Het optimisme van Parijs is verdwenen, maar de wereld staat nog steeds op het spel

De wereld staat op ontploffen. © dino
Fien Van den Steen
Fien Van den Steen Freelancejournaliste

De klimaatconferentie vorig jaar in Parijs gaf iedereen hoop. Maar wat blijkt? Nog geen derde van de landen is de eigen beloftes nagekomen. Met Donald Trump verschijnt ook een nieuwe speler op het klimaattoneel. Een balans na de 22ste klimaatconferentie in Marrakesh.

Parijs, november 2015: de 21ste klimaattop van de Verenigde Naties komt samen: de Conference of Parties, afgekort COP21. Wanneer de partijen – 195 landen en de Europese Unie – weer uiteen gaan beloven ze allen een nationaal klimaatplan aan te leveren. Pas wanneer 55 landen samen verantwoordelijk voor minstens 55% van de CO2-uitstoot zo’n plan indienen, is het Akkoord van Parijs van kracht.

De voorbije twee weken vond de COP22 plaats en werd Donald Trump tot president verkozen.

In minder dan een jaar tijd stuurden 111 landen een plan in. Een recordtempo. Het verdrag ging vervolgens van kracht op 4 november 2016, vlak voor de start van de 22ste klimaattop in Marrakesh, de COP22.

Nu was het menens. Van woorden zouden ze naar daden moeten gaan. Er moest een structuur worden uitgewerkt waarbinnen de nationale klimaatplannen kunnen gerealiseerd worden. Dit alles om de globale klimaatdoelstellingen te halen: de opwarming van de aarde beperken tot 2 graden door de uitstoot van broeikasgassen drastisch te verminderen.

De voorbije twee weken vond de COP22 plaats en werd Donald Trump tot president verkozen.

De ambities – ‘dringend en drastisch’

Al vanaf het begin van de klimaattop stelde het milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) het duidelijk: willen we de klimaatverandering beperken, ‘dan moeten we dringend en drastisch onze ambities opschroeven.’ Tijdens de vorige klimaattop werd een maximale opwarming van 2 graden vooropgesteld. De realiteit toont iets anders. Als de huidige uitstootevolutie aanhoudt, zal de temperatuur stijgen tot 2,9 of zelfs 3,4 graden.

In haar Emissions Gap Report spreekt de UNEP van een uitstoot van 12 tot 13 gigaton kooldioxide-equivalent te veel tegen 2030. Ter vergelijking: Eén gigaton is ongeveer gelijk aan de emissies die de transportsector in de Europese Unie (met inbegrip van de luchtvaart) genereert in één jaar tijd. Dat terwijl er werd afgesproken om de emissies te doen dalen en zelfs tot nul te herleiden.

Als de huidige uitstootevolutie aanhoudt, zal de temperatuur stijgen tot 2,9 of zelfs 3,4 graden.

Dit scenario gaat over de periode tot 2030, maar de gevolgen zullen niet tot 2030 op zich laten wachten. Feit is dat 2015 het warmste jaar ooit was, met de hevigste El Niño ooit. 2016 is aardig op weg om dat record te breken.

Tegenover onze warmere en nattere zomers staat een toename van tropische stormen en overstromingen in het Zuiden. Landen die tot hiertoe het minst schuld treffen in de opwarming van de aarde: de ontwikkelingslanden.

De uitvoering – te vrijblijvend

Toch blijkt – een jaar na het indienen van de nationale klimaatbeloftes – dat nog geen derde van de landen de eigen beloftes is nagekomen. Onder andere het Nederlandse Planbureau voor de Leefomgeving (PLB) onderzocht 25 grote CO2-uitstotende landen en regio’s en stelde vast dat er slechts ‘7 op koers zijn om de doelen die ze zichzelf voor 2025 of 2030 gesteld hebben met het huidig beleid te bereiken. Deze landen zijn Brazilië, Chili, China, India, de Russische Federatie, Turkije en Oekraïne.’ Zelfs de EU zal bijkomende maatregelen nodig hebben om haar doelen te bereiken.

Nog geen derde van de landen is de eigen beloftes nagekomen.

Let wel, het Akkoord van Parijs heeft niet dezelfde bindende kracht als pakweg het Kyoto-protocol. De naleving ervan wordt gepromoot en er wordt gezocht naar mechanismes voor de implementatie ervan, maar daarover moet nog stevig onderhandeld worden.

Aan de vooravond van de 22ste klimaatconferentie brak milieuorganisatie Greenpeace dan ook een lans voor het uitwerken van een ’tweejarenplan dat meteen in werking treedt en zal resulteren in een strikte handleiding voor de Akkoorden en waarbij alle landen sneller diepgaandere emissiebeperkingen zullen uitvoeren.’ Het werk van Parijs moet voltooid worden om het Akkoord van Parijs te doen slagen.

Het werk van Parijs moet voltooid worden om het Akkoord van Parijs te doen slagen.

Bij het ondertekenen van de COP21 en het inzenden van de nationale plannen werd vastgelegd om de plannen iedere vijf jaar te herzien, te beginnen in 2021. Al zal er al een tussentijdse evaluatie komen in 2018. Daarnaast moeten de landen ook een lange termijnvisie ontwikkelen. Een plan om koolstofneutraliteit te bekomen – zero emissie dus. Deadline: 2050.

Financiering

Het uitvoeren van al die plannen kost natuurlijk geld. Hiervoor werd het Green Climate Fund (GCF) opgericht. Geïndustrialiseerde landen zouden vanaf 2020 jaarlijks 100 miljard dollar in het fonds storten. Hiermee zouden ontwikkelingslanden de inperking van de klimaatverandering (mitigatie) en de impact ervan (adaptatie) kunnen betalen. In 2013 werd al 52 miljard dollar gestort, in 2014 was dat 62 miljard.

