Voorpublicatie: Hoe Covid-19 de Europese Unie heeft veranderd

Europees president Charles Michel

COVID-19 heeft niet alleen een grote impact op ons dagelijks leven, het verandert ook de werking en zelfs de toekomst van de Europese Unie. Daarover schreef diplomaat Peter Van Kemseke het verhelderende boek ‘Europe Reinvented: How COVID-19 Is Changing the European Union’. Vanaf deze week is het beschikbaar in België en Nederland. Knack kreeg alvast een inkijk.

‘I wish you all the best for 2020, a more prosperous and greener year built on even greater trust #Europe’. Met deze tweet stuurde de voorzitter van de Europese Raad Charles Michel op de laatste dag van 2019 zijn verwachtingen voor het nieuwe jaar de wereld in. Aan de andere kant van de wereld zette ook Chinees president Xi Jinping vol zelfvertrouwen het nieuwe jaar in. Zijn nieuwjaarspeech aan het Chinese volk was in één zin samen te vatten: ‘alles gaat goed in ons moederland’. Hij had reden om tevreden te zijn. Over de historische Chinese ruimtemissie naar de achterkant van de maan bijvoorbeeld, of over de toenemende militaire sterkte van zijn land. Zelfs over het binnenhalen van de wereldbeker in het vrouwenvolleybal kon het land zich op de borst kloppen.

Peter Van Kemseke is doctor in de geschiedenis van de internationale betrekkingen. Als Belgisch diplomaat werkte hij bij de NAVO, de OVSE, de Verenigde Naties in New York en de Europese Unie. Hij was adjunct-kabinetschef van voormalig voorzitter van de Europese Raad Herman Van Rompuy en werkte voor vicevoorzitter van de Europese Commissie Maro¨ ¦ef?ovi?. Hij schreef deze bijdrage in eigen naam.

Maar niet alle Chinezen waren er even gerust op. Die avond waren in de centraal-Chinese stad Wuhan de ambtenaren van volksgezondheid nog druk aan het werk. Ze hadden eerder die dag de Wereldgezondheidsorganisatie ingelicht over 27 gevallen van ‘een vorm van longontsteking’ in hun stad. Veel was er nog niet geweten over de nieuwe ziekte, maar bij het lokale medisch personeel waren enkele dagen eerder de alarmbellen gaan rinkelen. Hun vermoedens werden bevestigd op 30 december, toen dr. Ai Fen, de directeur van de spoeddienst van Wuhan Central Hospital, de laboresultaten had gekregen van een van haar patiënten: ‘SARS Coronavirus’. Ze omcirkelde het woord ‘SARS’, nam een foto en stuurde die naar enkele van haar collega’s. Een ervan, de 34-jarige oogarts Li Wenliang verspreidde die verder via WeChat. Ondanks de gelijkenissen met SARS, dat vijftien jaar eerder honderden slachtoffers had gemaakt, probeerden de Chinese autoriteiten aanvankelijk te sussen: ‘de ziekte was onder controle te krijgen, kon voorkomen en genezen worden’. De betrokken artsen werden op het matje geroepen voor het ‘verspreiden van geruchten’. Maar het nieuws vond zijn weg. Een kleine week later publiceerden The New York Times en The Wall Street Journal de allereerste artikels buiten China over ‘het nieuwe virus’.

Tegen dan was dat nieuwe virus, dat de naam ‘SARS-Cov-2’ kreeg, in alle discretie aan zijn wereldwijde opmars begonnen. Wuhan, een stad van 11 miljoen inwoners, grosso modo de bevolking van België, was bijzonder goed geconnecteerd met tal van steden binnen en buiten China. Met de hogesnelheidstrein is het slechts enkele uurtjes naar Shanghai of Guangzhou. Vanuit de internationale luchthaven zijn er rechtstreekse vluchten naar een honderdtal bestemmingen in achttien landen, waaronder enkele Europese: drie per week naar Rome, drie naar Londen, zes naar Parijs. Het was een kwestie van tijd alvorens het virus ook Europa zou aandoen.

De EU op een rollercoaster

Eenmaal in Europa nam het virus de Europese Unie mee op een rollercoasterrit. Wanneer de eerste ‘minigolf’ van besmettingen aanspoelde in een handvol Europese landen, tussen 24 januari en begin februari, stelde de Europese Unie zichzelf vooral gerust: ‘Geen paniek, we zijn voorbereid.’ Voor een deel was dat ook zo. In een kwarteeuw van gezondheidscrisissen was de Europese gereedschapskist sterk aangevuld. Bovendien was de seizoensgriep nog altijd een pak gevaarlijker, en hadden andere virussen, met name SARS en MERS, Europa grotendeels links laten liggen. Sommigen herinnerden zich nog hoe politici in hun aanpak van de varkensgriep in 2009 fel bekritiseerd waren. Niet omdat ze te weinig hadden gedaan, maar net omdat ze te veel hadden gedaan. Honderdduizenden vaccins aankopen voor een virus dat al met al minder erg bleek dan gevreesd? ‘Lobbywerk van de farmaceutische industrie.’

