Het gebrek aan strijdlust en moed is funest voor Europa

© iStock

‘Als onze achterkleinkinderen over 50 jaar geschiedenisles krijgen, zullen ze leren dat Europa ten onder ging aan een gebrek aan strijd’, voorspelt Jonathan Holslag.

‘Strategische autonomie’, ‘variabele samenwerkingsgeometrie’ en ‘strategische cultuur’: dat moest vorige week de focus worden voor een debat over het Europese buitenlandse beleid voor de Trilaterale Commissie. Die commissie brengt altijd een flink aantal invloedrijke mensen bijeen, dus wilde ik de discussie goed voorbereiden. Maar wat viel er te vertellen over die drie kernwoorden? Was een dergelijke benadering niet net een deel van het probleem? Het gaat immers om complexe structuren en begrippen, over instrumenten, zonder duidelijk te zijn over waar we voor staan in deze wereld. We kunnen nog zo veel reflecteren over beleidsinstrumenten, het zal weinig zin hebben als we ze niet durven te gebruiken.

Niet het gebrek aan inzicht of macht was voor Europa funest, maar het gebrek aan bereidheid om offers te brengen.

Laten we even 50 jaar vooruitspringen, naar 2068. Onze achterkleinkinderen krijgen geschiedenisles en leren daar over een merkwaardig politiek project. ‘Er bestond toen een unie van staten, Europa genaamd’, wordt hun uitgelegd. ‘De leden van de unie droegen vrijheid, waardigheid en solidariteit hoog in het vaandel. De unie had belangrijke troeven. Ze was de grootste markt in de wereld. Ze was een kampioen in innovatie. Alle lidstaten samen legden het tweede grootste defensiebudget op tafel. Het was dus niet meteen een tekort aan macht waar de unie mee kampte. Het was de gewenning aan een lange periode van vrede die Europa traag en aarzelend had gemaakt in het beantwoorden van nieuwe dreigingen.’

‘Toen in 2014 een autoritaire staat een strategisch stukje grensland inlijfde, legden de leden van de unie weliswaar sancties op, maar ze bleven de agressor versterken door er jaarlijks voor 200 miljard dollar olie van te kopen. Ook toen andere autoritaire staten uit het Midden-Oosten de verspreiding van extremisme steunden, bleef Europa hen sterker maken door moderne wapens te ruilen voor olie. Op dezelfde manier schrok Europa er niet voor terug om spitstechnologie en strategische infrastructuur zoals havens uit te blijven wisselen voor goedkope consumptiegoederen, zodat het opkomende Middenrijk de kans schoon zag om zijn digitale autoritarisme uit te rollen tot op de deurdrempel van Europa.’

‘De Europeanen waren niet blind voor wat er zich afspeelde. Wijze mannen en vrouwen praatten erover tijdens conferenties. Ze erkenden dat de vrijheid en de democratie in het gedrang kwamen, maar ze benadrukten ook dat pragmatisme een plicht was, dat Europa de olie en de goedkope consumptiegoederen nodig had, en dat handel de autoritaire partners op termijn wel zou aanzetten om te veranderen. Uiteindelijk was het echter Europa dat, uitgedaagd langs alle kanten, veranderde en versplinterde. Niet het gebrek aan inzicht of macht was voor Europa funest, maar het gebrek aan strijdlust, moed en de bereidheid om offers te brengen voor dat waar het ooit voor stond. Het was een tijdperk van gemiste kansen.’

We blijven rond de hete brij heen dansen.

In de geschiedschrijving gaan een opmars en neergang vaak gepaard met beschrijvingen van elites, adviseurs en eunuchen die tegen zichzelf praatten, bekommerd waren om de beleidsmiddelen, maar de strategische doelen nauwelijks op scherp zetten. Op dezelfde manier is de geschiedenis onverbiddelijk voor rijke samenlevingen die roepen om veiligheid en sterke leiders, maar die veiligheid wensen zonder er zelf iets voor te doen, zonder er zelf offers voor te brengen. Die twee factoren zijn vandaag weer aanwezig. De kans is groot dat onze achterkleinkinderen effectief zo op ons vandaag zullen terugkijken.

We blijven rond de hete brij heen dansen. We weten heel goed dat de positie van onze samenleving ondergraven wordt door een aantal spelers die hun dictatuur omzetten in een concurrentievoordeel, maar we weigeren hun de wind uit te zeilen te halen. Uit vrees voor tegenmaatregelen. Uit vrees voor de woede van materialistische burgers die de toegang tot goedkope consumptiegoederen belangrijker lijken te vinden dan de vrijheid en de welvaart van hun kinderen in de toekomst. Uit vrees ook voor de problemen die onze grote multinationals zullen ondervinden, die met handen en voeten gebonden zijn aan onze autoritaire tegenstrevers.

Nochtans zou die schok ons deugd doen. Als de toegang tot olie en goedkope industrie de prijs is die we moeten betalen om Europa minder afhankelijk te maken van het autoritarisme, dan schuilt daar ook een enorme kans in om onze economie aan te zetten om innovatieve oplossingen te vinden, om de nieuwe industriële revolutie mogelijk te maken. Machtspolitiek en idealen kunnen hand in hand gaan. Als we moedig genoeg zijn, tenminste.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content