‘Filippino’s kijken naar de toekomst en die 25 natuurrampen per jaar incasseren ze gelaten’

Ravage na tyfoon Haiyan, Filipijnen © Plan
Annelies Van Erp
Annelies Van Erp Medewerker van ngo Memisa

‘Op korte tijd zijn we al ver gekomen’, maakt Carin van der hor, Plan-directeur in de Filipijnen de balans op één jaar na Haiyan. Tegelijkertijd veegt ze de kritiek op noodhulp en ontwikkelingssamenwerking van tafel. ‘Als zo’n ramp België zou treffen, zouden ook wij hulp nodig hebben van de internationale gemeenschap.’

Afgelopen weekend was het een jaar geleden dat de tyfoon Haiyan over de Filipijnen raasde en ontelbare huizen vernielden. Haiyan richtte een nooit geziene ravage aan: 4,1 miljoen mensen moesten vluchten, 6.200 slachtoffers kwamen om het leven en bijna 6 miljoen kinderen werden getroffen. ‘Een jaar later, kan ik toch vaststellen dat we op relatief korte tijd, ver zijn gekomen’, vertelt Carin van der hor, Plan-directeur in de Filipijnen. ‘Al is er tegelijkertijd nog veel werk voor de boeg, onder meer een heleboel scholen dienen heropgebouwd te worden.’

Daarbij benadrukt de Nederlandse dat haar organisatie niet alleen inzet op noodhulp, maar dat ook ‘recovery’ een belangrijk onderdeel is. ‘Wij bouwen zelf geen huizen, maar leiden mannen en vrouwen op tot timmerlieden en loodgieters. Dat zijn vaardigheden die ze blijven behouden, ook als wij weg zijn.’

Plan International is reeds lange tijd actief in de Filipijnen -waar stormen niet uitzonderlijk zijn – hoe goed waren jullie voorbereid op Haiyan?

Carin van der hor: ‘De storm had zich aangekondigd, dus we waren een beetje voorbereid. Al hadden we niet op voorhand kunnen voorspellen dat Haiyan (Yolanda zoals de storm hier genoemd wordt) met zo’n vernielende kracht over de Filipijnen zou trekken. In de weken voor de tyfoon hadden we gezorgd voor noodvoorraden, zoals shelters, tabletten om water drinkbaar te maken en voedsel.’

‘Onze eigen Plan-medewerkers konden zichzelf allemaal in veiligheid brengen, niemand kwam om het leven. Dat betekende dat ze onmiddellijk ter plaatse waren en in actie konden schieten. Plan had al 130 personen werkzaam in de regio, terwijl andere organisaties nog moesten gaan rekruteren. Dat is een groot verschil en voordeel geweest.’

Carin van der Hor, Plan-directeur in Filipijnen
Carin van der Hor, Plan-directeur in Filipijnen © Plan

Onmiddellijk na de ramp heerste er ongetwijfeld ontzettend veel chaos. Hoe beslist een organisatie op zo’n moment wie hulp krijgt?

Van der hor: ‘In het begin help je iedereen, de voorraad was groot en kon snel aangevuld worden. Het maakt niet uit of je arm of rijk bent,veel rijke mensen wonen er trouwens niet in het getroffen gebied. Iedereen heeft honger, iedereen wil onderdak, iedereen wil proper water. Dus in het begin is het niet moeilijk om te bepalen wie hulp nodig heeft, namelijk iedereen.’

‘Pas na enkele dagen moet je de doelgroep afbakenen en de zwaksten proberen te bereiken. Wij doen dat in samenwerking met de dorpen. Plan kan niet zomaar vertellen wie wat nodig heeft, daarvoor raadplegen we de lokale gemeenschappen. Dit doen we om spanningen en conflicten te vermijden. Het kost ons een extra dag om te overleggen, maar dat hebben we er voor over. Het levert veel op.’

‘Bovendien dragen we de hulpgoederen niet zomaar over. Niet aan de dorpsraad en ook niet aan iemand van de overheid. Wij monitoren alles zelf om ervoor te zorgen dat het materiaal wel degelijk terechtkomt bij zij die het hardste nodig hebben, zoals personen met een handicap of alleenstaande vrouwen met kinderen.’

Onmiddellijk na de ramp snelden verschillende ngo’s toe. Zorgde deze oververzadiging voor spanning op het terrein?

Van der hor: ‘Ik kan natuurlijk niet voor andere ngo’s spreken, maar in zijn algemeenheid zie je dat het een voordeel is als je al langer vertegenwoordigd bent in het land. We kennen het land en de mensen kennen ons, ze vertrouwen ons. Als je geen vertegenwoordiging hebt (wij noemen dat flying-in ngo’s), dan is het een stuk moeilijker om te bepalen welke regio’s hulp nodig hebben en met wie je kan samenwerken. Ngo’s die zich aan het clustersyteem hielden (waarbij de overheid en de VN de hulp coördineerden) vormden niet zo zeer een probleem. Voornamelijk ngo’s en partners uit de private sector, die niet deelnemen aan het clustersysteem, leverden niet altijd efficiënt werk. Wat zij doen, noemen we truck and chuck hulpverlening. Ze droppen hulp, maar geraken niet op de meest precaire plekken omdat de weg bijvoorbeeld onbereikbaar is of omdat ze de regio onvoldoende kennen. ‘

Wat is dan een beter alternatief, want is niet alle hulp welkom?