In de moeilijke context die ons te wachten staat, is een sterke EU geen luxe, maar een noodzaak.

In het laatste weekend van februari 2020 explodeerde het aantal COVID-19 besmettingen in Italië. Volgens Europees Commissaris Janez Lenar?i?, bevoegd voor crisisbeheer, kwam het keerpunt op 28 februari, de dag dat Italië bijstand vroeg aan andere EU-landen. Er volgde een pijnlijke stilte. Beleidsmakers beseften dat ze minder goed waren voorbereid dan ze dachten. Dat hun voorraden medisch beschermingsmateriaal ontoereikend waren en ze die maar beter voor zichzelf konden houden. Er volgde een periode van egoïstische improvisatie.

Met Europese solidariteit in duigen, financiële markten die steeds nerveuzer werden en dichtslibbende grensovergangen kwamen de Europese leiders voor het eerst tussen, op 10 maart. Na enkele weken van onoverzichtelijk paniekvoetbal rechtte de Europese Unie haar rug. Improvisatie maakte plaats voor beleid. De Europese economieën gingen in een kunstmatige coma, ‘groene lanen’ die een vlot transport door de grensovergangen mogelijk maakten, hielden de eengemaakte Europese markt in leven. Medisch materiaal en ziekenhuisbedden werden ter beschikking gesteld van landen die dit het meest nodig hadden. Het was pompen of verzuipen, maar de solidariteit herstelde zich.

Vanaf midden mei begon een nieuwe fase: de Europese Unie klom stilaan uit het dal en kon zich beginnen voor te bereiden op een lange periode van herstel, in een grondig gewijzigde internationale context. De weg hiervoor werd geëffend op 18 mei door bondskanselier Merkel en President Macron, die – geen moment te vroeg – de Duits-Franse motor weer op toerental brachten. De Europese Commissie pikte hier graag op in met haar eigen voorstel ‘Next Generation EU’, een omvangrijk herstelplan dat werd ingebed in een Europese meerjarenbegroting, samen goed voor zo’n 1.850 miljard euro. In 90 uur onderhandelen tussen de Europese leiders bleef deze constructie overeind – ze gingen wel voor een wat minimalistischer interieur. Het akkoord van de Europese Raad, op 21 juli, is het voorlopige sluitstuk van zes maanden die de Europese Unie veranderden.

Europe Reinvented: How COVID-19 is Changing the European Union. Augustus 2020. Uitgeverij Boeklyn International. 228 p.
Europe Reinvented: How COVID-19 is Changing the European Union. Augustus 2020. Uitgeverij Boeklyn International. 228 p.© .

Lessen trekken uit de stresstest

De COVID-19-pandemie was een stresstest voor de Europese Unie en haar lidstaten en legde enkele structurele zwakheden bloot die tijdens de pandemie heel zichtbaar kwamen bovendrijven.

Een eerste vaststelling: de COVID-19-pandemie legde de grenzen bloot van wat de Europese Unie aankan, zowel op vlak van kortetermijncrisisbeheer als op vlak van langetermijnplanning (‘foresight’ in het jargon). Een aantal mechanismen die voortvloeiden uit eerdere crisissen – zoals de gezamenlijke aankoop van medisch materiaal – werden nu snel, zij het met wisselend succes, ingezet. Maar op een aantal domeinen – vooral waar de bevoegdheden niet in handen waren van de EU maar van nationale overheden – ontbrak een geoliede aanpak. De chaos waarmee in de Schengenzone grenzen werden gesloten is niet voor herhaling vatbaar. Grens- en seizoenarbeiders, medisch personeel, vrachtwagenchauffeurs met bederfelijke goederen in hun truck – allen kwamen ze vast te zitten op plaatsen waar tot dan geen grenzen meer waren. Slechts met mondjesmaat kwamen er afspraken. De grondleggers van Schengen hadden zich de 35e verjaardag allicht heel anders voorgesteld.

