Het ‘Oeigoerse probleem’ van China: ‘Moslims zijn een gevaar voor ons land’

Moderne Oeigoeren bij de markt in Urumqi, Xinjiang. © Maria Fialho
Sus van Elzen
Sus van Elzen Sus van Elzen is journalist en auteur

De Oeigoeren vormen een probleem voor Peking. Sus van Elzen ving er echo’s van op in Xinjiang, de uiterst westelijke provincie van China waar meer dan tien miljoen Oeigoerse moslims wonen.

‘Moslims zijn een gevaar voor ons land’, zei mijn Chinese tafelgenoot in een chic restaurant in Peking. ‘We moeten al die Oeigoeren maar doodschieten.’ Dat was een grapje, dat begreep ik achteraf wel. Maar zelfs grapjes komen niet uit de hemel gevallen, er waren vast lieden, niet ver weg, die er werkelijk zo over dachten.

‘Wat het is,’ zei hij even later, minder luid, ‘vroeger leefden die minderheden vreedzaam samen met de Han-Chinezen, omdat ze ontzag hadden voor de cultuur van het centrale gezag van het rijk. Maar dat ontzag is verdwenen.’ ‘Hoe zou dat komen?’ vroeg ik. ‘Omdat het centrale gezag geen cultuur meer heeft.’ ‘Dan hebben jullie een probleem,’ zei ik. ‘Juist,’ zei mijn tafelgenoot. ‘een groot probleem.’

Oproep voor het gebed in Urumqi, Xinjiang.
Oproep voor het gebed in Urumqi, Xinjiang.© Maria Fialho

Er wonen ongeveer twaalf miljoen Oeigoeren in Xinjiang, de uiterste westelijke provincie van de Volksrepubliek, halfweg de oude zijderoute. Dat is nog altijd min of meer de helft van de bevolking van de regio. Zij spreken het Oeigoers, een taal van de Turkse talenfamilie, en hangen de islam aan sinds de achtste eeuw. Omdat zij meer dan 1200 jaar samenleefden met de Han-Chinezen, vindt men Oeigoeren verspreid over heel China.

Dit alles ging relatief goed, naar Centraal-Aziatische normen, tot Peking krampachtig begon te doen over godsdienst en nationale identiteit. Xinjiang (‘de nieuwe gebieden’) werd bij China ingelijfd onder de Qing-dynastie (hoewel Chinese nationalisten beweren dat het gebied al veel langer Chinees was) eind zeventiende eeuw.

In de eindfase van de Qing-dynastie verloor China heel wat gebieden aan het Westers kolonialisme. Toen Mao Zedong na 1949 het ‘Nieuwe China’ inluidde, erfde hij twee opdrachten die hij op zijn beurt zou doorgeven aan alle leiders na hem: de Chinese Communistische Partij moest te allen prijze aan de macht blijven én het rijk moest weer groot en bij elkaar gebracht worden.

Opvolger Deng Xiaoping, die de Volksrepubliek opende voor de buitenwereld, wist Hong Kong en Macau weer bij het rijk aan te sluiten. Maar middelpuntvliedende krachten, niet moeilijk om op een kaart aan te wijzen, waren daarmee niet verdwenen uit het veel te grote rijk, en zeker na de implosie van de Sovjet-Unie moesten die wel sterker worden en zo de kopzorgen voor de partijtop in Peking vergroten.

Terwijl boze Oeigoeren opgestookt werden door fanatici uit Afghanistan, ging Peking ook niet vrijuit.

Toen na de Golfoorlogen en de Afghaanse Oorlog islamistische terreurcellen wereldwijd actief werden en moslims radicaliseerden, waarbij ze ook Oeigoeren aanstaken, werd Xinjiang een probleemgebied. Geradicaliseerde Oeigoeren begonnen voor de ‘Autonome Oeigoerse Regio Xinjiang’ méér dan autonomie te vragen, misschien zelfs onafhankelijkheid. Hier en daar braken rellen uit, Han-Chinezen werden aangevallen en aanslagen werden gepleegd. In 2014 greep Peking deze aanslagen aan om het politieregime in heel China op te drijven in naam van de strijd tegen het terrorisme – dat rechtstreeks met de islam verbonden werd. Bange Han-Chinezen waren best bereid dat te geloven.

Maar terwijl boze Oeigoeren opgestookt werden door fanatici uit Afghanistan, ging Peking ook niet vrijuit. De Chinese politiek volgde immers de lijn dat ‘minderheden’ – China telt naast de Oeigoeren nog een pak minderheden, zoals de Tibetanen – autonoom waren qua taal en cultuur, maar dat ze wel naar de taal, cultuur en waarden van de Han-meerderheid ‘geassimileerd’ moesten worden. (De Han-Chinezen zelf noemen het ‘gemoderniseerd’ en bedoelen in feite ‘geciviliseerd’.) Allah mocht dan wel groot zijn, maar niet zo groot als de Communistische Partij. De roerige Oeigoeren kregen een Han-assimilatie- en anti-islamcampagne over zich heen. Toen er later dan toch nog aanslagen volgden, werd de politie gestuurd en werd Xinjiang bezet gebied.

