Het grote plan van China

MILITAIRE PARADE 'De Chinezen willen de militaire bewegingsvrijheid die de Amerikanen vandaag hebben.' © AFP Photo

D e spanning is te snijden in de Zuid-Chinese Zee, waar de Chinezen een Amerikaanse spionagedrone opvisten. China plaatst raketten op kunstmatige eilanden, keldert de economieën van zijn buurlanden en dwingt zijn partners tot wurgcontracten. Wat zijn de gevolgen voor Europa? Wat zal VS-president Trump doen? En vooral: wat is de Chinese draak écht van plan?

In het azuren water van de Zuid-Chinese Zee ligt nu al zestien jaar een roestig scheepwrak, bewaakt door een handvol Filipijnse soldaten en een hond. Het zoute water vreet de romp weg. Intussen is de ‘BRP Sierra Madre’ talloze keren opgelapt met stalen balken en platen. Honderd mijl verderop ligt een koraalrif, dat in die zestien jaar ook behoorlijk werd vertimmerd. China liet een legertje baggerboten aanrukken, hoogde het op, legde een landingsbaan aan en installeerde er geavanceerde luchtdoelraketten. Het is maar een van de recente zetten van de Chinezen in het schaakspel om de dominantie in Oost-Azië.

Sinds tien jaar probeert Peking de Zuid-Chinese Zee te transformeren in een Chinees meer. De leiders vinden het hun plicht om de eilanden aan te hechten bij het moederland. Tegelijk nemen ze ook stelling in tegen hun grote rivaal: de Verenigde Staten. De aankomende Amerikaanse president Donald Trump heeft al te kennen gegeven dat hij er niet aan denkt om China vrij spel te geven. Toen de Chinezen vorige maand een klein Amerikaans spionagetuig opvisten nabij de BRP Sierra Madre, tweette Trump: ‘Ze mogen het houden!’ De gevolgen van die grootmachtenpolitiek zullen niet beperkt blijven tot een paar idyllische koraalriffen.

Ook Europa zal zich schrap moeten zetten, want doorheen de geschiedenis is bijna elke opkomende grootmacht in conflict gekomen met de gevestigde mogendheden en hun bondgenoten. In geschiedenisboeken heet dat ‘de valkuil van Thucydides’. De Griekse historicus beschreef hoe de economische opmars van Athene leidde tot angst in Sparta, wat leidde tot de Peloponnesische Oorlogen. Het succes van de ene was het verlies van de andere. Krijgen we een vergelijkbaar scenario met China? ‘Niets van’, repliceert Qian Chengdan, strateeg aan de defensieacademie van het leger in Peking. ‘Wij willen een vreedzame ontwikkeling. Het Westen profileert zich in deze kwestie als Athene, het boegbeeld van democratie, en het verkettert ons als het militaristische Sparta. Maar onze opkomst is anders: wij willen geen Chinese heerschappij vestigen.’

Dat beloofden de Amerikanen ook in 1823, toen ze hun Monroe-doctrine lanceerden, waarmee ze de souvereiniteit van de voormalige Europese kolonies in Noord- en Zuid-Amerika willen garanderen. Goed zeventig jaar later vielen ze Cuba binnen, daarna de Filipijnen, en uiteindelijk pakten ze uit met een expansionistische visie, ervan uitgaand dat Amerika pas veilig zou zijn als het de wereldzeeën domineerde. De meeste opkomende grootmachten zijn wat terughoudend in het begin, omdat ze hun kwetsbaarheid inzien, maar houden zich niet meer in zodra ze genoeg macht in handen hebben. Het Amerikaanse voorbeeld illustreert het: machtsverschuivingen spreiden zich vaak uit over vele decennia.

Markten openbreken

De eerste aanwijzingen dat de machtsbalans in de wereld verschuift, zie je in de economie. Dankzij de snelle industrialisering heeft China enorme geldreserves opgebouwd, en daarmee kan het meer gewicht in de schaal leggen. Het komt een beetje neer op wat de zeventiende-eeuwse Engelse econoom Thomas Mun zei: investeer je financiële overschotten uit factorijen slim in het buitenland, en het rendement zal zich blijven opstapelen. China volgt dat advies. Het ondersteunt zijn jonge industrieën, steunt de export, en stuurt de buitenlandse investeringen. Gevolg: China dwingt steeds meer landen in onevenwichtige partnerschappen en voert een opendeurpolitiek en breekt buitenlandse markten open.