Even dwingend is het versterken van de Europese ‘foresight’-capaciteit. Aan studies die haarfijn deze pandemie voorspelden is er geen gebrek, ook niet op Europees niveau. Binnen de Europese Commissie is voor het eerst een vicevoorzitter verantwoordelijk voor ‘foresight’. De Dienst Extern Optreden van de EU (het Europees ministerie van Buitenlandse Zaken) heeft een dienst ‘beleidsplanning’. Steeds meer lidstaten (ook België) versterken een eigen dienst beleidsplanning of bouwen er een uit. De uitdaging is om al die stukjes informatie samen te leggen én te laten doorwegen op het beleid. Precies daar schort het. Zoals het blad Foreign Policy in september 2019 – op een zucht van de uitbraak – titelde: ‘Apocalyptic Pandemic is Coming but Nobody is Interested in Doing Something about it’. Voor de goede orde: met ‘apocalyptic’ bedoelden de auteurs niet eens de huidige pandemie. In dezelfde maand publiceerde de Wereldgezondheidsorganisatie een rapport waarin ze waarschuwde voor ’the big one’, met 50 tot 80 miljoen doden wereldwijd, een veelvoud van de (nu) 775.000 dodelijke slachtoffers van COVID-19. Een gewaarschuwd continent is er twee waard.

Tussen half maart en begin mei kocht de Europese Centrale Bank massaal schuldpapier op. Bijna zeven keer zoveel als de inspanningen die ze leverde begin jaren 2010 om de euro te redden. Deze stilaan hardnekkige verslaving aan goedkoop geld is niet eeuwig houdbaar.

Ten tweede: COVID-19 toonde (nogmaals) hoe afhankelijk de EU is van het buitenland, van Chinese mondmaskers en Indische geneesmiddelen tot Amerikaanse programma’s om te videobellen en software voor contact tracing. Een idee dat de laatste jaren niet meer weg te denken is uit toespraken – dat van ‘Europese soevereiniteit’ – moet snel vorm krijgen. Eenvoudig gezegd: bedrijven die in Europa gevestigd zijn, moeten overtuigd worden om er te blijven. In een aantal strategische sectoren zoals geneesmiddelen, nutsvoorzieningen, telecom, maar ook media moeten producenten naar Europa teruggehaald worden. Dat klinkt eenvoudiger dan het is. Neem het voorbeeld van buitenlandse investeringen binnen de EU. Het is evident dat Europese bedrijven die nu in financiële moeilijkheden geraken een aantrekkelijke prooi zijn voor buitenlandse investeerders, die in het geval van China of enkele Golfstaten kunnen rekenen op ruime overheidssteun. Dat soort investeringen dient grondig gescreend te worden, liefst via een meer Europese aanpak dan diegene die we nu hebben, met veertien nationale screeningmechanismen die vaak sterk van elkaar verschillen. Weliswaar met een zekere terughoudendheid, zonder alle buitenlandse investeringen, in 2017 nog goed voor 16 miljoen nieuwe banen in de EU, droog te leggen. Met andere woorden: ‘protect without protectionism’.

Europese soevereiniteit vereist ook een pragmatisch Europees industriebeleid. Tot voor kort was het allesbehalve sexy om hierover te spreken. Het was de dienstensector die hip was, vernieuwend was, en banen creëerde. Het beeld van een industrie met repetitieve, monotone en laagbetaalde banen is echter voorbij, ingehaald door de digitale revolutie. De auto van de toekomst is software op wielen. Industrie draait om innovatie, creativiteit, data. Toen ik de Legofabriek bezocht in Billund, Denemarken, werd me dat duidelijk gemaakt door de CEO: ‘de eerste keer dat een mens een legoblokje aanraakt is wanneer die de doos opent’. De fabriek zelf voelt aan als een ruimteschip: robots, zelfrijdende wagentjes, één toezichter. Industrie vindt zichzelf heruit, maar dan moeten we wel de technologische basis in Europa houden. Daar is geen nieuwe strategie voor nodig – de EU produceerde zes industriële strategieën in vijftien jaar tijd – maar heel concrete projecten, naar het voorbeeld van de European Battery Alliance en de Clean Hydrogen Alliance.

Derde les: in de ‘strijd van modellen’ die China en de Verenigde Staten tijdens de COVID-19-crisis voerden, moet de EU met meer branie haar eigen model durven te promoten. De pandemie verscherpte de contouren van dat model. Op de slappe koord tussen economie en gezondheid kozen Europese beleidsmakers (doorgaans) voor het redden van mensenlevens en het beschermen van fundamentele vrijheden. In Europa gaan we anders om met privacy dan in een aantal Aziatische landen. Europa toonde, zij het aanvankelijk wat moeizaam, een mondiale reflex, en mondiale solidariteit. Het organiseerde een humanitaire luchtbrug, zette een belangrijke donorconferentie op, bleef loyaal aan de Wereldgezondheidsorganisatie, ondanks haar tekortkomingen. Ook binnen de Unie staat de rechtsstaat onder druk, maar tegelijk is er een ijzersterk besef dat het virus de fundamentele Europese waarden niet mag infecteren. Dit maakt deel uit van het Europese DNA én – uiteindelijk – van de Europese aantrekkingskracht. In Wit-Rusland, Hong Kong en Libanon snakken ze ernaar.