De repressie dateert echter al van voor 2014, toen president Xi Jinping in Urumqi kwam zeggen dat wie zich wou verzetten tegen Chinees zeggenschap over Xinjiang ‘een ijzeren vuist’ kon verwachten. Hij was pas weg toen er al bommen ontploften in het station. Dat moment luidde de allesomvattende politiestaat in voor zover die nog niet in voege was. Beijing was toen, net als nu, niet gevoelig voor het argument dat méér repressie méér verzet oproept.

Han-propaganda in Küche, Xinjiang.
Han-propaganda in Küche, Xinjiang.© Maria Fialho

Oeigoeren zijn in de ogen van Peking ongeletterde primitieven die niet eens Chinees spreken, en vasthouden aan een achterlijke islam, opgestookt door vreemde krachten die Xinjiang willen zien afscheuren van China. Het spookbeeld van een internationale samenzwering om China te verdelen leeft sterk. De oplossing? Het sinds millennia beschaafde Han-volk moet de achterlijke barbaren opvoeden.

In het kader van modernisering en industrialisering van de regio was de massale intocht van Han-Chinezen naar Xinjiang eigenlijk al een pak eerder begonnen. Die intocht zorgde voor een explosieve groei van de steden, waar Oeigoeren al gauw echt een minderheid werden en waar de Oeigoerse cultuur en tradities weggespoeld werden.

In 2015 greep Peking terug naar een recept uit de maoïstische periode. Honderden heropvoedingskampen werden opgezet in het woestijnrijke Xinjiang. ‘Verdachte’ Oeigoeren worden daar, voor een week of een paar maanden, opgesloten voor wat neerkomt op hersenspoeling. Op papier wordt hen de Chinese taal, de afkeer van hun religie, en de liefde voor China bijgebracht.

Peking ontkende lange tijd het bestaan van deze kampen, dat het ‘heropvoedingskampen’ waren, en dat ze ermee grote delen van de bevolking viseert. Toen bronnen als China File en The Guardian vorige maand berichtten dat er zeker honderdduizenden Oeigoeren, misschien zelfs een miljoen, in die kampen opgesloten zitten, veranderde de toon. De kampen bestonden, zei Peking, maar het waren ‘beroepsscholen’ of ‘beroepsopleidingscentra’, waar de Oeigoeren Mandarijn-Chinees en de waarden van het Chinese volk ingelepeld kregen, plus de liefde en loyaliteit voor het vaderland.

Toen internationale reacties volgden, ondertekende een groep van vijftien Westerse ambassadeurs een beleefde brief waarin ze de Chinese topambtenaar uit Xinjiang om een gesprek vroegen om hun de kwestie van de heropvoedingskampen uit te leggen. Het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken deed het verzoek vrijwel onmiddellijk met een verontwaardigde gil van de hand als ‘onaanvaardbaar en onbeschoft’. Peking wenst op de kampen niet aangesproken te worden.

Al gauw werd ook bekend dat zowat een miljoen Han-Chinezen naar Xinjiang waren gestuurd om bij hun Oeigoerse ‘neven’ op bezoek te gaan. Beladen met geschenken en (natuurlijk) de Chinese cultuur moesten ze zich bij hun ‘jonge neven’ thuis installeren om die op een ‘zachte’ manier te indoctrineren, Chinees te doen spreken tegen hun kinderen, religieuze spullen van de muur te doen halen, ze bier te doen drinken en varkensvlees te doen eten en hun liefde voor Xi Jinping en het eeuwige China te doen uiten. Wie weigerde mee te spelen of zich niet snel genoeg aanpaste, verdween voor een tijdje naar een kamp.

Ondertussen weten we ook dat Peking een database aanlegt met het DNA, bloed en irisscans van alle Oeigoeren tussen twaalf en vijfenzestig jaar oud. Die database kan naadloos aansluiten bij het sociaal kredietsysteem zoals het in heel China in de maak is. Of het kan een stapje verder gaan natuurlijk, en de database kan dienen als experiment, een pilootproject waar later alle Chinezen mee onder controle moeten gehouden worden?

Het einddoel is duidelijk: wat er nog overblijft van de Oeigoerse cultuur en levenswijze moet uitgeveegd worden door een gedwongen assimilatie met de Han. Dat dit een ‘beschavingscampagne’ met de botte bijl is – quasi-militaire bezetting, afgesloten gebied, strafkampen, permanente terreur… – en de uitkomst dus niet zeker is, zal men in Peking ook wel weten.

De Oeigoeren van Xinjiang zitten Peking in de weg en de grote werken zijn begonnen om dat obstakel uit de weg te ruimen. Maar waar vormen de Oeigoeren dan een obstakel voor? ‘One Belt One Road’, de belangrijkste geopolitieke strategie van Xi Jinping anno 2018 of de moderne versie van de oude Zijderoute. Het is een ambitieuze en riskante sprong van China gericht op de buitenwereld, waar China historisch geen ervaring mee heeft. De route moet dwars lopen door Xinjiang en haar twaalf miljoen Oeigoeren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content