maar ook tegen de Fidesz-regering.

De partijen gebruiken dus steeds dezelfde strategie: een referendum organiseren om de politieke tegenstanders in het defensief te dringen en de eigen aanhang te vergroten. Ook dat was de reden waarom Viktor Orban in februari van dit jaar de volksraadpleging over het Europese spreidingsplan op de agenda heeft gezet.

Europa als speelbal in het Hongaarse politieke spel

De directe aanleiding voor de zet van Orban was de tanende populariteit van zijn partij in de peilingen: terwijl Fidesz bij de Europese verkiezingen van 2014 nog een absolute meerderheid van de stemmen behaalde, kreeg de partij in 2015 af te rekenen met een stevige daling in de peilingen, vooral ten voordele van het uiterst rechtse Jobbik. Het referendum moest het tij keren.

De afkondiging van de volksraadpleging door Orban is dus duidelijk ingegeven door binnenlandse politieke motieven. Op Europees niveau zou de impact immers sowieso beperkt geweest zijn. Juridisch heeft het immers geen implicaties en ook politiek was het duidelijk dat het spreidingsplan grotendeels dode letter was gebleven.

Op binnenlands vlak was het referendum strategisch wel interessant: door zich te profileren op het kernprogrammapunt (migratie) van zijn rechtstreekse politieke tegenstander Jobbik, tracht Viktor Orban hun electorale steun terug te dringen. Daarbij koos hij bewust voor een onderwerp waarvan hij wist dat het grootste deel van de bevolking aan zijn kant staat. Ook de vraag van het referendum was zo geformuleerd dat het de tegenstanders van het spreidingsplan bevoordeelde.

Bijgevolg durfden de andere oppositiepartijen niet openlijk campagne te voeren om voor het Europese spreidingsplan te stemmen. Zij stelden het referendum voor als een “test voor de regering Orban” en riepen dan maar op tot een boycot. Zo werd niet het Europese vluchtelingenplan, maar Orban zelf het voorwerp van de volksraadpleging. De regering van haar kant gaf miljoenen uit om via advertenties op grote reclameborden en in kranten, en via spotjes op radio en TV zoveel mogelijk Hongaren naar de stembus te krijgen.

Viktor Orban gaat voorlopig nergens heen

Met een opkomst van 40 procent van de stemgerechtigde Hongaren is het niet de politieke home run geworden waarop Viktor Orban had gehoopt. Toch is het onterecht om het resultaat af te doen als een nederlaag of gezichtsverlies voor hem. De ongeldigheid van het referendum heeft wel een bepaalde symbolische waarde, maar is op zich geen verrassing. Hongarije wordt – net als veel andere Europese landen – gekenmerkt door dalende opkomstcijfers. Ook het referendum in 2003 over de toetreding van het land tot de Europese Unie kon niet veel meer Hongaren naar de stembus krijgen.

Orban ligt zeker niet uitgeteld in de touwen. Meer dan 98 procent of bijna 3,3 miljoen Hongaren spraken hun steun uit voor hem en stemden tegen het Europese vluchtelingenplan. Dat is ongeveer evenveel als het gezamenlijke stemmenaantal van de partijen Fidesz en Jobbik bij de laatste Hongaarse verkiezingen. Welke andere Europese regeringsleider zou er in het huidige politieke klimaat in slagen om zoveel kiezers te mobiliseren?

Met het referendum is Viktor Orban er in geslaagd om de afgelopen maanden de politieke agenda te beheersen met een thema dat hem een voordeel oplevert. Op die manier slaagt hij erin om de aandacht af te wenden van de problemen in de sociale zekerheid en de politieke corruptie. Die strategie lijkt te werken. De laatste peiling voor het referendum gaf zijn partij een score van 54 procent. In zijn speech na het referendum sprak Orban over een uitmuntend resultaat en beloofde hij de belangen van de Hongaren te zullen blijven verdedigen in – of liever tegen – Brussel. Als hij er inderdaad in slaagt om de politieke agenda te domineren en zich op te werpen als de beschermer van Hongarije tegen de EU, dan ligt hij perfect op koers om zijn uiteindelijke doelstelling te halen: het winnen van de volgende parlementsverkiezingen in 2018.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content