Het beste voorbeeld daarvan is de Nieuwe Zijderoute, waarmee de nieuwe Chinese president, Xi Jinping, uitpakte. De Zijderoute is het begin van de Chinese opendeurpolitiek. Met spoorwegen en havens wil het de aanvoer van grondstoffen verzekeren en de uitvoer naar andere landen vergroten – de uitvoer van goederen maar ook van diensten, waaronder de baggersector. Ook de invloed in andere strategische sectoren, zoals energie en transport, wordt opgedreven. De impact van de Zijderoute op Europa is nu al gigantisch. De voorbije jaren groeide de Chinese export naar landen langsheen de Zijderoute met gemiddeld 30 miljard euro, die van Europa kromp met 2 miljard.

De economische ambities van de Chinezen leiden meteen een volgende evolutie in: het verharden van de invloed. Economische samenwerking wordt steeds meer gevolgd door politieke voorwaarden. Landen die Chinese leningen willen krijgen, moeten hun grenzen openen voor Chinese goederen. Landen die de Chinese belangen schaden, mogen het uitzweten. Dat mochten de Noren bijvoorbeeld ondervinden, na de uitreiking van de Nobelprijs aan de mensenrechtenactivist Liu Xiaobo: Noorse zalm komt er nog altijd niet in. China koppelt ook steeds kordatere voorwaarden aan de kredieten. In recente contracten met Afrikaanse landen staat vaak dat als ze die niet terugbetalen, China beslag kan leggen op grond of natuurlijke rijkdommen. Steeds meer Chinese experts geven toe dat de traditionele politiek om zich niet te bemoeien met de interne aangelegenheden van andere landen moeilijk vol te houden is wegens de groeiende overzeese belangen van China.

Kortom: met het oog op de wereldwijde belangen wil de Volksrepubliek steeds nadrukkelijker de internationale spelregels bepalen. De Chinezen hebben al lang begrepen dat internationale organisaties zoals de Verenigde Naties steeds minder gezag hebben. Ze zeggen wel dat hun aanwezigheid in zulke instellingen een bevestiging is van hun verantwoordelijkheidszin, maar intussen zetten ze vooral in op nieuwe organisaties die ze zelf beter kunnen aansturen, zoals de Samenwerkingsorganisatie van Shanghai (SCO), met overwegend Centraal-Aziatische landen, en het Forum voor Samenwerking met Afrika (FOCAC). China beheert telkens het secretariaat en financiert beide organisaties, en dat levert natuurlijk meer gezag op.

Het is verbluffend om te zien hoe de Chinese diplomatie de wereld naar haar hand zet. Zo diende de SCO om de argwaan voor de Chinese aanwezigheid in Centraal-Azië weg te nemen, vooral bij Rusland. Rusland maakt nu deel uit van de club, maar de Chinezen blijven de energie uit de regio onder de neus van Moskou weghalen en de Russische invloed ondermijnen. Iets vergelijkbaars gebeurt bij het FOCAC, dat werd opgericht om bij de Afrikanen de indruk te wekken dat ze van China meer economische kansen zouden krijgen dan van het Westen. Maar ruim tien jaar na de oprichting zitten bijna alle Afrikaanse landen nog altijd opgescheept met een handelstekort (ze voeren meer goederen en diensten in dan ze uitvoeren). Een ander voorbeeld is de Aziatische Investeringsbank voor Infrastructuur (AIIB), waarin nu ook landen zoals Nederland zitten in de hoop een graantje mee te pikken van de Chinese buitenlandse investeringen. Nu verscheidene Europese landen blij zijn dat ze een zitje hebben bemachtigd, gaan de Chinezen onverstoorbaar verder met grote investeringsprojecten buiten die bank om. Door de schijn van samenwerking te creëren, heeft Peking tien jaar lang onverstoord zijn nationale belangen kunnen doordrukken.

