Ludo Bekkers

‘Het dilemma van de restauratie van de Notre-Dame: repareren of renoveren?’

Ludo Bekkers Kunst- en fotografierecensent

De Franse president Macron wil de Notre-Dame nog mooier heropgebouwd zien worden over vijf jaar. Maar hoe?, vraagt Ludo Bekkers zich af. ‘Herstellen we in de originele staat of gebruiken we de hedendaagse materialen en middelen om aan te tonen dat ook de 21e eeuw een bijdrage kan leveren aan een historisch gebouw.’

Maandag 15 april even voor 19 uur waren in de dan lopende telvisiejournaals de beelden te zien van een blijkbaar onblusbare brand die, zo zou later blijken, een essentieel architecturaal deel, het dak, van de oorspronkelijk middeleeuwse Parijse Notre-Dame kathedraal totaal vernielde met alle gevolgen vandien.

Niet alleen de inwoners van de Franse hoofdstad stonden ontzet te kijken naar de niet ophoudende vlammenzee maar de hele wereld leek met ontzetting naar de ravage te kijken. Nog diezelfde avond was de Franse president Emmanuel Macron ter plaatse en verkondigde hij met een zelfverzekerdheid die past bij een kordate hoogste gezagsvoerder dat ‘ik wil dat de Notre-Dame nog mooier zal heropgebouwd zal worden over vijf jaar”. (Je veux que Notre-Dame soit rebâtie plus belle encore d’ici cinq années).

Vanaf dag twee werd die uitspraak, wellicht ondoordacht door de emotionele attitude van de Franse president, met enige relativiteit door specialisten in vraag gesteld. Nu, enkele dagen later, en de emoties naar normale proporties zijn teruggebracht wordt ten eerste de omvang van de ramp enigszins gemeten maar ook die presidentiële uitspraak serieus onder oog genomen.

Het dilemma van de restauratie van de Notre-Dame: repareren of renoveren?

De schade is enorm, niet alleen de spectaculaire val van de brandende spitse toren die in de 19e eeuw door architect/urbanist Eugène Viollet-le-Duc (die ook een deel van Brugge een vals middeleeuws aanzicht gaf) aan het gebouw werd toegevoegd, maar het volledige houten dak van het middenschip, men noemde het in vakkringen “le bois”, uit de beginjaren van de 13e eeuw dat gebouwd werd met het hout van zowat 1300 bomen (21 hectaren bos) waarop een loden dak bescherming moest bieden maar dat nu smeltend op de grond stortte.

Bovendien was de steensoort die Viollet-le Duc liet gebruiken en die afkomstig was uit alle hoeken van het land minder bestand tegen hitte en vuur dan gewone baksteen die zelf al vuur had doorstaan. Komt daarbij vorige restauraties waar met materialen en oplossingen werd gewerkt die eens catastrofaal konden worden. Wie met assistentie ooit hogerop een kijkje mocht nemen, moest wel vaststellen dat de schade aan het gebouw voortdurend voortschreed. Het was met lapmiddelen dat minieme elementen werden opgekallefaterd.

Toen in 2013 Andrew Tallon, professor geschiedenis van de middeleeuwse kunst aan het Vassar College in de VS en specialist van de virtuele representatie van kathedralen, de Parijse kerk bezocht op verzoek van het huidige hoofd van de restauratie van het gebouw, ontwierp hij een driedimensionaal laserprofiel dat hem en zijn gastheer met ontzetting sloegen. Het was een ramp zoals het gebouw er aan toe was, verwaarloosd en slechts met veel kosten te herstellen. Maar ja, wie zou dat gaan betalen. De geesten van de politici, lokaal en nationaal, waren wel op wat anders gefocust. En zo komt nu ook aan het licht dat de toestand van deze unieke kathedraal al langer miserabel was en deze brand, hoe tragisch ook, de geesten eindelijk heeft wakker geschud. Het moet nu wel.

Hoe moet men de restauratie aanpakken?

Nog los van het feit dat de vele miljoenen die al aangeboden werden, de nodige kritiek losmaakten is er de kapitale vraag hoe men de restauratie zal aanpakken los van de wat losjes uit de mouw geschudde termijn van vijf jaar.