Het zou een enorme vergissing zijn om nu door de enorme kostprijs van de pandemie de Europese ‘Green Deal’ op de lange baan te schuiven.

Ten vierde, de economie. Tussen half maart en begin mei kocht de Europese Centrale Bank massaal schuldpapier op. Bijna zeven keer zoveel als de inspanningen die ze leverde begin jaren 2010 om de euro te redden. Nadat de Europese economieën in een kunstmatige coma waren gebracht bleek dit hun levenslijn. Maar deze stilaan hardnekkige verslaving aan goedkoop geld is niet eeuwig houdbaar. Precies daarom is de beslissing van de Europese Raad van 21 juli om gezamenlijke Europese schuld uit te geven om het herstelbeleid te financieren, ondersteund door nieuwe Europese inkomsten, zo belangrijk. Het is niet helemaal een ‘Hamiltonian moment’ – een verwijzing naar de eerste Amerikaanse minister van Financiën die de schulden van de Amerikaanse staten bundelde – maar het komt aardig in de buurt van wat Charles Michel een ‘Copernicaanse evolutie’ noemde. Dit alleen zal niet voldoende zijn. Een snelle terugkeer naar de Europese regels van staatssteun dringt zich op. Als rijkere landen met diepe binnenzakken massaal geld kunnen investeren in hun economie en diep getroffen landen die middelen niet hebben, dreigt dat de kloof tussen lidstaten nog te vergroten. Minstens even belangrijk is dat die herstelinvesteringen binnen een Europees kader plaatsvinden. In de woorden van vicevoorzitter van de Europese Commissie Frans Timmermans: ‘laat ons geen geld gooien in de oude economie’, maar in innovatie, digitalisering, vergroening.

Vergroening, duurzaamheid: dat is meteen een zesde, en misschien wel belangrijkste conclusie uit deze pandemie. COVID-19 was in grote mate een direct gevolg van hoe we omgaan met onze omgeving. Wetenschappers zijn het erover eens dat trends als toenemende ontbossing en verstedelijking het tempo versnellen waarmee virussen van dier op mens springen. En toch is dit slechts het topje van de ijsberg. Een verwante maar veel grotere uitdaging staat voor de deur, en staat al eigenlijk al met één voet binnen: klimaatwijziging. Het zou een enorme vergissing zijn om nu door de enorme kostprijs van de pandemie de Europese ‘Green Deal’ op de lange baan te schuiven. Als de pandemie één ding aantoonde, is het dat de groene transitie net een deel van de oplossing is. Tijdens de hele COVID-19-crisis stonden we op en gingen we slapen met adviezen en duiding door virologen. Zouden we niet even intens de klimaatwetenschappers aan het woord laten?

Geen luxe, maar noodzaak

Deze zes prioriteiten – het boek vermeldt er nog andere – zijn grotendeels weerspiegeld in het akkoord van de Europese Raad van 21 juli. Dat akkoord is uiteraard niet perfect – welk budget is dat wel? Ik ben de eerste om te pleiten voor een verhoging van het budget voor Erasmus+, voor een nóg ambitieuzer innovatieprogramma of voor meer middelen voor een sterker Europees buitenlands beleid. Misschien kan het Europees Parlement de komende weken alsnog iets uit de brand slepen. Maar nu is het tijd om aan de slag te gaan met de instrumenten die er zijn en die de EU wel degelijk toelaten zichzelf heruit te vinden. Eén voorbeeld: 30 procent van alle Europese middelen zal naar klimaatactie gaan: welke mogendheid doet beter? Met zo een meerjarenbegroting kun je aan de slag.

En het zal nodig zijn. In de komende maanden, mogelijk zelfs al weken, zal er geen gebrek zijn aan crisissen. De dreiging van illegale migratie is er nog steeds. Gewapende conflicten aan de grenzen van Europa kunnen verder toenemen. Sociaaleconomische ongelijkheid wordt scherper, ook in de EU. Populisten zullen daarvan gebruikmaken om nog prominenter de kop op te steken. COVID-19 is verre van verslagen en nieuwe virussen staan al klaar. Multilaterale samenwerking staat onder druk, en internationaal leiderschap wordt een steeds schaarser goed. In zo’n context is een sterke EU geen luxe, maar een noodzaak.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content