Overzeese belangen

De grote vraag is hoe China die economische belangen militair zal ondersteunen. ‘De vlag volgt de handel’, zo luidt het oude mercantiele gezegde. De Chinezen willen de toegang tot de wereld verzekeren. Tot nu toe waren het vooral de Amerikanen die de zeeroutes, het internet en de telecommunicatie beveiligden, maar China wil voor zijn veiligheid niet afhankelijk zijn van de VS. ‘We moeten in de toekomst zélf onze overzeese belangen kunnen verdedigen’, zei president Xi Jinping. Daarom bouwt het land nu zijn eigen megaservers, subsidieert het rederijen, wil het glasvezelkabels voor het internet uitrollen over heel Eurazië, en stuurt het steeds geavanceerdere communicatiesatellieten de ruimte in. De Chinese marine bewaakt de koopvaardij in de Indische Oceaan, soldaten patrouilleren op de Mekongrivier, en Chinese blauwhelmen houden een oogje in het zeil nabij grote investeringen in Afrika. In Djibouti wordt binnenkort een eerste militaire basis geopend als steunpunt in de woelige regio. Een steunpunt in Tajikistan moet islamterroristen bestrijden.

Eigenlijk komt het hierop neer: China wil op lange termijn dezelfde militaire bewegingsvrijheid die de Amerikanen vandaag hebben. In Chinese militaire vaktijdschriften staat nu al te lezen hoe de deelname aan VN-operaties de Chinese belangen in Zuid-Sudan moet helpen beveiligen, en hoe het leger zich moet voorbereiden om belangrijke infrastructuur in onveilige landen te beschermen.

De zucht naar overzeese macht is vrij nieuw. Ze komt boven op de wil om het eigen land te verdedigen tegen inmenging. Maar wat is ‘het eigen land’? Er bestaan uiteenlopende interpretaties van hoever ‘China’ zich precies uitstrekt. Volgens Peking horen daar Taiwan, een stuk van Kasjmir, de Gele Zee, de Oost-Chinese Zee en (grotendeels) de Zuid-Chinese Zee bij. Omdat de buurlanden die claims aanvechten, houdt China ernstig rekening met een gewapend conflict. Het ideale scenario is om de controle over die gebieden zonder wapengekletter te verwerven, door de tegenpartijen te verdelen, ze te vermurwen met economische beloften, en de schijn van regionale samenwerking op te houden. Of zoals de klassieke strateeg Sun Tzu het stelde: de beste oorlog is degene die je wint zonder ervoor te hoeven vechten.

Dat wil niet zeggen dat China niet inzet op harde macht. Het probeert nu vooral tijd te winnen om zijn strijdkrachten te moderniseren. Over zowat een decennium stelt het zijn rivalen dan voor een voldongen feit: China zal militair zo sterk zijn dat niemand nog een conflict zal durven te riskeren. En het gaat snel. De Chinezen besteden nu al meer aan hun leger dan de meeste buurlanden samen. Economische en militaire machtspolitiek gaan hand in hand. Met zijn agressieve handelspolitiek verzwakt China de buurlanden economisch, zodat de meeste gewoon niet het geld hebben om hun militaire capaciteiten op peil te houden – denk aan Japan en India.

Wat China op termijn wil – en daar maakt het geen geheim van – is militaire pariteit met de Verenigde Staten in de Stille Oceaan. Het gaat ervan uit dat het pas veilig kan zijn als de VS uit het westelijke deel van de oceaan kunnen worden gehouden. Die verdediging gebeurt in zes stappen. De Chinezen hebben zwaar geïnvesteerd in militaire satellieten die de Amerikaanse strijdkrachten in de regio in de gaten kunnen houden. De eerste ringmuur die wordt opgetrokken, bestaat dus vooral uit sensoren. De tweede gordel bestaat uit raketten. China heeft er meer dan 1000 klaarstaan om vijandige doelwitten in Japan, Taiwan en Guam te vernietigen. Eén raket werd ontworpen om Amerikaanse vliegdekschepen tot op 2000 kilometer uit te schakelen. De derde gordel bestaat uit de lucht- en de zeemacht. Sinds het jaar 2000 nam China liefst 267 nieuwe marineschepen en 819 gevechtsvliegtuigen in gebruik. Een vierde gordel wordt gevormd door de nieuwe militaire bases op opgehoogde koraalriffen in de Zuid-Chinese Zee. Een vijfde is de nucleaire afschrikking, waarbij China aan een klein maar krachtig arsenaal kernwapens bouwt. En tot slot wordt ingezet op cyberoorlog en oorlog in de ruimte – en dan vooral op de capaciteit om de vijand te kunnen verblinden. Niemand weet waar de Chinezen precies staan op dat gebied, maar zowel door Peking als door Washington worden er gigantische bedragen geïnvesteerd in die oorlogvoering.