Er is voor zulk aan de religie vastgeknoopt gebouw een dubbel aspect, het historisch-culturele waar miljoenen toeristen uit de hele wereld komen naar kijken en er is het fundamentele luik, dat van de liturgische functie. Dat tweede speelt alleen bij trouwe gelovigen en die brokkelen af. Emmanuel Todd (1951), socioloog, heeft eens geponeerd dat een doordeweekse mis in de kathedraal van Hanoi meer jongeren aantrekt dan een zondagsmis in de Notre-Dame in Parijs. Men hoeft geen socioloog te zijn om die reflectie te delen. Maar het is uiteraard wel een element in de discussie. De Notre-Dame, net zoals alle andere kerkgebouwen in westelijk Europa, is geen hechte plek meer waar gelovigen hun heil zoeken en vinden. Maar dat mag geen reden zijn om de restauratie van een historisch monument te verwaarlozen ergo herop te bouwen.

Vraag is nu hoe gaat men heropbouwen. Zoals net aangetoond is het monument sowieso in belabberde toestand, los van de prachtige glasramen en de unieke beelden die de ruimte mee bepalen. Er moet dus grondig te werk worden gegaan. De kapitale vraag waar men zich nu in de Franse gespecialiseerde kringen het hoofd zal over buigen en waar later de president en anderen van moeten worden overtuigd is, herstellen we in de originele staat of gebruiken we de hedendaagse materialen en middelen om aan te tonen dat ook de 21e eeuw een bijdrage kan leveren aan een historisch gebouw dat deels vernietigd werd.

Fake, maar eerlijk

Met andere woorden, repareren of renoveren we. De eerste optie kan rekenen op waardering van de meer conservatieven terwijl het tweede met veel kritiek zal overladen worden. Het is een dillema dat nog lange tijd de betrokkenen hun nachtrust kan kosten.

Restaureert men dan wordt het fake, hoe dan ook, wil men eerlijk zijn dan kiest men voor materialen en stijlelementen die verwijzen naar de 21e eeuw, zonder gêne en consequent. Het zal waarschijnlijk niet de gekozen optie worden want er er zijn ook de uitzonderlijk milde sponsors die niet voor het hoofd mogen gestoten worden al valt nog te bezien of de twee kunstminnende grote geldschieters geen partners in crime kunnen worden voor de tweede optie.

Wil men eerlijk zijn dan kiest men voor materialen en stijlelementen die verwijzen naar de 21e eeuw, zonder gêne en consequent.

Om een niet helemaal passende vergelijking te maken met de schilderkunst. Vroeger opteerden zowel restaurateurs als eigenaars van het patrimonium om verdwenen delen van een schilderij nauwgezet weer in de originele versie te herschilderen. Voorbeeld het gestolen zijpaneel uit het Lam Gods retabel in de Gentse kathedraal. De Brusselse fijnschilder die de restauratie uitvoerde slaagde er in om Van Eyck perfect te imiteren en om te bewijzen dat het een remake was gaf hij aan een van de ruiters de fysionomie van koning Leopold III.

Men is later van die visie afgeweken en wilde de schade niet zomaar wegmoffelen. De restauratie legde flagrant bloot dat er ontbrekende delen waren en vulde die op met een neutrale kleur, zoals grijs, of bruin naar gelang de overheersende kleur van het schilderij.

Dat is gebeurd met de Christus aan het kruis van Cimabue die in de Basilica di Santa Croce in het water viel bij de overstromingsramp die Firenze teisterde in november 1966. Het Byzantijns geïnspireerde beschilderde kruisbeeld was dermate gehavend dat grote delen van de verfoppervlakte vernietigd waren door het water. Men heeft beslist om de restauratie uit te voeren door het niet herschilderen van de ontbrekende delen maar de geschonden oppervlakten (en het waren er vele) in te vullen met een neutrale kleur. Wie naar Firenze reist kan zich vergewissen van het resultaat. Het kunstwerk is er niet minder imponerend door geworden.

In Parijs wordt het armworstelen voor een beste oplossing die de 21e eeuw niet ten schande zal maken voor de volgende generaties.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content