Van der hor: ‘Zulke organisaties zouden financiële steun kunnen geven aan organisaties die reeds ter plaatse zijn. Of in de Filipijnen simpelweg deelnemen aan het clustersysteem. Vraag aan de overheid, die de clusters leidt, waar is het geld op dit moment het hardst nodig?

Ik heb niets dan goede woorden voor de samenwerking met de Filipijnse overheid

Carin van der hor

Hoe is jullie samenwerking met de Filipijnse overheid?

Van der hor: ‘Ik heb niets dan goede woorden voor de samenwerking met de Filipijnse overheid. Vanaf dag één hebben we hand in hand gewerkt. Wij geven ze alle data, dus ze weten exact waar we werken en aan welk project. Maar onze lange aanwezigheid ligt waarschijnlijk aan de basis van deze goede relaties, netwerken opbouwen vraagt tijd.’

In Europa wordt noodhulp wel eens sceptisch bekeken. Het zou een druppel op een hete plaat zijn of het geld komt niet juist terecht, klinkt het.

Van der hor: ‘Ik kan je verzekeren, elke euro hier in de Filipijnen helpt. Met vijf euro kan niet alleen voedsel worden aangeschaft, maar ook bijvoorbeeld een hygiënekit. Zo lever je een bijdrage aan de waardigheid van de mensen. Alle kleine beetjes helpen heus wel. Al begrijp ik natuurlijk wel dat steun op een duurzame manier geïnvesteerd moet worden, zoals in opleidingen en trainingen. Wij gebruiken het geld niet alleen voor noodhulp, ook recovery is een belangrijk onderdeel van ons programma. Zo bouwen we zelf geen huizen, maar trainen we mannen en vrouwen tot timmerlieden en loodgieters. Dat zijn vaardigheden die ze blijven behouden, ook als wij weg zijn.’

‘Maar laat me duidelijk zijn, als een ramp van deze omvang in België zou gebeuren, zouden ook wij hulp nodig hebben van de internationale gemeenschap. Er is geen overheid die dit alleen kan.’

Wederopbouw na cycloon Haiyan in Filipijnen
Wederopbouw na cycloon Haiyan in Filipijnen © Plan

Wanneer schakel je over van noodhulp op structurele ontwikkelingssamenwerking? Om het op een oneerbiedige manier te stellen, wanneer schakelt een ontwikkelingsorganisatie als Plan terug over op de ‘orde van de dag’?

Van der hor: ‘Bij ons is het moeilijk om een onderscheid te maken tussen noodhulp en structureel werk. Het is een vloeiend proces. Hoewel we op dit moment al lang geen voedsel meer uitdelen en overgeschakeld zijn op recovery, zijn we niet opnieuw bezig met het werk van voor de ramp. We helpen mensen zodat ze zichzelf kunnen helpen, door bijvoorbeeld zaden te donoren in plaats van voedselpakketten.’

Hoe staat het land er een jaar later voor?

Van der hor: ‘Onze boodschap is dat we in een relatief korte tijd, ontzettend ver zijn gekomen. Ongeveer 14 miljoen mensen, dat is bijna de bevolking van Nederland, was getroffen door de storm. Ruim vier miljoen Filippino’s konden geen intrek meer nemen in hun huis. Dat cijfer is nu teruggedrongen tot 95.000 personen. Als je dat vergelijkt met de situatie in Aceh na de tsunami van 2004, dan is de vooruitgang in de Filipijnen veel sneller. Al is er nog veel werk voor de boeg. Onder meer een heleboel scholen liggen nog in puin en die moeten, op een structureel stevige basis, heropgebouwd worden. Daarom dat we nog zeker tot 2016 programma’s zullen uitwerken.’

Zijn er lessen geleerd uit de tsunami of gaat het om andere landensituaties?

Van der hor: ‘Beide, al is het grote verschil dat de Filipijnse overheid onmiddellijk heeft ingezien dat het land de ramp niet alleen te baas kon en partners nodig had.’

Drinkbaar water in Filipijnen
Drinkbaar water in Filipijnen © Plan

Hoe gaat de lokale bevolking om met de erfenis van Haiyan, leeft ze in angst voor een herhaling?

Van der hor: ‘Eerlijk gezegd soms zou ik wel eens willen dat de bevolking wat minder accepteerde. Filippino’s weten dat zo’n 25 natuurrampen per jaar hun eilanden treffen en ze incasseren maar. Ze kijken altijd naar de toekomst en dat is iets waar wij nog veel van kunnen leren. Al betekent het ook dat we hen er soms aan moeten herinneren dat zo’n ramp vreselijke consequenties heeft en dat je beter voorbereid kan zijn.’

‘Kinderen daarentegen, dat is een groot verschil. Toen ik dagen en weken na de ramp de getroffen gebieden bezocht, trof ik kinderen aan die niet meer op het strand durfden te spelen. Nu een jaar later zie ik ze terug rondhuppelen op het strand en in het water. Het doet me deugd om te zien dat ze bezig zijn met het verwerken van het trauma.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content