Waar eindigt dit?

‘Het is een normale evolutie. China besteedt heel weinig aan defensie in vergelijking met de VS’, vertelt Zhao Xiaozhuo me. Hij is kolonel bij de academie voor strategie van het Chinese leger, even buiten Peking. ‘Eigenlijk zijn de spanningen in de regio vooral het gevolg van de toenemende Amerikaanse aanwezigheid. Daardoor zijn landen zoals de Filipijnen en Japan in confrontatiemodus geschakeld.’ Generaal Qiao Liang neemt over: ‘Amerika ontplooit zijn leger niet alleen om ons in te dammen, maar ook om onze welvaart te ondermijnen en zijn alleenheerschappij te bestendigen.’ In Washington hoor je dan weer net het omgekeerde: het zijn de Chinezen die agressiever worden en buurlanden intimideren.

Waar eindigt dit? Ik stel de vraag aan Cui Liru. Hij is net met pensioen als de grote baas van een van de inlichtingendiensten, maar heeft nog altijd toegang tot de hoogste echelons van de Communistische Partij. ‘We denken dat de spanningen voorlopig beheersbaar zijn. We vermoeden een veel harder beleid tegenover ons land, maar van onze kant is er geen speelruimte’, benadrukt hij in het kleine zaaltje waar de buitenlandse gasten van zijn organisatie worden ontvangen, op veilige afstand van de echte kantoorgebouwen. ‘We willen onderhandelen, maar we zullen geen centimeter van ons land opgeven. De bereidheid om daarvoor te strijden is groot. Ik denk dat de Chinese leiders nog altijd vreedzaam willen groeien, maar de wereld wordt steeds complexer en de dreigingen zijn talrijk.’

Wat de VS betreft, zijn alvast twee zaken duidelijk. Er zal meer geïnvesteerd worden in defensie. De steun van Donald Trump voor twaalf nieuwe aanvalsonderzeeërs geeft aan dat hij de Amerikaanse dominantie in de regio wil verdedigen. Op economisch vlak vertelde een van zijn adviseurs ons dat de VS het ‘moederschip’ willen treffen. Het kan betekenen dat Amerika China economisch de wind uit de zeilen wil halen door het te verhinderen nog langer tientallen miljarden aan handelsoverschotten te boeken. Daardoor kan ook de politieke en de militaire opmars worden gestopt.

Vast staat dat het gevecht om het leiderschap pas begonnen is, en dat het zich niet zal beperken tot een paar koraalstranden. Door de tweespalt zullen landen zoals Rusland, Turkije, Egypte en Saudi-Arabië het Westen nog meer uitspelen tegen het Oosten, waardoor ook de Europese invloed verder zal verzwakken.

De nieuwe wapenwedloop in het Oosten zal ook andere spelers aanjagen om de militaire inspanningen op te drijven. Nieuwe strijdperken, zoals cyberaanvallen, zullen aan belang winnen. Het zal de Amerikanen ertoe aanzetten meer van hun militaire capaciteit naar het Oosten te verschuiven, waardoor Europa zijn eigen boontjes zal moeten doppen en ook kleine landen zoals België gedwongen zullen zijn om een grotere bijdrage te leveren. Vandaag bestaat daar weinig animo voor, maar uiteindelijk primeren in zulke kwesties doorgaans de harde veiligheidsbelangen.

Door JONATHAN HOLSLAG

Landen die de Chinese belangen schaden, mogen het uitzweten. Noorse zalm komt er niet in.

Over tien jaar zal China militair zo sterk zijn dat niemand nog een conflict zal willen riskeren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content