Al zou van die gerapporteerde bedragen slechts een fractie gebruikt worden voor het beoogde doel. In The Climate Finance Shadow Report 2016 constateert Oxfam dat amper 11 tot 21 miljard van de gerapporteerde 41 miljard dollar specifiek gericht is op klimaatacties. Hiervan is slechts 4 tot 8 miljard voorzien voor de aanpassing van arme landen aan de klimaatverandering. Dat terwijl het fonds evenveel mitigatie- als adaptatieprojecten zou moeten steunen en bij voorkeur in de meest kwetsbare landen.

Amper 11 tot 21 miljard van de gerapporteerde 41 miljard dollar is specifiek gericht op klimaatacties.

Een deel van het geld zou bovendien vastzitten in het fonds zelf. En het is onduidelijk of de uitgekeerde bedragen leningen dan wel beurzen zijn. Een cruciaal verschil voor de landen waar het geld onontbeerlijk is voor het slagen van de klimaatplannen.

Bovendien brengt de hogere temperatuurstijging ook hogere adaptatiekosten met zich mee. De UNEP schat de uiteindelijke kosten in ontwikkelingslanden op jaarlijks 300 miljard dollar vanaf 2030.

Een duidelijk kader om het financiële luik realistisch, doeltreffend en transparant te maken is cruciaal voor het slagen van de strijd tegen de klimaatverandering.

En toen was er Trump

En plots werd Donald Trump verkozen tot president van de Verenigde Staten. De man verpersoonlijkt drie problemen met het klimaatverdrag: een gebrek aan ambitie, uitvoering en financiering.

‘Verzinsels’ noemt de toekomstige Amerikaanse president het aandeel van de mens in de klimaatverandering. Tijdens zijn campagne werd duidelijk dat hij een manier wou vinden om zich te onttrekken aan de klimaatakkoorden. Ook al houdt de ratificatie van het Parijsakkoord in dat de Verenigde Staten minstens tot 2020 aan boord moet blijven.

Bovendien beloofde Trump net te investeren in grote emissiesectoren zoals kool, gas en olie. Het Clean Power Plan dat in werking trad onder de Obama-administratie om de emissies van de Verenigde Staten terug te dringen staat ook onder druk.

‘Verzinsels’ noemt de toekomstige Amerikaanse president het aandeel van de mens in de klimaatverandering.

En verder: het stopzetten van financiële steun aan de klimaatfondsen van de VN. Vooral het Green Climate Fund zou getroffen worden. Van het startkapitaal van 10 miljard dollar in 2014, zou 3 miljard van de Verenigde Staten moeten komen. Maar president Obama kon amper 500 miljoen dollar vrijmaken. Het is twijfelachtig of Trump de rest zal voorzien.

Toch is er nog hoop. Misschien voert Trump zijn beloftes niet uit. Of misschien betekent een land dat zich terugtrekt, ook een land met dergelijk belang, niet het einde van de overeenkomst. Tal van landen – waaronder China – herbevestigden namelijk hun steun – met of zonder de VS – en ook nieuwe landen ratificeerden het verdrag, zoals het Verenigd Koninkrijk. Zelfs steenkoolreus Australië zond een klimaatplan in.

Het uittreden van de Verenigde Staten zal de overeenkomst niet ongedaan maken, maar de impact zou wel enorm zijn. De VS alleen zijn verantwoordelijk voor iets minder dan een vijfde van de 76% van de wereldwijde uitstoot die de deelnemende landen produceren. Om nog niet te spreken van de financiële aderlating die het vertrek zou betekenen.

Uittredend staatssecretaris John Kerry sprak onlangs strijdvaardig om de VS in het pact te houden. Enkele minuten eerder had hij het Amerikaanse lange termijnplan ingediend: goed voor een vermindering van 80% van de emissies tegen 2050 (met 2005 als basisjaar). Voorts zoeken enkele staten van het land naar een manier om toch te participeren aan het verdrag – al dan niet in een nationaal kader.

Hoe realistisch is het optimisme van Parijs nog?

Terug naar Marrakesh. De COP22 die de beloftes van Parijs in praktijk moest omzetten toont aan dat de bereikte doelen nog ver weg zijn. Net voor het afsluiten van de top bracht het Internationaal Energie Agentschap (IEA) haar jaarlijkse World Energy Outlook (een rapport over wereldwijde energieontwikkelingen) uit.

Daarin wordt bevestigd wat er al maanden in aanloop van de COP22 gezegd werd en ook bij het afsluiten van Marrakesh naklinkt: Het Parijsakkoord gaat niet ver genoeg. De temperatuurstijging zal verder gaan dan de vooropgestelde 2 graden. Fossiele brandstoffen en bijgevolg de uitstoot van broeikasgassen drukken nog steeds een stempel op de economie en op het klimaat. Er is nood aan ‘een veel diepere en snellere reallocatie van kapitaal.’

De conferentie die de beloftes van Parijs in de praktijk moest omzetten toont aan dat de bereikte doelen nog ver weg zijn.

Moraal van het verhaal. ‘De Parijsakkoorden zijn een grote stap voorwaarts, maar tegemoet komen aan ambitieuzere klimaatdoelen is heel wat uitdagender,’ concludeert het IEA.

Wordt vervolgd: op de klimaattop in november 2017 in Duitsland en bij de eerste evaluatie in 2018.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content